ECLI:NL:RBROT:2023:4361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
ROT 21/5054
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan slachthuis wegens overtreding van de Wet dieren door vervoeren van vlees met te hoge temperatuur

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres, een slachthuis, tegen een boete van € 2.500,- die haar is opgelegd wegens een overtreding van de Wet dieren. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, naar aanleiding van een rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) dat op 15 februari 2021 is opgemaakt. De rechtbank heeft op 2 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank stelt vast dat het vlees dat door eiseres werd vervoerd, niet de vereiste temperatuur van maximaal 7 °C had bereikt. Dit werd vastgesteld door toezichthouders van de NVWA die op 18 januari 2021 een controle uitvoerden. Bij de controle werd een temperatuur van 31,2 °C en 34,1 °C gemeten bij de karkassen, en 23,1 °C bij het orgaanvlees. Eiseres betwist de bevindingen en stelt dat het vlees mogelijk eerder op de juiste temperatuur is ingeladen en later is opgewarmd. De rechtbank oordeelt echter dat de toezichthouders op basis van hun metingen en de omstandigheden voldoende bewijs hebben geleverd dat het vlees bij het verlaten van het slachthuis niet aan de temperatuurseisen voldeed.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en dat de opgelegde boete rechtmatig is. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete en de rechtbank ziet geen aanleiding om deze te matigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 19 mei 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5054

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. C.A. van Kooten-de Jong),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. E.M. Scheffer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van € 2.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 7 mei 2021 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 18 augustus 2021 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam] , de gemachtigde van verweerder en [naam] en [naam] , toezichthouders bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 15 februari 2021 is opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. De toezichthouder schrijft in het rapport onder meer het volgende.

Op maandag 18 januari 2021 omstreeks 14.45 uur bevond ik, [naam] en collega [naam] , ons voor surveillance, in een opvallende herkenbare dienstauto van de NVWA in de buurt van [eiseres] te [plaats] .
Wij zagen dat een vervoermiddel, zijnde een busje, ons voorbij reed. Wij besloten dit vervoermiddel in controle te nemen. Via een volg- en stopteken op de transparant van de auto heeft collega [naam] , het vervoermiddel doen stoppen bij een tankstation aan [adres]. Wij zagen dat het vervoermiddel voorzien was van het Nederlandse kenteken [kenteken] .
Wij, [naam] en collega [naam] , hebben de chauffeur om beurten aangesproken, ons in onze functie aan hem bekendgemaakt en gelegitimeerd via het ons van dienstwege verstrekte legitimatiebewijs als toezichthouder van de NVWA, en hebben het doel van de controle aan hem meegedeeld. Hierop stelde de chauffeur zich aan ons voor als [naam] .
Collega [naam] , vroeg aan de chauffeur of het vervoermiddel geladen was, daarop antwoordde hij bevestigend. Op mijn, [naam] , verzoek opende hij de deuren van het vervoermiddel. Ik, [naam] , zag dat er een 2-tal karkassen aanwezig waren die in de hoek van de laadruimte waren neergezet en 1 kratje met orgaanvlees ernaast.
Ik, [naam] , zag, toen ik wat dichter bij was gekomen, dat het karkassen van lammeren waren. Ik heb mijn thermometer, ter beschikking gesteld door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en gekalibreerd conform de NVWA kwaliteitsprocedures, gepakt en ben een 2-tal temperaturen gaan nemen van de karkassen. Bij het meten van de eerste karkas in het dikste gedeelte van dat karkas was de temperatuur 31.2 graden Celsius. Daarop heb ik nog een temperatuur genomen in het dikste gedeelte van het andere karkas die 34.1 graden Celsius was. De in totaal 2 karkassen van lammeren waren, gezien het etiket op de karkassen, afkomstig van slachterij [eiseres] . Verder zag ik nog een rood kratje staan met daarin orgaanvlees. Ook van het orgaanvlees heb ik een temperatuur genomen en dat was met 23.1 graden Celsius ook veel te warm.
[…]
Ik, [naam] , heb de chauffeur van het vervoermiddel opdracht gegeven om de karkassen en het rode kratje met orgaanvlees terug naar de slachterij [eiseres] te brengen om ze daar uit te laden en vervolgens weer verder te laten koelen. Wij zijn achter de chauffeur aangereden en heb gezien dat de karkassen en het rode kratje met orgaanvlees werden uitgeladen en in de koelcel werden gezet.
Op de slachterij hebben wij, [naam] en [naam] , ons gemeld bij een medewerker van de slachterij die op zijn beurt de directeur heeft gebeld. Niet veel later kwam er een vrouw naar ons toelopen die zich later aan mij, [naam] , middels een rijbewijs, opgaf te zijn:
[naam] geboren op [datum] te [plaats] en wonend aan de [adres] en hierna te noemen overtreder [naam] .
Collega [naam] , vroeg aan overtreder [naam] , nadat hij gezegd had dat zij niet verplicht was tot antwoorden, of zij een verklaring wilde afleggen. Ze verklaarde omstreeks 15.25 uur, in het bijzijn van chauffeur [naam] , het volgende:
Ik heb voor dit vervoer geen toestemming gegeven. Ik heb het hier met de overtreder al een paar keer over gehad dat hij het warme vlees niet eerder mag meenemen. Nu is het door een medewerker van onze slachterij aan hem meegegeven.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De opslag en het vervoeren van vlees van als landbouwhuisdieren gehouden hoefdieren voldeed niet aan de gestelde norm. De temperatuur van de vleesdelen was hoger dan de wettelijk gestelde norm van maximaal 7°C en van de slachtafvallen was de temperatuur hoger dan de wettelijk gestelde norm van maximaal 3°C.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, onder d, van de Regeling dierlijke producten, en gelezen in samenhang met artikel 3, eerste lid 1, en Bijlage III, sectie I, Hoofdstuk VII, punt 1 en 3, van de Verordening 853/2004 [1] .
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 2.500,-. Dit is het standaardboetebedrag dat daarvoor geldt op grond van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat het rapport van bevindingen de overtreding niet bewijst. In het rapport staat niet of en wanneer het vlees is opgehaald bij eiseres. Er blijkt niet uit dat de toezichthouders hebben gezien dat de auto bij eiseres vandaan kwam en daar het vlees heeft ingeladen. Niet is uit te sluiten dat het vlees eerder - op juiste temperatuur - bij eiseres is ingeladen - en daarna is opgewarmd in de auto. Het etiket op de karkassen zegt ook niets over de temperatuur ervan bij het verlaten van het slachthuis. Daarbij heeft mevrouw [naam] verklaard dat zij voor dit vervoer geen toestemming heeft gegeven. De in het rapport weergegeven verklaring van mevrouw [naam] wordt ook uitdrukkelijke betwist; zij heeft deze verklaring afgelegd in de veronderstelling die door de toezichthouders werd gewekt dat het vlees daadwerkelijk ongekoeld is meegegeven door een medewerker. Later is zij de kwestie gaan uitzoeken en toen bleek dat het vlees niet in de administratie van de slachterij is opgenomen, zodat zij ook niet kon vaststellen dat het vlees ook daadwerkelijk is meegegeven. Voorts betwist eiseres dat de door de toezichthouders gebruikte thermometer de correcte temperatuur heeft gemeten en betrouwbaar is. De kalibratie is niet door een externe onafhankelijke partij gecontroleerd, aldus eiseres.
6.1.
Uit punt 1 tot en met 3 van Hoofdstuk VII, sectie I, Bijlage III van Verordening 853/2004 volgt dat slachterijen ervoor moeten zorgen dat dat vlees en slachtafval na de PM-keuring wordt gekoeld tot respectievelijk 7 °C en 3 °C en dat het die temperatuur moet hebben bereikt en moet behouden als het wordt opgeslagen en vervoerd. In het rapport van bevindingen staat dat een toezichthouder bij twee karkassen die werden vervoerd een temperatuur heeft gemeten van 31,2 °C en 34,1 °C (daarvan zijn ook foto’s bij het rapport gevoegd) en bij het orgaanvlees een temperatuur van 23,1 °C. In het rapport staat dat de toezichthouder daarbij gebruikt heeft gemaakt van een door de NVWA ter beschikking gestelde en gekalibreerde thermometer. Verweerder heeft in bezwaar toegelicht dat de thermometers regelmatig worden gekalibreerd en ook een kalibratierapport aan eiseres overgelegd. Dat eiseres desondanks twijfelt of de thermometer op juiste wijze is gekalibreerd maakt niet dat aan de constatering moet worden getwijfeld. Het verschil tussen de met de thermometer gemeten temperatuur en de maximale temperatuur die het vlees mag hebben is aanzienlijk groter dan enkele graden. Voor de rechtbank staat voldoende vast dat het vervoerde vlees niet de vereiste temperatuur van 7 °C had bereikt.
6.2.
Ook staat voor de rechtbank voldoende vast dat het vlees afkomstig was van eiseres. Op de karkassen zat immers een etiket van eiseres. Uit het rapport van bevindingen blijkt niet dat de toezichthouders hebben gezien op welk moment het vlees bij eiseres werd ingeladen. Maar voor de rechtbank staat, gelet op alle omstandigheden, voldoende vast dat het vlees op het moment dat het eiseres heeft verlaten voor vervoer niet de vereiste temperatuur van maximaal 7 °C had bereikt. Zo blijkt uit het rapport dat de toezichthouders het busje hebben gezien in de buurt van de slachterij van eiseres; zoals in het verweerschrift staat ging het om een afstand van 6,4 kilometer en een rijtijd van 9 minuten. Daarnaast was het vlees meer dan 30 °C, terwijl de buitentemperatuur die dag, op 18 januari 2021, in De Bilt 4,8 °C was. In het verweerschrift is toegelicht en onderbouwd dat het tot 8 uur duurt om een schapenkarkas te koelen tot 7 °C. De constatering is gedaan op een maandag, om 14.45 uur. Als de karkassen die dag na slachting wel waren teruggekoeld tot 7 °C alvorens ze waren meegegeven, was het, mede gelet op de buitentemperatuur, niet mogelijk dat ze om 14.45 uur alweer een temperatuur van meer dan 30 °C zouden hebben bereikt. Daarnaast heeft verweerder bij het verweerschrift het rapport van bevindingen overgelegd ten aanzien van de chauffeur van het busje, die ook een boete heeft gekregen. De rechtbank vindt dit niet in strijd met de goede procesorde. Het gaat om een nadere onderbouwing in reactie op wat door eiseres is aangevoerd en niet om nieuwe feiten die verweerder aan de overtreding ten grondslag legt. Bovendien is dit rapport door verweerder al op 9 juni 2022 ingebracht, dus had eiseres in beroep ook voldoende gelegenheid om daarop te reageren. In dit rapport van bevindingen van 9 februari 2021 staat onder meer dat de chauffeur heeft verklaard: “
Ik heb deze 2 karkassen van lammeren en het orgaanvlees meegenomen vanuit slachthuis [eiseres] . Ik heb ze morgenochtend vroeg nodig, want de rest van de reeds uitgekozen karkassen bij [eiseres] worden pas rond een uur of 12.00 / 13.00 uur gebracht en dat is te laat voor mij. Daarom heb ik ze vandaag al meegenomen en doe ik ze thuis gelijk in de koeling.” Ook uit die verklaring blijkt dus dat de karkassen van eiseres afkomstig waren en dat ze diezelfde dag bij de slachterij zijn opgehaald.
Dat een medewerker van eiseres het zonder toestemming zou hebben meegegeven of de chauffeur de karkassen zelf zonder medeweten van eiseres zou hebben meegenomen, zijn enkel niet onderbouwde suggesties van eiseres. De rechtbank vindt dit volstrekt onaannemelijk. Bovendien moet eiseres als slachterij zich aan de voorschriften van Verordening 852/2004 houden en mag van haar in dat kader worden verwacht dat zij er ook op toeziet dat haar medewerkers die voorschriften naleven en dat afnemers alleen vlees meenemen dat voldoet aan die voorschriften.
6.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en was verweerder bevoegd daarvoor een boete op te leggen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden heeft gericht tegen de hoogte van de boete. Evenmin is de rechtbank gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van een boete.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong