In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van aanranding en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De zaak kwam aan het licht na een incident op 4 april 2022, waarbij de aangeefster, [slachtoffer01], verklaarde dat de verdachte haar had aangerand en mishandeld in zijn studio. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, maar de rechtbank oordeelde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de getuigen kritisch beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende objectief bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De getuigenverklaring van de moeder van de aangeefster werd als onvoldoende steunbewijs beschouwd, en de rechtbank vond dat de verklaringen van de verdachte meer aannemelijk waren. De benadeelde partij, [benadeelde partij01], die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil vastgesteld.