ECLI:NL:RBROT:2023:4331

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
10/165286.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in strafzaak tegen verdachte wegens ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 10 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een eindvonnis gewezen in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 12-jarig kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiaire feit van ontuchtige handelingen, waaronder het betasten en anaal penetreren met de vingers. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 5 april 2023 al overwogen dat de primair tenlastegelegde verkrachting niet bewezen kon worden. De verdachte is preventief gedetineerd en heeft een advocaat, mr. F.S. Jansen, die hem bijstaat in deze zaak.

Tijdens de zittingen op 22 maart en 10 mei 2023 zijn verschillende deskundigen gehoord, waaronder een psychiater en een medewerker van de reclassering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is, ondanks zijn verstandelijke beperking, en heeft een gevangenisstraf van 450 dagen opgelegd, waarvan 124 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname van maximaal 12 maanden en reclasseringstoezicht.

De rechtbank heeft ook een GVM-maatregel opgelegd, die gericht is op gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, om de veiligheid van anderen te waarborgen. Daarnaast is de benadeelde partij, vertegenwoordigd door zijn moeder, een schadevergoeding van € 5.000,-- toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de benadeelde partij. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/165286.22
Datum uitspraak: 10 mei 2023
Tegenspraak
Eindvonnis na tussenvonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteland01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01],
raadsman mr. F.S. Jansen, advocaat te Bleiswijk.

1..Tussenvonnis

Op 22 maart 2023 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden en is dat onderzoek gesloten. Bij tussenvonnis van 5 april 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend teneinde nader voorgelicht te worden voor wat betreft de op te leggen straf en/of maatregel en heeft de rechtbank het onderzoek geschorst. Ter zitting op 10 mei 2023 is het onderzoek hervat, voortgezet en weer gesloten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 maart 2023 en 10 mei 2023.
De rechtbank verwijst voor wat betreft de beoordeling van het bewijs, de bewezenverklaring en de strafbaarheid van het bewezenverklaarde naar dat wat de rechtbank daarover in het tussenvonnis heeft overwogen, vastgesteld en bewezenverklaard.
Kort samengevat heeft de rechtbank hierin overwogen dat niet bewezen is verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (de primair tenlastegelegde) verkrachting. Wel acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het subsidiaire feit heeft begaan: hij heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een 12-jarig kind, welke handelingen bestonden uit het betasten, pijpen, zoenen en het anaal penetreren met de vingers. Ook heeft de rechtbank overwogen dat het feit strafbaar is.
De rechtbank zal zich in dit eindvonnis uitlaten over de strafbaarheid van de verdachte en de op te leggen straf.

2..Onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2023

Ter terechtzitting op 10 mei 2023 zijn gehoord de officier van justitie, mr. T.J. Lindhout, en de verdachte en zijn advocaat, mr. F.S. Jansen.
Tevens zijn ter terechtzitting gehoord de verschenen deskundigen [naam01] van Reclassering Nederland en psychiater [naam02] .

3..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

4..Motivering van de straf en maatregel

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op het onderzoek ter terechtzitting van 10 mei 2023 haar eerder ter zitting van 22 maart 2023 gedane eis aangepast en gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor een gevangenisstraf van 450 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 138 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het rapport van Reclassering Nederland van 27 januari 2023. Een van die voorwaarden betreft een klinische opname waarvan de duur kan worden gesteld op maximaal 12 maanden. Zij heeft gevorderd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: GVM) wordt opgelegd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een verplichte klinische opname niet haalbaar is. Er zijn lange wachtlijsten en gezien de lvb-problematiek van de verdachte zijn er beperkte opties voor plaatsing in een geschikte instelling. Bovendien wil de verdachte erg graag naar huis en is de woning van de verdachte nog beschikbaar, zodat behandeling vanuit zijn woning ook nog steeds een mogelijkheid is. De woning komt te vervallen wanneer de verdachte klinisch wordt opgenomen.
De verdediging acht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest voldoende gelet op het aandeel van het slachtoffer en de kwetsbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast kan een deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd, gecombineerd met onder meer een locatie-of contactverbod, ambulante behandeling en desnoods elektronische monitoring.
4.3.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een jongen van twaalf jaar oud. Daarbij was sprake van het seksueel binnendringen van het lichaam van de jongen. De verdediging heeft aangevoerd dat het slachtoffer een aandeel had in het uitlokken van het seksuele contact. Als hier al sprake van zou zijn geweest, dan doet dat niets af aan de strafwaardigheid van het handelen van de verdachte. Het is en blijft de verantwoordelijkheid van de verdachte om als volwassen persoon hiertegen weerstand te bieden. Minderjarigen worden onvoldoende in staat geacht hun seksuele integriteit te bewaken, waardoor zij beschermd (moeten) worden tegen zichzelf en anderen die in dat verband misbruik van hen willen maken. De verdachte wist dat het slachtoffer minderjarig was en heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De ervaring leert dat seksueel misbruik van kinderen kan leiden tot grote psychische schade, waaronder verstoring van de seksuele ontwikkeling van de slachtoffers. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
4.4.
Persoonlijke omstandigheden
Uit de justitiële documentatie van de verdachte van 13 april 2023 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Psychiater dr. [naam02]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 november 2022 waarvan de inhoud in het tussenvonnis verkort is weergegeven.
Ter terechtzitting van 10 mei 2023 heeft [naam02] als deskundige verklaard dat in zijn ogen een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden én aansluitend de GVM-maatregel het meest geschikte kader voor behandeling van de verdachte is. De psychiater acht een langdurige klinische opname noodzakelijk. Leidend daarvoor is zijn ernstige lvb-problematiek. Dat de verdachte is veroordeeld voor een zedendelict speelt ook een rol, maar is niet primair redengevend voor de behandeling. Het is vooral van belang dat er adequate begeleiding en toezicht is gezien het recidiverisico vanwege de lvb-problematiek en de kwetsbaarheid van de verdachte. Met langdurig toezicht kan dat risico worden beperkt. De psychiater adviseert om de verdachte klinisch op te nemen in het kader van een bijzondere voorwaarde voor maximaal 12 maanden. Mocht na die 12 maanden een klinische opname nog steeds nodig zijn, dan kan deze door middel van de GVM-maatregel worden voortgezet. Na verloop van tijd onder toezicht en met hulp van begeleiding kan de verdachte geleidelijk steeds meer zelfstandigheid krijgen en met hulp van de reclassering kijken naar een geschikte woonplek.
Gezien de problematiek van de verdachte is 24-uurs toezicht nodig in een geschikte zorginstelling. Naast Hoeve Boschoord zijn er meerdere erkende overheidsinstellingen waar de verdachte gelet op zijn lvb-problematiek terecht zou kunnen. Het is afhankelijk van de wachtlijsten wanneer de verdachte kan worden geplaatst, maar de verwachting is dat plaatsing na zijn detentie kan worden gerealiseerd. Als tussenoplossing is overbrugging in een andere klinisch instelling mogelijk.
[naam01] van Reclassering Nederlandheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 januari 2023. Haar rapport en haar advies ter terechtzitting van 22 maart 2023 zijn in het tussenvonnis toegelicht.
Ter terechtzitting van 10 mei 2023 heeft [naam01] verklaard dat de reclassering het eerder gegeven advies om aan de verdachte een tbs met voorwaarden op te leggen niet langer handhaaft. Zij sluit zich aan bij het advies van de psychiater.
4.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven en in het tussenvonnis heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
4.5.1.
Toerekenbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de forensisch psychiater en psycholoog met betrekking tot de toerekenbaarheid gedragen worden door hun bevindingen. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ernstig verstandelijke beperking hetgeen ertoe leidt dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusies over en legt die mede ten grondslag aan haar oordeel.
4.5.2.
Strafmodaliteit en strafmaat
Deels voorwaardelijk gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 450 dagen passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Het voorarrest van de verdachte zal veertien dagen na wijzen van dit vonnis in worden opgeheven.
Met de psychiater en de reclassering is de rechtbank wel van oordeel dat professionele begeleiding en een klinische opname eerst nodig is voor een goede en veilige terugkeer van de verdachte in de maatschappij. De rechtbank zal daarom een gedeelte van 124 dagen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar en daarbij bijzondere voorwaarden bepalen. De bijzondere voorwaarden houden in: medewerking aan reclasseringstoezicht, een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden en aansluitend een ambulante behandeling en medewerking aan woonbegeleiding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
GVM-maatregel ex 38z Sr
Daarnaast is een GVM-maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr noodzakelijk. Uit de rapportages en dat wat de deskundigen ter terechtzitting hebben verklaard, blijkt dat sprake is van een gevaar voor herhaling. Om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan. Met oog op de toekomst is het ook voor de verdachte van belang dat hij langdurig onder toezicht staat om toekomstige recidiverisico’s te beperken. De maatregel langdurig toezicht biedt de mogelijkheid dat de verdachte zijn klinische behandeling na de maximale termijn van 12 maanden kan voortzetten indien dat nodig blijkt te zijn.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de GVM-maatregel is voldaan. De verdachte wordt veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet op het voorgaande zal de GVM-maatregel worden opgelegd.

5..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] (namens deze, zijn moeder [naam03] ) ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,-- aan immateriële schade. De standpunten van de officier van justitie en de verdediging zijn in het tussenvonnis nader toegelicht.
5.1.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Dit bedrag komt overeen met vergoedingen in soortgelijken zaken en sluit aan bij categorie 3 op de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De schadevergoeding zal worden gestort op een zogenaamde BEM-rekening op naam van de minderjarige [minderjarige01] .
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 juli 2022.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (deels) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
5.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

6..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38z en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 450 (vierhonderdvijftig) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
124 (honderdvierentwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn problematiek klinisch laten opnemen in een klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden, maar in ieder geval voor een periode van maximaal 12 maanden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde zal zich aansluitend aan zijn klinische behandeling laten behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt.
de veroordeelde zal meewerken aan forensisch ambulante woonbegeleiding te bepalen door de reclassering. De woonbegeleiding duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken die de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeel zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering (mits geïndiceerd). Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfsinstelling dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , op een BEM-rekening op naam van [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 5.000, (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] (namens deze, zijn ouder [naam03] ) op een op [benadeelde partij01] naam staande BEM-rekening te betalen
€5.000,--(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,-- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.