Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
1..De procedure
- de dagvaarding d.d. 14 juni 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlaten producties/akte tot het in geding brengen producties;
- de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie, met producties;
- de comparitie van partijen, gehouden op 9 juli 2021, waar namens ASR en ProRail pleitaantekeningen zijn voorgedragen.
2..De feiten
In conventie en in reconventie
3..Het geschil
in conventie
NJ1996, 403).
NJ1966, 136 en de nadien in de jurisprudentie ontwikkelde gezichtspunten. Of gevaarzetting onrechtmatig is, hangt onder meer af van de waarschijnlijkheid van onoplettend en onvoorzichtig gedrag, de kans dat daardoor schade ontstaat, de ernst van de gevolgen, de bezwaarlijkheid en de gebruikelijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen en de aard van het belang dat met de situatie en het daaraan ten grondslag liggende doen of laten (hierna: gedrag) is gediend. In het kader van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid speelt de kenbaarheid van het gevaar een rol (vgl. HR 22 april 1994,
NJ1994, 624). Niet reeds de enkele mogelijkheid van schade als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar maakt dat gedrag onrechtmatig, Zodanig gevaarzettend gedrag is slechts onrechtmatig indien de mate van waarschijnlijkheid van schade als gevolg van dat gedrag zo groot is dat de betrokkene zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden.
NJ1992 527 (ABP/Winterthur). Het is dus onvoldoende indien ASR zou aantonen dat de bestuurder geen enkele fout zou hebben gemaakt. Sterker nog: zelfs wanneer sprake is van een noodtoestand wordt geen overmacht aangenomen indien die noodtoestand had kunnen worden voorkomen.
1..Invoices of third parties
2..Labour Costs of Policy Holder
3..Business costs
4..Extra Expenses-as described in § 20.2
5..Interest (4%)(…)
€ 13.072.00