Op 21 juli 2022 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend op grond van artikel 529 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot de vergoeding van kosten voor rechtsbijstand en noodzakelijke verdediging in een strafzaak. De zaak werd op 28 april 2023 door de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Rotterdam behandeld. De officier van justitie, mr. J.M. Bonnes, en de raadsvrouw, mr. K. Blonk, waren aanwezig, maar verzoeker zelf was niet verschenen.
Het verzoek op basis van artikel 529 Sv betreft een vergoeding voor kosten die zijn gemaakt voor een forensisch medisch onderzoek en het opvragen van medische informatie, met een totaalbedrag van € 1.157,97. De rechtbank oordeelde dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien de deskundigenrapportage van belang was voor de strafzaak.
Het verzoek op basis van artikel 530 Sv, dat een vergoeding voor rechtsbijstand betreft, werd echter niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank stelde vast dat verzoeker in de strafzaak schuldig was verklaard met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, waardoor het verzoek niet binnen het bereik van artikel 530 Sv viel. De rechtbank kent verzoeker uiteindelijk een totaalbedrag van € 1.837,97 toe op basis van artikel 529 Sv, maar verklaart hem niet-ontvankelijk in zijn verzoek op basis van artikel 530 Sv.
De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter J.M.L. van Mulbregt op 28 april 2023, en tegen deze beslissing staat binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.