ECLI:NL:RBROT:2023:4322

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
10/326901-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Openlijke geweldpleging. Voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van 1 jaar. Gedeeltelijke toewijzing vordering benadeelde partij.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie betreffende openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in 2004, was betrokken bij een straatroof op 17 september 2022 op het metrostation Zuidplein in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanwezig was bij de beroving en filmopnames maakte van het geweld, waarbij hij opruiende opmerkingen maakte. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de diefstal met geweld, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust had deelgenomen aan het openlijk geweld en dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de bedreigende situatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding heeft gekregen van € 250,-. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar hem wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit van openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/326901-22
Datum uitspraak: 11 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. P.R. Hogerbrugge, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 28 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.E.M. Morsch heeft gevorderd:
- vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (straatroof)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de diefstal met geweld niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (openlijke geweldpleging)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het subsidiair ten laste gelegde feit. Weliswaar kan het filmen worden gezien als het leveren van een wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld, maar de verdachte heeft met zijn handelingen niet de intentie gehad om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van de geweldshandelingen van de anderen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het subsidiair ten laste gelegde feit. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te komen.
De verdachte is naïef geweest om erbij te blijven en te filmen. Dit heeft hij op advies van de wijkagent gedaan, zodat hij kon aantonen dat hij niet betrokken was bij de vechtpartij en hij er afstand van nam.
4.2.2.
Beoordeling
Op 17 september 2022 heeft er een straatroof plaatsgevonden, waarbij de aangever [slachtoffer01] van zijn tas met spullen is beroofd op het metrostation Zuidplein. De aangever is door een groep jongens omsingeld, geduwd en zijn heuptas is losgetrokken. De verdachte heeft verklaard dat hij hierbij aanwezig was en filmopnames heeft gemaakt van deze beroving.
De vraag die de rechtbank moet beoordelen om tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging te komen, is of de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de verdachte degene is geweest die de aangever heeft aangesproken. Vervolgens komt de groep jongens ook bij de aangever staan en wordt de aangever van zijn tasje beroofd. De verdachte is de hele tijd bij de groep gebleven en heeft voorafgaand, tijdens en na de beroving met zijn telefoon filmopnames gemaakt. Op de filmopnames is voorts te horen dat de verdachte op een dreigende toon schreeuwt “bagga gaat leeg, bagga gaat leeg” (de rechtbank begrijpt: de tas gaat leeg). Hoewel de verdachte verklaart dat hij hiermee feitelijk heeft willen aangeven wat er gebeurt, zijn deze opmerkingen naar het oordeel van de rechtbank aanmoedigend en opruiend. De verdachte wist misschien niet van tevoren wat de andere jongens van plan waren, maar niet is gebleken dat de verdachte iets heeft ondernomen om het geweld te voorkomen of te stoppen. Hij is blijven filmen en aangever heeft het filmen en de uitlatingen van de verdachte waargenomen. Hiermee heeft de verdachte bijgedragen aan de bedreigende situatie en heeft hij het handelen van de medeverdachten in sterke mate geaccepteerd. Bovendien heeft hij zich daarbij aangesloten door te (blijven) filmen, nadat er al het nodige geweld door de medeverdachten was toegepast. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte welbewust heeft deelgenomen aan het openlijk geweld en daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 september 2022 te Rotterdam, openlijk, te weten Zuidplein
Hoog, een voor het publiek
toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te
weten [slachtoffer01] ,
- die [slachtoffer01] te omsingelen en
- die [slachtoffer01] te duwen en te trekken en
- aan die heuptas te trekken en
- die heuptas los te trekken en
- filmopnames te maken van deze beroving.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Op 17 september 2022 is het slachtoffer door de daders omsingeld en geduwd en is zijn heuptas losgetrokken. De verdachte heeft hiervan filmopnames gemaakt en opruiende opmerkingen gemaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen dragen. Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachte aan dat de geweldshandelingen die op de openbare weg hebben plaatsgevonden grote gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich meebrengen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 maart 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Als de verdachte schuldig wordt bevonden voor het primair ten laste gelegde feit (diefstal met geweld) dan adviseert de jeugdreclassering een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden:
- meewerken aan de begeleiding van de jeugdreclassering;
- het hebben en behouden van een passende dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk;
- meewerken met hulpverlening indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
De jeugdreclassering geeft in overweging mee om de proeftijd voor een jaar op te leggen vanwege de vele beschermende factoren en het lage recidiverisico. Mocht blijken dat zijn betrokkenheid minder is geweest dan het primair ten laste gelegde adviseert de jeugdreclassering een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen zonder de begeleiding van de jeugdreclassering.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 maart 2023.
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Er is geen hulpverlening bij de verdachte en het gezin betrokken. De verdachte heeft goed meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden en komt de afspraken met de jeugdreclassering goed na. Er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van de verdachte. Indien blijkt dat het aandeel van de verdachte groter is dan wat hij erover heeft verteld, ziet de Raad wel grote zorgen in de (morele) ontwikkeling, de houding en de vaardigheden van de verdachte. De verdachte neemt dan onvoldoende verantwoordelijkheid en de kans op herhaling wordt dan groter geacht.
De Raad staat achter het advies van de jeugdreclassering. Het is positief dat de verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis goede inzet heeft getoond en er geen nieuwe meldingen bij de politie zijn. Er zijn geen zorgen in het huidige functioneren van de verdachte. De familie is betrokken en zitten boven op het gedrag van de verdachte om herhaling te voorkomen. De jeugdreclassering zou de verdachte wel kunnen ondersteunen bij problemen en keuzes rond de relaties van de verdachte en het maken van bepaalde keuzes.
De Raad vindt een voorwaardelijke jeugddetentie passend bij de aard en de ernst van de verdenking. Mocht zijn aandeel kleiner blijken dan adviseert de Raad een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen om zo consequenties te verbinden aan zijn (delict)gedrag.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Aanvullend heeft de jeugdreclasseerder ter zitting aangegeven dat de verdachte goed meewerkt met de begeleiding vanuit de jeugdreclassering en de afspraken nakomt. Er zijn met name beschermende factoren in zijn omgeving te zien. Indien de betrokkenheid van de verdachte minder blijkt te zijn, dan vindt de jeugdreclassering de begeleiding vanuit de jeugdreclassering niet meer noodzakelijk.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen, waarbij de rechtbank heeft gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Er zijn geen zorgen over de ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om bijzondere voorwaarden op te leggen. Ook zal de rechtbank een proeftijd van één jaar vaststellen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft [slachtoffer01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.260,- aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk moet worden toegewezen wat betreft de materiële schadeposten ‘sleutels, tas en ID, pasjes en oplader’. Ook verzoekt de officier van justitie om de schadepost ‘airpods’ te schatten op € 100,-. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om de schadepost ‘contant geld’, gelet op de juridische complexiteit, niet-ontvankelijk te verklaren. Daarbij verzoekt de officier van justitie de toegewezen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade moet worden afgewezen, omdat de schade niet is onderbouwd. Er is geen bewijs dat er contant geld is weggenomen. Ook is niet bekend hoe oud de airpods waren en hoe duur ze waren. Daarnaast zijn de sleutels, pasjes en oplader niet onderbouwd. De immateriële schade moet fors worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering ten aanzien van de materiële schade, te weten
€ 1.260,-, niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd geen rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging en niet voor de diefstal van de goederen waardoor de materiële schade is veroorzaakt.
Vast staat dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit wel rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Hoofdelijk
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hoewel de verdachte voor een ander strafbaar feit is veroordeeld dan zijn mededaders, betreft het hetzelfde feitencomplex. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 september 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig)
uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
32 (tweeëndertig) urente verrichten werkstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 16 dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van hierna te melden voorwaarde;
stelt de proeftijd vast op 1 (een) jaar onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer01], te betalen een bedrag van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 250,-(hoofdsom,
zegge:
tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. J.S. van den Berge en K.T.F. Chocolaad-de Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Rotterdam
op de openbare weg, Zuidplein Hoog,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een heuptas (van het merk Louis Vuitton) en/of een verpakking crème en/of een
oplader en/of een Airpod oortje/luidspreker en/of een geldbedrag van 800 euro
en/of een bankpas en/of een identiteitskaart en/of een sleutelbos, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer01] te omsingelen en/of
- die [slachtoffer01] te duwen en/of te trekken en/of
- aan die heuptas te trekken en/of
- die heuptas los te trekken en/of
- filmopnames te maken van deze beroving;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2022 te Rotterdam, openlijk, te weten Zuidplein
Hoog, in elk geval op of aan de openbare weg en/of een voor het publiek
toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te
weten [slachtoffer01] ,
- die [slachtoffer01] te omsingelen en/of
- die [slachtoffer01] te duwen en/of te trekken en/of
- aan die heuptas te trekken en/of
- die heuptas los te trekken en/of
- filmopnames te maken van deze beroving