ECLI:NL:RBROT:2023:4390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
71/303216-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van verlengde invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne en voorbereidingshandelingen daartoe. De zaak, die onderdeel uitmaakte van het onderzoek 26Grays, betrof de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne vanuit Costa Rica. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de verlengde invoer van 4.150 kg cocaïne, maar wel bewezenverklaring van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van 10 gram cocaïne, en het medeplegen van voorbereidingshandelingen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de betrokkenheid van de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet herkend kon worden als bestuurder of bijrijder van de vrachtwagen die betrokken was bij het ophalen van de bin met cocaïne. De feitelijke handelingen van de verdachte konden niet worden vastgesteld, waardoor de aan hem tenlastegelegde feiten niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten en gelast de teruggave van in beslag genomen goederen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/303216-21
Datum uitspraak: 25 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 8, 9 en 11 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. G. Rip en P. Huttenhuis (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde (verlengde) invoer van 4.150 kg cocaïne;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van een hoeveelheid (10 gram) cocaïne, en het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek van voorarrest alsmede een geldboete van € 26.520,-.

4..Vrijspraak feit 1 en 2

4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne, namelijk het door de douane teruggeplaatste monster na inbeslagname van de ingevoerde partij (feit 1), en aan het bevorderen en voorbereiden van de invoer en het vervoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland (feit 2). De rol van de verdachte bestond uit het met een vrachtwagen ophalen van een bin bij [bedrijf01] , waarvan verondersteld werd dat er cocaïne in zat, samen met de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna [medeverdachte01] ). Vervolgens hebben zij deze bin vanaf het terrein van [bedrijf01] vervoerd naar een onbekende locatie. De betrokkenheid van de verdachte blijkt onder meer uit de OVC-gesprekken en de Track & Trace-gegevens van de vrachtwagen waarmee de bin is opgehaald.
4.2.
Feitelijke vaststellingen
Uit het dossier en uit hetgeen op de zitting is besproken heeft de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden afgeleid.
De Dienst Landelijke Recherche heeft van de DLIO een proces-verbaal ontvangen over mogelijke invoer van cocaïne in vaten met ananassap vanuit Costa Rica, waarna op 16 augustus 2021 het onderzoek 26GRAYS is gestart. Op 17 augustus 2021 zijn in de haven van Rotterdam drie containers gelost van het schip ‘ [naam schip01] ’. De containers waren geladen met ananassap, afkomstig uit Costa Rica. De drie containers staan op één Bill of Lading en zijn voorzien van de nummers [containernummer01] , [containernummer02] en [containernummer03] .
Tijdens een controle van de container [containernummer01] wordt een 'bin' (minicontainer) met daarin circa 650 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. Ook worden in deze bin een GPS-baken en twee douanezegels aangetroffen. Deze douanezegels zijn identiek aan de douanezegels die op de container zijn aangebracht.
Na de inbeslagname van de circa 650 kilogram cocaïne is de bin gevuld met zand en houten blokken. In deze bin is een zakje met 10 gram cocaïne teruggeplaatst met daarop vermeld ‘Harc A’. Het aangetroffen GPS-baken is teruggeplaatst in de bin en hierna is deze bin teruggeplaatst in de container [containernummer01] .
In container [containernummer03] worden zestien bins aangetroffen, gevuld met ananassap.
In container [containernummer02] wordt in zes bins een hoeveelheid van in totaal circa 3.500 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. Deze bins worden vervangen door zes met ananassap gevulde bins uit de container [containernummer03] .
De zes inmiddels lege bins uit de container [containernummer02] worden in de container [containernummer03] geplaatst.
Op 19 augustus 2021 zijn de drie containers gelost bij het bedrijf [bedrijf01] in Rotterdam in loods E. Naar aanleiding van een melding van de vondst van zes lege bins in een van de containers heeft de politie op het bedrijfsterrein nader onderzoek gedaan. Daarbij is de bin met blokken, zand en het terugplaatsmonster cocaïne niet aangetroffen.
Op camerabeelden van het bedrijf is te zien dat op 23 augustus 2021 een kleine, witte vrachtwagen achter een vorkheftruck aan het [bedrijf01] -terrein oprijdt en stopt bij Beuk “H”. Vervolgens is te zien dat de vorkheftruck vanaf de ingang van loodsen H en E komt gereden, beladen met één zilverkleurige bin. De bestuurder van de vrachtwagen stapt uit en loopt naar de achterkant van de vrachtwagen. Niet te zien is wat daar gebeurt. Kort daarna rijdt de vrachtwagen weg en verlaat het terrein.
Uit de Track & Trace-gegevens van de vrachtwagen blijkt dat deze na het verlaten van het [bedrijf01] -terrein, is geparkeerd op de Linschotenstraat te Rotterdam en daar heeft gestaan tot 26 augustus 2021. Die dag rijdt de vrachtwagen na verschillende tussenstops uiteindelijk naar de locatie van het autoverhuurbedrijf waar hij is gehuurd. Eén van de tussenstops wordt gemaakt bij de Persoonskade te Rotterdam. Op 1 en 14 oktober 2021 worden in het water van de Persoonshaven in totaal 31 met tape omwikkelde houten blokken aangetroffen, gelijk aan de blokken die ter vervanging van de in beslag genomen cocaïne in een van de bins zijn geplaatst.
In OVC gesprekken die bij [bedrijf01] zijn opgenomen vanaf 30 augustus 2021, worden de namen “ [naam01] ” en “ [verdachte01] ” genoemd als betrokkenen bij (het ophalen van) de bin waarin de blokken en het zand zaten. Over [naam01] wordt gezegd dat hij bij [naam02] heeft zitten janken en dat hij [verdachte01] niet bereiken kon. Op 6 september 2021 zou hij naar het huis van [verdachte01] gaan. [verdachte01] zou een maat van [naam01] zijn.
4.3.
Beoordeling
Uit de OVC gesprekken kan worden afgeleid dat [naam01] de schakel is tussen betrokken [bedrijf01] -medewerkers en [verdachte01] . Ook lijkt uit die gesprekken te volgen dat [naam01] en [verdachte01] betrokken waren bij het ophalen van de bin met blokken en zand op 23 augustus 2021.
Het dossier rechtvaardigt de conclusie dat de “ [naam01] ” die is genoemd in de OVC gesprekken medeverdachte [medeverdachte01] betreft. [medeverdachte01] en [naam02] hebben bevestigd dat [medeverdachte01] bij [naam02] heeft zitten janken.
In de telefoon van [medeverdachte01] komt één contactpersoon met de naam [verdachte01] voor. Het telefoonnummer van deze [verdachte01] is het nummer dat door de verdachte wordt gebruikt. Uit de historische gegevens van de telefoon van [medeverdachte01] blijkt dat hij na 31 augustus 2021 geen contact meer met [verdachte01] krijgt. Uit zendmastgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte01] blijkt dat zijn telefoon op 6 september 2021 een mast aanstraalt in de buurt van de woning van verdachte. De telefoon van verdachte straalt deze zendmast ook regelmatig aan. Blijkbaar was [medeverdachte01] op 6 september 2021 bij de woning van de verdachte. Deze gegevens sluiten aan bij de inhoud van de OVC-gesprekken, waaruit blijkt dat het [naam01] niet lukt om contact te krijgen met de verdachte en dat hij daarom op 6 september 2021 naar diens huis gaat. Op grond hiervan is de conclusie gerechtvaardigd dat de “ [verdachte01] ” die in de OVC-gesprekken wordt genoemd de verdachte betreft.
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld welke handelingen de verdachte en [medeverdachte01] met betrekking tot de in beslag genomen cocaïne en het vervoer van de bin met zand hebben verricht. Hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd maakt dat niet anders. De verdachten zijn niet herkend als bestuurder of bijrijder van de witte vrachtwagen. Ook op andere wijze kan niet worden vastgesteld dat zij op 23 augustus 2021 in de witte vrachtwagen zaten toen die de bin ophaalde bij [bedrijf01] . Dat de vrachtwagen op 300 meter van de woning van de verdachte geparkeerd heeft gestaan en op 23 augustus 2021 langs de woning van [medeverdachte01] lijkt te zijn gereden, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat zij op dat moment in de vrachtwagen zaten. Dit geldt ook voor 26 augustus 2021, de dag waarop de inhoud van de bin mogelijk in de Persoonshaven is gedumpt. De man op wiens naam de vrachtwagen is gehuurd, heeft verklaard beide verdachten niet te kennen.
Doordat de feitelijke handelingen van de verdachten niet kunnen worden vastgesteld en daardoor evenmin welke rol zij bij de invoer en het vervoer van de bins hebben gespeeld, kunnen de aan hen tenlastegelegde feiten niet worden bewezen en zullen zij daarvan vrijgesproken worden.
4.4.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..In beslag genomen voorwerpen

Nu de verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten zal de rechtbank de teruggave gelasten van de goederen die onder hem in beslag zijn genomen, en niet reeds zijn teruggegeven. Dit betreft een zwarte iPhone (HO038.01.01.001) en een tweetal geldbedragen (HO038.03.01.001 en HO038.04.01.001) zoals hierna in de beslissing vermeld.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de op de doorgenummerde pagina’s 420 en 421 genoemde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
  • zwarte iPhone (HO038.01.01.001)
  • biljetten van 50,00 x 60 stuks en 10,00 x 2 stuks (HO038.03.01.001)
  • biljetten totaal 23.500,00 (HO038.04.01.001);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2021 tot en met 23 augustus 2021 te
Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (daaronder mede
begrepen invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), althans opzettelijk
heeft vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van (ongeveer) 4150 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )
2
hij in of omstreeks de periode van 16 augustus 2021 tot en met 23 augustus 2021 te
Rotterdam, althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen
en/of,
- het opzettelijk , verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van
een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
immers, heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar
- de bins waarin de cocaïne aanwezig was geweest uitgeladen, verplaatst, vervoerd
en/of verwisseld met een of meerdere reeds aanwezige bin(s) en/of
- de bin(s) waarin de cocaïne aanwezig was geweest in een vrachtwagen geladen
en/of
- voornoemde bin(s) vanaf het terrein van [bedrijf01] vervoerd naar een tot op heden
onbekend gebleven locatie;
( art 10a lid l ahf/sub 1 alinea Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet,
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet )