ECLI:NL:RBROT:2023:4254

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
10368615 VV EXPL 23-100
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over ontruiming en ontbinding huurovereenkomst na explosie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonbron en een huurster, aangeduid als [gedaagde01]. Woonbron vorderde ontruiming van de huurwoning van [gedaagde01] op basis van een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, die volgens Woonbron was gerechtvaardigd door een sluiting van de woning door de burgemeester na een explosie voor de deur van het gehuurde. De huurster betwistte de ontbinding en voerde aan dat zij niet tekortgeschoten was in de nakoming van de huurovereenkomst.

De rechtbank oordeelde dat er geen grondslag bestond voor de buitengerechtelijke ontbinding, omdat de sluiting door de burgemeester niet automatisch leidde tot ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de huurovereenkomst in stand bleef en dat de vordering tot ontruiming op deze grondslag niet toewijsbaar was. Daarnaast werd beoordeeld of de huurster tekortgeschoten was in haar verplichtingen, met name in verband met de explosie en de betrokkenheid van haar zoon, [naam02]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [gedaagde01] of haar zoon betrokken waren bij de explosie of criminele activiteiten, en dat de huurster niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gedragingen van haar zoon.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vordering van Woonbron af en veroordeelde Woonbron in de proceskosten van [gedaagde01]. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10368615 VV EXPL 23-100
datum uitspraak: 3 mei 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. Piepers-Westermeijer te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als “Woonbron” en “ [gedaagde01] ”.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 maart 2023, met producties 1 tot en met 6;
  • de e-mail van Woonbron van 12 april 2023, met productie 7.
1.2.
Op 21 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Namens Woonbron was daarbij aanwezig [naam01] , sociaal beheerder, bijgestaan door mr. N. Glen-Boedhram namens de gemachtigde voornoemd.
[gedaagde01] is in persoon verschenen.

2..De feiten

2.1.
Tussen Woonbron als verhuurder en [gedaagde01] als huurster bestaat sinds
18 september 2018 een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte staande en gelegen aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: het gehuurde). [gedaagde01] is samen met vijf van haar zes kinderen woonachtig in het gehuurde. [naam02] (hierna: [naam02] ), de oudste, meerderjarige, zoon van [gedaagde01] is ook woonachtig in het gehuurde.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van Woonbron van toepassing. Artikel 9.1 van de huurvoorwaarden luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“(…) U mag geen overlast, schade of hinder veroorzaken. U bent ook verantwoordelijk voor uw huisgenoten, huisdieren, gasten of anderen die voor u zijn gekomen. (…)”
2.3.
In de nacht van 19 februari op 20 februari 2023 is een explosief tot ontploffing gebracht bij de voordeur van het gehuurde. De politie heeft naar aanleiding van deze explosie een bestuurlijke rapportage opgesteld d.d. 20 februari 2023 (hierna: de bestuurlijke rapportage). In de bestuurlijke rapportage is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
“(…) Na het eerste onderzoek door de politie bleek dat er een explosief tot ontploffing was gebracht voor de deur van de woning. De ontploffing heeft naar alle waarschijnlijkheid een krater van 15 centimeter diep in de grindtegel voor de deur veroorzaakt. Ook is er in de gang achter de voordeur een afgeschoten kogel aangetroffen waarvan nog niet duidelijk is of dit met de explosie te maken geeft. (…)
Ten aanzien van [gedaagde01] zijn de afgelopen jaren de volgende relevante registraties vastgelegd in diverse politiesystemen:
-
Aangever van (poging) Doodslag/Moord. In 2019 is de woning van [gedaagde01] beschoten waarna 17 hulzen zijn aangetroffen.
Ten aanzien van [naam02] zijn in de afgelopen jaren de volgende relevante registraties vastgelegd in de diverse politiesystemen:
-
Bezit vuurwapen. In 2021 is na aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem melding waarbij [naam02] op een foto te zien is met een vuurwapen een onderzoek gestart. Na aanleiding van dit onderzoek is geen vuurwapen aangetroffen maar wel meerdere grote geldbedragen.
(…)”
2.4.
Bij besluit van 20 februari 2023 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam het gehuurde per direct gesloten op grond van artikel 175 lid 1 van de Gemeentewet voor de duur van een maand.
2.5.
Bij brief van 23 februari 2023 heeft Woonbron aan [gedaagde01] meegedeeld dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW.

3..Het geschil

3.1.
Woonbron eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van de verschuldigde huurprijs inclusief servicekosten van € 693,36 per maand tot de datum van ontruiming;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Woonbron baseert de eis in de dagvaarding op het volgende.
Woonbron heeft de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW op 23 februari 2023 buitengerechtelijk ontbonden. Woonbron was daartoe gerechtigd nu de burgemeester bij besluit van 20 februari 2023 het gehuurde heeft gesloten. [gedaagde01] dient het gehuurde dan ook te ontruimen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Woonbron de grondslag van de vordering gewijzigd, in die zin dat zij zich thans op het standpunt stelt dat [gedaagde01] tekort is geschoten in de nakoming van artikel 9.1 van de op de huurovereenkomst toepasselijke huurvoorwaarden en artikel 7:219 BW, doordat [gedaagde01] haar zoon [naam02] laat inwonen in het gehuurde en hij aanleiding heeft gegeven voor de explosie en de daarop volgende burgemeesterssluiting, gelet op de bestuurlijke rapportage. [gedaagde01] is als huurster verantwoordelijk voor haar huisgenoten. Het tekortschieten rechtvaardigt dat de kantonrechter in dit kort geding [gedaagde01] veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde01] dan wel haar zoon [naam02] hebben niets te maken met de explosie. [naam02] beschikt niet over een vuurwapen en het in 2021 in het gehuurde aangetroffen geldbedrag van € 9.000,00 was door hem gespaard en bestemd voor de aankoop van een auto.

4..De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Woonbron heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
buitengerechtelijke ontbinding
4.2.
Voorop gesteld wordt dat er geen grondslag bestond voor de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst van 23 februari 2023. Bij een sluiting van een woning door de burgemeester op basis van artikel 175 van de Gemeentewet, zoals hier aan de orde, kan de huurovereenkomst niet buitengerechtelijk worden ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. Dit betekent dat deze ontbinding geen rechtsgevolg heeft gekregen en dat de huurovereenkomst tussen partijen in stand is gebleven. Dit leidt er tevens toe dat ook de gevorderde ontruiming op deze grondslag reeds hierom niet toewijsbaar is. Woonbron heeft dit tijdens de mondelinge behandeling ook erkend en de grondslag van haar vordering gewijzigd.
tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst/de wet?
4.3.
Ter beoordeling staat de vraag of [gedaagde01] in strijd heeft gehandeld met artikel 9.1 van de huurvoorwaarden en artikel 7:219 BW. Daarin is (kort gezegd) bepaald dat [gedaagde01] verantwoordelijk is voor (de gedragingen van) haar huisgenoten.
Niet in geschil tussen partijen is dat [gedaagde01] zelf geen enkele betrokkenheid heeft bij of aanleiding heeft gegeven tot de explosie die op 20 februari 2023 heeft plaatsgevonden. Woonbron heeft gesteld dat haar oudste inwonende zoon [naam02] aanleiding heeft gegeven tot de explosie en dat er aanwijzingen zijn dat hij betrokken is bij (drugsgerelateerde) criminele activiteiten. [gedaagde01] heeft dat echter uitdrukkelijk betwist en aangevoerd dat [naam02] niets met de explosie te maken heeft.
De kantonrechter komt tot het voorlopige oordeel dat noch uit de bestuurlijke rapportage noch uit het sluitingsbesluit van de burgemeester kan worden opgemaakt dat [naam02] betrokken is bij criminele activiteiten. [naam02] is naar aanleiding van de explosie ook niet als verdachte aangemerkt door de politie. Dat [naam02] , zoals in de bestuurlijke rapportage is vermeld, zijn getuigenverklaring tussentijds heeft beëindigd en dat hij zijn telefoon, nadat deze voor onderzoek in beslag was genomen door de politie, op afstand heeft teruggezet naar de fabrieksinstellingen voordat deze telefoon kon worden onderzocht, acht de kantonrechter (op zijn minst) opmerkelijk, maar een en ander betekent nog niet dat [naam02] (dus) in verband kan worden gebracht met de explosie.
Weliswaar is in de bestuurlijke rapportage vermeld dat er in 2021 een anonieme melding bij de politie is binnengekomen dat [naam02] op een foto te zien was met een vuurwapen, maar daarvan heeft [gedaagde01] aangevoerd dat [naam02] niet over een vuurwapen beschikt en dat de bewuste foto is gemaakt tijdens zijn vakantie in Dubai in een schietgelegenheid die hij had bezocht. In de bestuurlijke rapportage is ook opgenomen dat de politie na de melding geen vuurwapen heeft aangetroffen bij [naam02] . Wel heeft de politie toen een geldbedrag aangetroffen, maar in dat verband heeft [gedaagde01] toegelicht dat het om een bedrag van in totaal € 9.000,00 ging dat [naam02] had gespaard voor de aanschaf van een auto en dat zijn oma hem had geholpen bij het sparen van dit bedrag. Woonbron heeft tijdens de mondelinge behandeling zelf gesteld dat de politie hier verder ook niets mee heeft gedaan.
Verder is van belang dat gesteld noch gebleken is dat [naam02] enige betrokkenheid heeft gehad bij de eerdere beschieting van het gehuurde in 2019 en/of dat de gemeente Rotterdam naar aanleiding daarvan handhavend heeft opgetreden en/of dat [naam02] toen als verdachte is aangemerkt door de politie. Ook Woonbron heeft naar aanleiding van dit incident geen enkele actie ondernomen jegens [gedaagde01] , zo is door Woonbron zelf verklaard. Van een eerdere tekortkoming door [gedaagde01] is, nog afgezien van het feit dat dit incident reeds vier jaar geleden heeft plaatsgevonden, dan ook niet gebleken.
conclusie
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat op basis van de thans voorliggende gegevens naar voorlopig oordeel niet geconcludeerd kan worden dat [naam02] enige betrokkenheid heeft gehad bij (criminele activiteiten die hebben geleid tot) de explosie en dat [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Dit betekent dat er reeds hierom thans geen grond is voor de gevorderde ontruiming. Deze vordering, evenals de gevorderde doorbetaling van de huur tot de ontruiming, wordt dan ook afgewezen.
proceskosten
4.5.
Woonbron krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 50,00 aan reis- en verletkosten.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.6.
Dit vonnis wordt, voor zover het de veroordeling in de proceskosten betreft, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering van Woonbron af;
5.2.
veroordeelt Woonbron in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 50,00;
5.3.
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
764