ECLI:NL:RBROT:2023:4326

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
10-314544-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, bedreiging en mishandeling met gevangenisstraf en vrijspraak voor wapenbezit

Op 6 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal met geweld, bedreiging en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De zaak werd behandeld in tegenspraak en de officier van justitie, mr. H.H. Balk, had gevorderd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 220 uur. De verdediging voerde aan dat de redelijke termijn was overschreden, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.

De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van wapenbezit. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden had. De verdachte ontkende enige betrokkenheid en de rechtbank kon niet vaststellen dat hij in de tenlastegelegde periode het wapen had gehad. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen telefoons, waarbij de teruggave aan de rechthebbende werd gelast.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de redelijke termijn in het strafproces. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het wapenbezit, maar hem wel veroordeeld voor de andere feiten, wat de complexiteit van de zaak illustreert.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-314544-20
Datum uitspraak: 6 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteland01] op [geboortedatum01] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen, feitelijk verblijvende op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf van 220 uur met aftrek van voorarrest.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat er drie jaar zit tussen het ten laste gelegde feit en het op zitting brengen daarvan. Het dossier was klaar en heeft al die tijd op de plank gelegen. De redelijke termijn is ruimschoots overschreden, zonder dat daarvoor een reden kan worden aangewezen en dit dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
4.2.
Beoordeling
Overschrijding van de redelijke termijn kan volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Hiervan kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden afgeweken, waarvan in dit geval geen sprake is. In andere voorkomende gevallen wordt dit gecompenseerd door strafvermindering. De rechtbank zal, wanneer zij toekomt aan straftoemeting, overschrijding van de redelijke termijn daarbij betrekken. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad. Daarvoor kan aansluiting worden gezocht bij twee verschillende momenten.
Op 4 februari 2020 heeft de politie een vuurwapen met munitie aangetroffen in een kelderbox. De verdachte is vlak daarna in de directe omgeving aangehouden. Hij zat op de achterbank van een auto, waarin een kogelhuls en een pompstok zijn aangetroffen. Op zowel het vuurwapen als het patroonmagazijn is DNA materiaal aangetroffen waarvan het profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte.
Op de terechtzitting heeft de verdachte, als verklaring voor het aantreffen van mogelijk zijn DNA op het wapen en het magazijn, verklaard dat hij eind oktober/begin november 2019 een vuurwapen in zijn handen heeft gehad en dit uit elkaar heeft gehaald. Hiermee heeft hij een vuurwapen voorhanden gehad. Dit kan moeilijk een ander vuurwapen zijn geweest dan het ten laste gelegde.
5.1.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat op 4 februari 2020 in een kelderruimte aan de [straatnaam01] te [plaats01] drie mannen door de politie zijn aangehouden. In hun directe nabijheid werd op een afvoerpijp een goed functionerend vuurwapen aangetroffen, voorzien van een met 14 kogelpatronen gevuld patroonmagazijn. Door twee onbekend gebleven mannen werd de politie er op gewezen dat de aangetroffen mannen niet alleen waren, en er in de buurt een zwarte Peugeot reed die al zes of zeven keer was langsgereden. Vlak daarna is de verdachte met twee andere mannen aangetroffen in een soortgelijke auto en zijn zij aangehouden.
De verdachte ontkent iets te maken te hebben met het aangetroffen wapen en de munitie. Ter terechtzitting heeft de verdachte, gevraagd naar uitleg hoe mogelijk zijn DNA materiaal op het wapen en de munitie terecht kan zijn gekomen, verklaard dat hij ergens eind vorig jaar een keer bij iemand een wapen in zijn handen heeft gehad en bekeken.
Op grond van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat de verdachte in de tenlastegelegde periode, al dan niet samen met en ander of anderen een wapen met munitie voorhanden heeft gehad. De verdachte was niet aanwezig in de kelderruimte waar het wapen met de munitie is aangetroffen. Ook is er geen relatie vastgesteld kunnen worden tussen de verdachte en de drie mannen in de kelderruimte. Het enige dat de verdachte in verband kan brengen met het wapen en de munitie, is het daarop aangetroffen DNA materiaal dat matcht met het DNA van de verdachte. Dat alleen is echter onvoldoende om op grond daarvan te kunnen concluderen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen met de munitie in de kelderruimte.
De verklaring van de verdachte dat hij ergens voor de jaarwisseling in 2019 een keer een wapen in zijn handen heeft gehad kan niet tot een andere conclusie leiden, reeds omdat niet duidelijk is of het daarbij om hetzelfde wapen ging als het wapen dat op 4 februari 2020 in de kelderruimte is aangetroffen.
5.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

6..In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de twee in beslag genomen telefoons terug te geven aan de verdachte.
6.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
6.3.
Beoordeling
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen aan wie de beide telefoons toebehoren. Een last zal worden gegeven tot teruggave aan degene bij wie deze telefoons in beslag is zijn genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

7..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de telefoons, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M.J.C
.Spoormaker en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 04 februari 2020, in elk geval op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode 1 oktober 2019 tot en met 4 februari 2020,
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN M 80
(Mauser 80) kaliber 9mm,
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te
weten
munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van Categorie III,
te weten 14 kogelpatronen, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )