“
Op maandag 18 januari 2021 omstreeks 14.45 uur bevond ik, [naam] en collega [naam] , ons voor surveillance, in een opvallende herkenbare dienstauto van de NVWA in de buurt van [eiseres] te [plaats] .
Wij zagen dat een vervoermiddel, zijnde een busje, ons voorbij reed. Wij besloten dit vervoermiddel in controle te nemen. Via een volg- en stopteken op de transparant van de auto heeft collega [naam] , het vervoermiddel doen stoppen bij een tankstation aan [adres]. Wij zagen dat het vervoermiddel voorzien was van het Nederlandse kenteken [kenteken] .
Wij, [naam] en collega [naam] , hebben de chauffeur om beurten aangesproken, ons in onze functie aan hem bekendgemaakt en gelegitimeerd via het ons van dienstwege verstrekte legitimatiebewijs als toezichthouder van de NVWA, en hebben het doel van de controle aan hem meegedeeld. Hierop stelde de chauffeur zich aan ons voor als [naam] .
Collega [naam] , vroeg aan de chauffeur of het vervoermiddel geladen was, daarop antwoordde hij bevestigend. Op mijn, [naam] , verzoek opende hij de deuren van het vervoermiddel. Ik, [naam] , zag dat er een 2-tal karkassen aanwezig waren die in de hoek van de laadruimte waren neergezet en 1 kratje met orgaanvlees ernaast.
Ik, [naam] , zag, toen ik wat dichter bij was gekomen, dat het karkassen van lammeren waren. Ik heb mijn thermometer, ter beschikking gesteld door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en gekalibreerd conform de NVWA kwaliteitsprocedures, gepakt en ben een 2-tal temperaturen gaan nemen van de karkassen. Bij het meten van de eerste karkas in het dikste gedeelte van dat karkas was de temperatuur 31.2 graden Celsius. Daarop heb ik nog een temperatuur genomen in het dikste gedeelte van het andere karkas die 34.1 graden Celsius was. De in totaal 2 karkassen van lammeren waren, gezien het etiket op de karkassen, afkomstig van slachterij [eiseres] . Verder zag ik nog een rood kratje staan met daarin orgaanvlees. Ook van het orgaanvlees heb ik een temperatuur genomen en dat was met 23.1 graden Celsius ook veel te warm.
[…]
Ik, [naam] , heb de chauffeur van het vervoermiddel opdracht gegeven om de karkassen en het rode kratje met orgaanvlees terug naar de slachterij [eiseres] te brengen om ze daar uit te laden en vervolgens weer verder te laten koelen. Wij zijn achter de chauffeur aangereden en heb gezien dat de karkassen en het rode kratje met orgaanvlees werden uitgeladen en in de koelcel werden gezet.
Op de slachterij hebben wij, [naam] en [naam] , ons gemeld bij een medewerker van de slachterij die op zijn beurt de directeur heeft gebeld. Niet veel later kwam er een vrouw naar ons toelopen die zich later aan mij, [naam] , middels een rijbewijs, opgaf te zijn:
[naam] geboren op [datum] te [plaats] en wonend aan de [adres] en hierna te noemen overtreder [naam] .
Collega [naam] , vroeg aan overtreder [naam] , nadat hij gezegd had dat zij niet verplicht was tot antwoorden, of zij een verklaring wilde afleggen. Ze verklaarde omstreeks 15.25 uur, in het bijzijn van chauffeur [naam] , het volgende:
“Ik heb voor dit vervoer geen toestemming gegeven. Ik heb het hier met de overtreder al een paar keer over gehad dat hij het warme vlees niet eerder mag meenemen. Nu is het door een medewerker van onze slachterij aan hem meegegeven.
”