In deze zaak vordert eiseres, wonende te Den Haag, ontruiming van een woning die door gedaagde, wonende te Rotterdam, in gebruik is. Eiseres heeft de woning verkocht aan een derde en stelt dat er geen huurverhouding bestaat tussen haar en gedaagde. Gedaagde betwist dit en stelt dat hij recht heeft op huurbescherming. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een huurverhouding. Eiseres heeft de woning in gebruik gegeven aan gedaagde, die op zijn beurt onderhoudskosten en VvE-bijdragen heeft betaald. De voorzieningenrechter concludeert dat de vorderingen van eiseres worden afgewezen, omdat de situatie van gedaagde niet is veranderd sinds het overlijden van zijn vader, de erflater. De voorzieningenrechter wijst erop dat de verkoop van de woning door eiseres zonder overleg met gedaagde niet rechtsgeldig is, en dat de gevolgen daarvan voor haar rekening komen. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.393,00.