ECLI:NL:RBROT:2023:4222

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
10/960023-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Drie jaar gevangenisstraf voor invoer van wapens en deelname aan een criminele organisatie

Op 24 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1957, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en de invoer van vuurwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de grootschalige aankoop en invoer van vuurwapens vanuit Slowakije naar Nederland. De verdachte had een leidende rol in deze criminele organisatie, die zich bezighield met de handel in vuurwapens en het ombouwen van deze wapens om scherpe munitie te kunnen afvuren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarbij de bewezenverklaarde periode van de feiten is vastgesteld van 1 januari 2018 tot en met 25 januari 2019. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele aankopen en van de tenlastelegging met betrekking tot voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven die bijdragen aan de onveiligheid in de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960023-19
Datum uitspraak: 24 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1957,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. B. Kurvers, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 20 april 2023 en 24 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Kubicz heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, bestaande uit -in het kort- de deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van misdrijven in de zin van de Wet Wapens en Munitie, het medeplegen van de invoer
van 69 vuurwapens in Nederland en het medeplegen van voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk bereiden of vervaardigen van een middel op lijst 1 van de Opiumwet, door 45 kilo cellulose af te leveren of te verstrekken;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4,5 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Inhoudsopgave
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de verdenkingen de hierna genoemde volgorde aangehouden:
4.1.
Algemene overwegingen
4.2.
Overwegingen vuurwapenhandel: feit 2
4.3.
Overwegingen criminele organisatie: feit 1
4.4.
Overwegingen voorbereidingshandelingen Opiumwet: feit 3.
4.1.
Algemene overwegingen
4.1.1.
Aanleiding onderzoek
Op 23 mei 2016 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden bij de firma [firma01]
te Slowakije (hierna: [afkorting firma01] ). In de daarbij inbeslaggenomen
verkoopadministratie stonden diverse Nederlanders geregistreerd als kopers van (semi-)
automatische, onklaar gemaakte vuurwapens, waaronder:
- [medeverdachte01] met ID-nummer [ID-nummer01] ;
- [medeverdachte02] met ID-nummer [ID-nummer02] en rijbewijsnummer [rijbewijsnummer01] ;
- [medeverdachte03] met rijbewijsnummer [rijbewijsnummer02] ;
- [medeverdachte04] met paspoortnummer [paspoortnummer01] .
Naar aanleiding van een aantal vondsten van bij [afkorting firma01] gekochte wapens in andere Europese
landen, onder meer bij terroristische aanslagen en liquidaties, is in 2016 een Joint
Investigation Team (hierna: JIT) gestart, waar ook Nederland onderdeel van uitmaakte. In
het kader van dit JIT is op 24 september 2018 een kopie van de volledige administratie van
[afkorting firma01] ontvangen door Europol. Deze informatie is begin 2019 aanleiding geweest voor de start van onderzoek 26Glenwood.
4.1.2.
Omschrijving vuurwapens
In deze zaak is kortgezegd het verwijt dat de verdachte, samen met anderen betrokken is bij de grootschalige aankoop van vuurwapens en dat die vuurwapens Nederland zijn binnengebracht vanuit Slowakije.
Volgens de Slowaakse wetgeving was het tot juli 2015 toegestaan om akoestische
expansiewapens vrij te verkopen. Bij akoestische wapens worden in de loop van volledig
functionerende vuurwapens versperringen aangebracht waarmee alleen knalpatronen kunnen worden afgevuurd. [1] Deze wapens kunnen echter op betrekkelijk eenvoudige en goedkope wijze weer geschikt worden gemaakt om scherpe munitie mee af te vuren. Vanaf juli 2015 is het in Slowakije verboden om vuurwapens om te bouwen naar akoestische expansiewapens om te voorkomen dat deze wapens straffeloos kunnen worden gekocht en vervolgens weer omgebouwd tot een scherp schietend vuurwapen. Na deze wetswijziging is de verkoop van Flobert vuurwapens toegenomen.
Flobert vuurwapens zijn vuurwapens waarbij in de oorspronkelijke loop een insteekloop is
geplaatst. Deze wapens zijn oorspronkelijk bedoeld voor kaliber 9mm patronen maar door de insteekloop zijn ze enkel geschikt voor 6mm patronen.
Net als akoestische wapens zijn Flobert vuurwapens vrij eenvoudig om te bouwen naar
scherp schietende wapens waarbij ook geschoten kan worden met een groter kaliber.
In Nederland is het - kort samengevat - verboden om zonder verlof, consent en vergunning een akoestisch wapen of een Flobert vuurwapen voorhanden te hebben, in te voeren, te vervoeren of om te bouwen naar een scherp schietend vuurwapen.
Niet ter discussie staat dat de verdachte en zijn medeverdachten ten tijde van de verweten feiten niet beschikten over de vereiste vergunning en/of verlof om vuurwapens voorhanden te mogen hebben of te mogen vervoeren, vervaardigen of transformeren, en dat zij geen consent hadden voor de invoer van vuurwapens.
4.2.
Vuurwapenhandel, feit 2
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij samen met anderen op meerdere tijdstippen in de periode van 19 januari 2016 tot en met 25 januari 2019 vuurwapens bij [afkorting firma01] in Slowakije heeft aangekocht, naar Nederland heeft gebracht, voorhanden heeft gehad en/of heeft verhandeld. De verdachte heeft hierover geen verklaring afgelegd en beroept zich op zijn zwijgrecht.
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde, met uitzondering van de aankoop op 16 mei 2018 – van dat onderdeel van de tenlastelegging dient de verdachte partieel te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de betrokkenheid van de verdachte
bij de vuurwapenaankopen op 19 januari 2016, 5 januari 2018 en 16 mei 2018 niet wettig en
overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte kan ten aanzien van deze aankopen niet worden aangemerkt als pleger of medepleger, omdat de door de jurisprudentie vereiste wezenlijke bijdrage van de verdachte aan het delict ontbreekt.
Ten aanzien van de aankopen op 13 juni 2018, 1 december 2018 en 25 januari 2019 heeft de verdediging zich gerefereerd – pleitnota mr Kurvers nr. 67 - aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.3.
Beoordeling
De rechtbank zal hieronder de afzonderlijk aan de verdachte ten laste gelegde vuurwapenaankopen en de eventuele betrokkenheid van de verdachte daarbij bespreken.
19 januari 2016
Op 19 januari 2016 zijn er, zo blijkt uit de administratie van [firma01] , in totaal 15 Flobert
wapens (Walther P99) gekocht op naam van [medeverdachte03] met rijbewijsnummer [rijbewijsnummer02] .
Van deze 15 wapens zijn er 6 opgedoken in Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken en
met één van deze wapens is een liquidatie uitgevoerd waarbij een dodelijk slachtoffer te
betreuren viel. Het betreffen in alle gevallen vuurwapens die verkocht zijn als
6 mm Flobert wapens in Slowakije, maar ten tijde van inbeslagname waren omgebouwd tot scherp schietende 9 mm vuurwapens.
Uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) en [medeverdachte01] deze wapens hebben aangekocht en dat zij daarvoor valselijk de identiteit van [medeverdachte03] hebben gebruikt.
[medeverdachte02] heeft bij de politie verklaard dat hij op 19 januari 2016 met [medeverdachte01] naar [afkorting firma01] in Slowakije is gereden met een Audi Q7 om vuurwapens te kopen. [medeverdachte02] is vervolgens alleen met de Audi Q7 naar Nederland teruggereden . [medeverdachte02] heeft verklaard dat [medeverdachte01] hem opdracht gaf om de auto bij diens vader (verdachte) af te leveren. [medeverdachte01] is volgens [medeverdachte02] vanaf Wenen teruggevlogen naar Nederland. De verklaring van [medeverdachte02] wordt ondersteund door sms-berichten die hij verstuurde aan zijn vader, zijn partner en de partner van [medeverdachte01] .
De vraag is of de verdachte hierbij betrokken is geweest, en zo ja, of dit voldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Op 19 januari 2016 wordt tussen 09.22 uur en 09.24 uur door de verdachte getracht telefonisch contact te leggen met [medeverdachte02] . Nadat dit mislukt, vindt er SMS-contact plaats waarin [voornaam verdachte01] (de verdachte) aan [medeverdachte02] vraagt of hij nog komt om de schuur schoon te maken. [medeverdachte02] reageert dat hij het vandaag niet redt.
Uit zendmastgegevens blijkt dat de telefoon van de verdachte op 20 januari 2016 aanstraalt in de omgeving van de woning van [medeverdachte05] . Het dossier bevat aanwijzingen dat [medeverdachte05] betrokken was bij het ombouwen van Flobert vuurwapens naar scherp schietende vuurwapens.
In een PGP-bericht van 21 januari 2016 vraagt [medeverdachte01] aan [medeverdachte06] wanneer de lopen klaar zijn en [medeverdachte06] reageert daarop dat ze gisteren zijn gebracht.
Uit het voorgaande concludeert de officier van justitie dat de door [medeverdachte02] aangekochte vuurwapens op 20 januari 2016 door de verdachte naar [medeverdachte05] zijn gebracht om ze door hem te laten ombouwen.
De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet. De weergegeven bewijsmiddelen wijzen er naar het oordeel van de rechtbank weliswaar op dat de verdachte mogelijk enige betrokkenheid bij of kennis van deze aankoop had, maar een direct verband tussen de verdachte en de vuurwapens ontbreekt. De verdachte was ten tijde van de aankoop van de vuurwapens niet in Slowakije en dat hij de vuurwapens in Nederland voorhanden heeft gehad of heeft vervoerd is niet gebleken. Een enkel sms-contact en een aanwijzing dat de verdachte een dag na de aankoop in de omgeving van de woning van [medeverdachte05] was, acht de rechtbank te weinig voor een bewezenverklaring. Voor zover de verdachte wetenschap had van deze aankoop is dat gegeven alleen onvoldoende voor directe betrokkenheid van de verdachte als medepleger.
De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
5 januari 2018
Uit de administratie van [afkorting firma01] blijkt dat op 5 januari 2018 elf Flobert vuurwapens van het merk Grand Power zijn aangekocht op naam van [medeverdachte02] . [medeverdachte02] heeft verklaard dat hij die dag in Slowakije was, samen met twee anderen. Hij heeft verklaard dat hij met de door [medeverdachte01] gehuurde Touran naar Slowakije is gereden. Deze verklaring wordt ondersteund door ANPR-gegevens waaruit blijkt dat de gehuurde Touran die dag in Slowakije is geweest.
[medeverdachte02] heeft verder verklaard dat hij van tevoren in Nederland geld had ontvangen voor de aankoop van die wapens. Hij is alleen in de winkel van [afkorting firma01] geweest en heeft de vuurwapens gekocht. Deze wapens heeft hij vervolgens bij Kaufland in Partizanske, (Slowakije) aan de verdachte en [medeverdachte06] overgedragen, waarna deze in een – door verdachte en [medeverdachte06] bereden en gebruikte - Mercedes Vito werden geladen.
Deze verklaring wordt ondersteund door het feit dat de verdachte in de periode van 15 december 2017 en 5 februari 2018 bij Van Oort Truck Rent een Mercedes Vito heeft gehuurd met het kenteken [kenteken01] . Uit ANPR-gegevens blijkt dat deze Vito zich op 5 januari 2018 tussen 8:57 uur en 15.34 uur in Slowakije bevond.
Uit een onderzoek naar de bankrekening van de verdachte blijkt dat er op 5 januari 2018 twee pintransacties zijn gedaan bij een tankstation in Slowakije en later die dag zijn er nog uitgaven bij een McDonalds in Tsjechië.
[medeverdachte02] heeft verklaard over een bezoek aan een McDonalds in Tsjechië samen met de verdachte. Dit wordt dus bevestigd door een door de verdachte aldaar verrichte pintransactie en whatsappberichten die [medeverdachte02] die dag aan zijn partner heeft verstuurd.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte02] met de nodige terughoudendheid moeten worden bekeken. De rechtbank is van oordeel dat zijn verklaring ten aanzien van deze aankoop betrouwbaar en bruikbaar is, omdat deze, zoals hiervoor overwogen, op meerdere punten wordt ondersteund door ander in het dossier aanwezig bewijs.
De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
16 mei 2018
De officier van justitie en de verdediging komen tot de conclusie dat de verdachte van deze aankoop dient te worden vrijgesproken.
Uit de administratie van [afkorting firma01] blijkt dat op 16 mei 2018 acht Flobert vuurwapens van het merk Grand Power zijn aangekocht op naam van [medeverdachte02] .
De rechtbank overweegt dat uit het dossier weliswaar kan worden afgeleid dat de verdachte in de periode van 15 mei t/m 18 mei 2018 in Tsjechië en Polen heeft verbleven, maar niet dat hij op 16 mei 2018 in de winkel van [afkorting firma01] of in Slowakije is geweest. Op zijn telefoon wordt op 14 mei 2018 gezocht op ‘ [afkorting firma01] ’ of ‘ [firma01] ’. Daaruit blijkt echter nog niet van directe betrokkenheid bij deze specifieke aankoop De verklaring van [medeverdachte02] ten aanzien van deze aankoop en de eventuele rol van de verdachte daarbij is minder specifiek dan zijn verklaring over de andere aankopen.
Er zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook te weinig concrete en directe bewijsmiddelen waaruit de directe betrokkenheid van de verdachte ten aanzien van deze aankoop blijkt.
De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
13 juni 2018
Uit de administratie van [afkorting firma01] blijkt dat op 13 juni 2018 zeventien Flobert vuurwapens van het merk HS en/of Grand Power zijn aangekocht op naam van [medeverdachte02] .
[medeverdachte02] heeft verklaard dat hij in een door de verdachte gehuurde Toyota Yaris naar Slowakije is gereden. De verdachte was volgens [medeverdachte02] bij deze aankoop aanwezig en reed toen in een Renault Scenic met Belgisch kenteken.
De verklaring van [medeverdachte02] wordt ondersteund door het feit dat de telefoon van de verdachte op 13 juni 2018 in het tijdvak van 8.00 uur tot iets na 13.00 uur in Slowakije aanstraalde. In die tijd werden de vuurwapens aangeschaft.
Uit ANPR-gegevens blijkt dat op 13 juni 2018 een Renault Scenic met (Belgisch) kenteken [kenteken02] wordt waargenomen in Slowakije, op hetzelfde tijdstip als de Toyota Yaris waarin [medeverdachte02] reed. Vervolgens beweegt de telefoon van de verdachte zich via Tsjechië en Duitsland terug naar Nederland.
Gelet op het voorgaande is buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij deze wapenaankoop en bij het doen binnenkomen van de wapens in Nederland. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen.
1 december 2018
Uit de administratie van [afkorting firma01] blijkt dat op 1 december 2018 veertien Flobert vuurwapens van het merk Grand Power zijn aangekocht op naam van [medeverdachte07] .
[medeverdachte07] heeft verklaard dat hij deze wapens in opdracht heeft aangekocht. [medeverdachte07] heeft de aankoop contant betaald. Het geld voor de aankoop kreeg hij van de opdrachtgever. Dat was bij alle aankopen die [medeverdachte07] heeft gedaan dezelfde persoon. Hij heeft de wapens in de auto mee terug naar Nederland genomen. Hij droeg de vuurwapens in Nederland dan weer over aan de opdrachtgever en kreeg dan betaald. Uit de telefoongegevens van [medeverdachte07] blijkt inderdaad dat hij naar Slowakije heen en weer is gereisd.
Vanaf 25 november 2018 heeft [medeverdachte07] via Whatsapp contact met een persoon met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam01] ’. Uit het gesprek wordt duidelijk dat deze persoon wil dat [medeverdachte07] voor hem of haar vuurwapens gaat halen in Slowakije. Op 26 november belt [medeverdachte07] vervolgens met twee vuurwapenwinkels in Slowakije. Direct daarna heeft [medeverdachte07] contact met de verdachte.
Die middag heeft [medeverdachte07] via Whatsapp weer contact met [gebruikersnaam01] , die [medeverdachte07] dan concreet vraagt om 14 vuurwapens te halen. [medeverdachte07] wil dat echter niet omdat hij op vrijdag (de rechtbank begrijpt op 30 november 2018) die 14 wapens al voor ‘hun’ moet halen. [medeverdachte02] zegt dat die 14 wapens zijn besteld door ‘ [voornaam verdachte01] ’. ‘Ze’ bellen van te voren met die winkel en dan spreken ze af: leg ze weg, we komen zaterdag. De bestelling ziet op vuurwapens van merk en type K100 Grand Power flobert. Ook gaat het gesprek over de huurauto, waarbij eveneens de naam [voornaam verdachte01] wordt genoemd. [medeverdachte07] zegt dat hij elke twee weken voor ‘hun’ daarheen rijdt. [medeverdachte07] koopt op 1 december 2018 daadwerkelijk 14 vuurwapens Grand Power K100 flobert.
Het whatsapp-gesprek kan niet anders worden geduid dan dat [medeverdachte07] in opdracht van [voornaam verdachte01] , de verdachte, op 1 december 2018 14 vuurwapens heeft aangeschaft die door de verdachte zijn besteld.
De telefoon van de verdachte komt, net als die van [medeverdachte06] , op 1 december 2018 om 18:35 uur weer op het Nederlandse netwerk bij Beuningen. Sinds 24 november 2018 was zijn nummer niet meer op het Nederlandse netwerk geweest. Enkele uren later komt ook de telefoon van [medeverdachte07] Nederland weer binnen.
Op 2 december 2018 stuurt [medeverdachte07] aan de verdachte een whatsapp-bericht met de vraag of hij thuis is. Die dag om 15.06 uur straalt de telefoon van [medeverdachte07] een zendmast aan nabij het woonwagenkamp aan de [locatie01] in Tiel, het adres van de verdachte.
Uit deze bewijsmiddelen, in samenhang bezien, blijkt dat [medeverdachte07] de vuurwapens in Slowakije heeft aangekocht in opdracht van de verdachte en deze in Nederland aan hem heeft overgedragen. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook wettig en overtuigend bewezen.
25 januari 2019
Uit tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte07] eind januari 2019 van plan is om naar het buitenland te reizen. Die reis wordt ook daadwerkelijk waargenomen: in de nacht van 24 op 25 januari 2019 rijdt [medeverdachte07] in een gehuurde auto via Duitsland en Tsjechië naar [afkorting firma01] in Slowakije.
Met een zwarte sporttas gaat [medeverdachte07] bij [afkorting firma01] naar binnen en na een half uur komt hij weer naar buiten. ’s Nachts rijdt hij dezelfde route weer terug: via Tsjechië en Duitsland naar Nederland.
Terug in Nederland wordt [medeverdachte07] in zijn gehuurde auto aangehouden en worden twaalf vuurwapens in de auto aangetroffen. Alle wapens waren qua samenstelling, merk, model en kaliber gelijk, het zijn Grand Power P1f, 6mm flobert wapens.
Voor en na de aankoop heeft [medeverdachte07] contact met de verdachte. In de ochtend van 24 januari 2019 laat de verdachte via whatsapp aan [medeverdachte07] weten dat hij hem zo oppikt en dat [medeverdachte07] zijn rijbewijs moet meenemen. Vervolgens rijden zij samen naar twee autoverhuurbedrijven. Bij het tweede bedrijf pikt [medeverdachte07] de huurauto op waarmee hij uiteindelijk naar Slowakije is gereden. Tijdens de observatie is ook gezien dat de verdachte naar een ABN Amro filiaal in Den Bosch rijdt. Op dat moment wordt er een bedrag van 520 euro op de bankrekening van [medeverdachte07] gestort. De kosten voor de huur van de auto komen overeen met het gestorte bedrag en zijn vanaf de rekening van [medeverdachte07] betaald.
Nog net voordat [medeverdachte07] wordt aangehouden, appt hij naar de verdachte dat hij rond 14.00 uur bij hem zal zijn. Gelet op het tijdstip van aanhouding (13.35 uur) was dat inderdaad ongeveer het tijdstip waarop [medeverdachte07] bij de verdachte zou zijn aangekomen. Als [medeverdachte07] zich rond dat tijdstip niet bij de verdachte meldt, stuurt de verdachte berichtjes naar [medeverdachte07] waaruit blijkt dat hij zich zorgen begint te maken. Even later deelt de verdachte zijn zorgen ook met [medeverdachte01] : het is niet pluis, want hij had er om twee uur moeten zijn, maar is er nog niet. De verdachte maakt zich zorgen om ‘die dingen’.
Uit het voorgaande blijkt van directe betrokkenheid van de verdachte bij deze aankoop en invoer van de vuurwapens. Ook dit onderdeel van de tenlastelegging kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaarde periode
De verdachte wordt vrijgesproken van de wapenaankopen en de invoer daarvan op 19 januari 2016 en 16 mei 2018. Nu de eerste en laatste bewezenverklaarde wapenaankopen plaatsvonden op respectievelijk 5 januari 2018 tot en met 25 januari 2019, zal de rechtbank de in de tenlastelegging genoemde periode inkorten en bewezen verklaren dat de verdachte het feit heeft gepleegd in de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 januari 2019.
Beroep of gewoonte maken
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte een initiërende, faciliterende en controlerende rol had in de invoer, ombouw en handel in vuurwapens. Die rol heeft de verdachte gezien de hoeveelheid vuurwapens en de frequentie van de inkoop en doorverkoop van de vuurwapens (onder meer) vervuld met het oog op financieel gewin. Gezien het feit dat de verdachte geen inkomsten uit arbeid of andere legale inkomsten had en het feit dat in PGP-gesprekken van medeverdachten onder meer wordt besproken voor welk bedrag de vuurwapens worden in- en doorverkocht en wat zij daaraan overhouden, kan het niet anders dan dat de verdachte zich stelselmatig met het oog op financieel gewin of om in zijn onderhoud te voorzien heeft beziggehouden met het medeplegen van de invoer van vuurwapens en hij daarvan dus een beroep heeft gemaakt.
4.2.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich samen met anderen in de periode van 1 januari 2018 tot en
met 25 januari 2019 schuldig heeft gemaakt aan de handel in vuurwapens en dat hij hiervan
een beroep heeft gemaakt.
4.3.
Criminele organisatie, feit 1
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van dit feit. De verdachte heeft volgens de officier van justitie een prominente rol gehad in het criminele samenwerkingsverband dat zich in de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 november 2019 bezighield met wapenhandel. De organisatie bestond naast de verdachte uit [medeverdachte01] , [medeverdachte06] , [medeverdachte02] , [medeverdachte07] en [medeverdachte05] .
4.3.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat een bewezenverklaring voor deelneming aan een criminele organisatie voor de hand lijkt te liggen, doch dat de periode dient te worden ingekort. Niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in de periode vóór 2018 heeft deelgenomen aan de beweerdelijke criminele organisatie, zodat hij daarvan partieel dient te worden vrijgesproken.
4.3.3.
Beoordeling
Dit feit betreft de verdenking dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele
organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven in de zin van de Wet wapens en munitie in de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 november 2019. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of sprake is van een criminele organisatie en, zo ja, of de verdachte daaraan heeft deelgenomen.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van een criminele organisatie zoals bedoeld in artikel 140 van
het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet sprake zijn van een samenwerkingsverband met een
zekere duurzaamheid en structuur tussen twee of meer personen. Voor deelneming daaraan
dient vast te staan dat de verdachte tot het samenwerkingsverband behoort of met gedragingen het samenwerkingsverband ondersteunt die bijdragen aan het oogmerk van de organisatie. Kort gezegd dient, voor een bewezenverklaring, vast komen te staan dat de verdachte deel uitmaakte van de organisatie die handelde in wapens, dat hij daaraan een bijdrage heeft geleverd en dat hij wist dat de organisatie het oogmerk had om misdrijven te plegen.
Structuur, duurzaamheid en oogmerk
Zoals uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt, wordt bewezen verklaard, kort gezegd, dat de verdachte zich samen met anderen gedurende een langere periode bezig heeft gehouden met vuurwapenhandel. Uit hetgeen de rechtbank in het kader van de beoordeling van feit 2 heeft overwogen volgt al dat daarbij sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband.
Uit het dossier blijkt dat eerst [medeverdachte02] (11 aankopen tussen 31 januari 2015 en 13 juni 2018) en later [medeverdachte07] (7 aankopen tussen 4 juli 2018 en 26 januari 2019) hebben opgetreden als koper van de vuurwapens in Slowakije. Zij deden dat in opdracht van de familie [achternaam01] . De vuurwapens zijn naar Nederland vervoerd en verkocht in het illegale circuit nadat ze waren omgebouwd om scherpe munitie te kunnen verschieten.
Uit de verklaring van [medeverdachte02] blijkt dat [medeverdachte01] begonnen is met de vuurwapenhandel, maar dat op een gegeven moment de verdachte en [medeverdachte06] meer in beeld kwamen en het van hem hebben overgenomen.
De verdachte onderhield contact met [medeverdachte02] en [medeverdachte07] over wanneer ze naar Slowakije moesten gaan en regelde of bekostigde daarvoor regelmatig huurauto’s. Ook was de verdachte samen met [medeverdachte06] aanwezig in Slowakije ten tijde van vuurwapenaankopen door [medeverdachte02] en [medeverdachte07] . Uit de verklaringen van [medeverdachte02] en [medeverdachte07] blijkt dat de verdachte ten opzichte van hen een sturende rol vervulde.
Verder blijkt uit de historische telefoongegevens van de verdachte dat hij ontmoetingen had met [medeverdachte05] , die de gekochte vuurwapens kon ombouwen. Dit blijkt onder meer uit OVC-gesprekken uit 2019 waarin de verdachte onder andere zegt
“ [naam01] zet ook die demper, kan er op met schroefdraad of niet.”[medeverdachte06] vraagt zich
vervolgens af
”Ja, wie moet het anders doen.”Met [naam01] wordt [medeverdachte05] bedoeld.
Ook zijn er OVC-gesprekken tussen onder meer de verdachte en [medeverdachte06] , waarin de werkwijze van het samenwerkingsverband en de kosten van het ombouwen van de vuurwapens en doorverkoopprijzen worden besproken.
Hieruit blijkt dat voornoemde strafbare feiten in een gestructureerd samenwerkingsverband hebben plaatsgevonden en dat die samenwerking bovendien een duurzaam karakter had.
Kortom, er was sprake van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Wet wapens en munitie.
Rol van de verdachte
De verdachte maakte onderdeel uit van deze criminele organisatie en had hierin samen met zijn zoons een leidinggevende rol. Zij financierden en organiseerden de wapenaankopen en hielden daarbij toezicht op de koeriers die zij daarbij inzetten en hebben de aangekochte vuurwapens om laten bouwen en vervolgens verkocht.
Periode
Uit het dossier is niet helder geworden op welk moment precies de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie begint. De feitelijke eerste aankoop waarvoor de verdachte wordt vervolgd was op 19 januari 2016. Zoals hiervoor onder 4.2. is overwogen wordt de verdachte van deze aankoop vrijgesproken. De eerste aankoop waarvoor de verdacht wordt veroordeeld vond plaats op 5 januari 2018. Concrete betrokkenheid van de verdachte bij aankopen voor deze datum kan niet met voldoende mate van zekerheid uit het dossier worden afgeleid. Reden waarom, zoals ook door de raadsman is bepleit, de bewezenverklaarde periode zal worden bepaald op 1 januari 2018 tot en met 25 november 2019.
4.3.4.
Conclusie
Concluderend acht de rechtbank op grond de in de bewijsbijlage opgenomen
bewijsmiddelen en wat hiervoor is overwogen, dat wettig en overtuigend bewezen is dat de
verdachte, kort gezegd, in de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 november 2019 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, op de wijze zoals hierna onder ‘bewezenverklaring’ nader aangeduid. De criminele organisatie werd gevormd door in ieder geval de verdachte, zijn zoons [medeverdachte01] en [medeverdachte06] , [medeverdachte07] , [medeverdachte02] en [medeverdachte05] .
4.4.
Voorbereidingshandelingen Opiumwet, feit 3
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft zich, samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs door 45 kilo microcellulose, een tabletteerhulpstof voor het bereiden/vervaardigen van MDMA-pillen, voorhanden te hebben en te verstrekken.
4.4.2.
Standpunt verdediging
In de drie dozen zit in totaal 45 kilo poeder. Dit poeder is bemonsterd en getest door het NFI en bevat vermoedelijk microcellulose, zijnde een vulmiddel voor het maken van XTC-pillen. Nu dit vermoeden niet is geverifieerd door nader onderzoek en dus niet onomstotelijk vaststaat dat het daadwerkelijk om microcellulose gaat, dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
4.4.3.
Beoordeling
Op 8 mei 2019 vindt er een observatie plaats nabij de woning van de verdachte. Daar wordt gezien dat [medeverdachte06] en een onbekende persoon, die later is geïdentificeerd als [medeverdachte08] , in bijzijn van de verdachte, drie kartonnen dozen naar een Ford Fiesta dragen. Twee dozen worden in de kofferbak geplaatst en één doos lijkt op de achterbank te worden geplaatst. Vervolgens stapt [medeverdachte08] in de Ford Fiesta, rijdt weg en parkeert zijn auto aan de [adres02] te Tiel, waar hij even later naar binnen gaat met een kartonnen doos van de achterbank. De vrouw van [medeverdachte08] rijdt vervolgens weg in de Ford Fiesta. Even later wordt zij door de politie staande gehouden. Zowel de auto als de woning aan de [adres02] te Tiel worden vervolgens doorzocht. Bij deze doorzoekingen zijn de drie kartonnen dozen aangetroffen.
In de drie dozen zat in totaal ongeveer 45 kilo poeder. Het NFI heeft dit poeder onderzocht en geconcludeerd dat dit
vermoedelijk(micro)cellulose bevat. Deze stof wordt algemeen toegepast in geneesmiddelen, met name als vulmiddel in tabletten en in relatie tot drugs komt microcellulose voor als hulpstof bij het maken van XTC pillen.
In een toelichting schrijft het NFI dat de term vermoedelijk betekent dat de onderzoeksresultaten passen bij de genoemde stof en dat er extra onderzoek nodig is om de identiteit van deze stof volledig vast te stellen. Verder is in het rapport vermeld dat voor de mogelijkheden van vervolgonderzoek contact kan worden opgenomen met team Verdovende Middelen van het NFI.
Dit nadere onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Nu de microcellulose een essentieel onderdeel van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen vormt en niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat het daadwerkelijk om deze stof gaat, dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
4.4.4.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 november 2019 te Tiel en/of te Breda en/of te Poppel, althans in Nederland en/of in België en/of in Slowakije,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) verdachte zelf en de medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte06] en [medeverdachte04] en [medeverdachte02] en [medeverdachte05] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in:
-artikel 14 Wet wapens en munitie en;
-artikel 9 Wet wapens en munitie en;
-artikel 22 Wet wapens en munitie en;
-artikel 26 Wet wapens en munitie.
2.
hij op meerdere tijdstippen, in de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 januari 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
(telkens) zonder consent in totaal 54 vuurwapens, als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie (aangekocht bij de firma [firma01] , S.R.O. te Slowakije), te weten:
- 11 pistolen van het merk Grand Power aangekocht op of omstreeks 5 januari 2018 ;
- 17 pistolen van het merk HS en/of Grand Power aangekocht op of omstreeks 13 juni 2018
- 14 pistolen van het merk Grand Power aangekocht op of omstreeks 1 december 2018 ;
- 12 pistolen van het merk Grand Power aangekocht op of omstreeks 25 januari 2019 ;
heeft doen binnenkomen en overgedragen en die vuurwapens voorhanden heeft gehad, en hij van het ter beschikking stellen en verhandelen van wapens een beroep
of gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

2.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, artikel 26, eerste lid en 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en in strijd met die wet van het ter beschikking stellen en verhandelen van wapens een beroep of een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

3.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

4.Motivering straf

4.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
4.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 januari 2019 schuldig gemaakt aan de handel in vuurwapens. Hij is betrokken geweest bij de aankoop van in totaal 54 vuurwapens. Deze wapens werden in Slowakije aangekocht, naar Nederland gebracht, omgebouwd en verder doorverkocht.
In de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 november 2019 heeft de verdachte tevens deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat het binnenbrengen in Nederland, het voorhanden hebben, het transformeren en de handel in vuurwapens als oogmerk had. Hierin had de verdachte samen met zijn zoons [medeverdachte06] en [medeverdachte01] een leidende rol. Hij onderhield contact met de koeriers die de wapens op hun naam aankochten en naar Nederland brachten en met de persoon die de aangekochte wapens ombouwde.
De aangekochte wapens werden door de verdachte verkocht en kwamen zodoende in het criminele circuit terecht. Verschillende van deze wapens zijn (scherp schietend) aangetroffen in andere onderzoeken en daarmee zijn zeer ernstige misdrijven gepleegd.
Het ongecontroleerde bezit en de handel in vuurwapens is een groot probleem. Steeds vaker worden vuurwapens aangetroffen in de openbare ruimte en niet zelden worden deze ook daadwerkelijk gebruikt. Het bezit en gebruik van vuurwapens zorgt dan ook voor toenemende gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft met zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de verdere verspreiding van vuurwapens. Hij heeft zich daar kennelijk allemaal niet om bekommerd en puur gehandeld met het oog op financieel gewin. Dit zijn ernstige feiten en hiertegen dient streng te worden opgetreden.
4.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 september 2020. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De raadsman heeft stukken overgelegd die zien op de gezondheidstoestand van de verdachte, die sinds 2013 kampt met ernstige gezondheidsproblemen. In dat jaar werd hij getroffen door een hartaanval en in 2022 is hij wederom aan zijn hart geopereerd en heeft hij een herseninfarct gehad, naar aanleiding waarvan hij nog steeds klachten ervaart en herstellende is.
4.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank ziet dat de verdachte een broze gezondheid heeft, maar gezien het grote aantal vuurwapens waar het hier om gaat en de ernst van de feiten - waaronder het beroepsmatig handelen - kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de straffen opgelegd in de zaken van de medeverdachten, en rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak. De verdachte is op 25 november 2019 aangehouden en op 24 mei 2023 is door rechtbank uitspraak gedaan.
Daarnaast spreekt de rechtbank de verdachte vrij van feit 3 en een aantal wapenaankopen tenlastegelegd onder feit 2, en wordt de deelname aan de criminele organisatie bewezenverklaard voor een kortere periode dan ten laste gelegd. Reden waarom de op te leggen gevangenisstraf lager uitvalt dan de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

5.Voorlopige hechtenis

De verdachte is op 25 november 2019 aangehouden en in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 13 februari 2020 onder voorwaarden geschorst. Na een positief rapport van de reclassering zijn op 14 september 2020 de voorwaarden gewijzigd en is het elektronisch toezicht komen te vervallen.
De raadsman heeft bepleit de verdachte een ‘lopend’ vonnis te geven, door de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen. De verdachte heeft zich sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis altijd aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en detentie zal gelet op zijn zeer broze gezondheid ingrijpende gevolgen hebben.
De rechtbank ziet, gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte niet op te heffen, zodat deze ook na de uitspraak zal voortduren.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 14, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Zaaksdossier C08
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 25 november 2019 te Tiel en/of te Breda en/of te Poppel, althans in Nederland en/of in België en/of in Slowakije,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) verdachte zelf en/of de medeverdachte(n) [medeverdachte01] en/of [medeverdachte06] en/of [medeverdachte04] en/of [medeverdachte02] en/of [medeverdachte05] en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in:
-artikel 14 Wet wapens en munitie en/of;
-artikel 9 Wet wapens en munitie en/of;
-artikel 22 Wet wapens en munitie en/of;
-artikel 26 Wet wapens en munitie en/of;
althans enige misdrijven.
(Art. 140 Wetboek van Strafrecht)
2.
Zaaksdossiers C01, C02 en C03
hij op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 19 januari 2016 tot en met 25 januari 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) zonder consent in totaal 77 vuurwapen(s), althans een groot aantal vuurwapens, als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie (aangekocht bij de firma [firma01] , S.R.O. te Slowakije), te weten:
- 15 pistolen van het merk Walther aangekocht op of omstreeks 19 januari 2016
(zaaksdossier 02);
- 11 pistolen van het merk Grand Power aangekocht op of omstreeks 5 januari
2018 (zaaksdossier 03);
- 8 pistolen van het merk Grand Power aangekocht op of omstreeks 16 mei 2018
(zaaksdossier 03);
- 17 pistolen van het merk HS en/of Grand Power aangekocht op of omstreeks 13
juni 2018 (zaaksdossier 03);
- 14 pistolen van het merk Grand Power aangekocht op of omstreeks 1 december
2018 (zaaksdossier 01);
- 12 pistolen van het merk Grand Power aangekocht op of omstreeks 25 januari
2019 (zaaksdossier 01);
heeft doen binnenkomen en/of heeft overgedragen en/of die vuurwapens voorhanden
heeft gehad,
en hij van het ter beschikking stellen en/of verhandelen van wapens een beroep
of gewoonte heeft gemaakt.
(Art. 14 WWM jo. art. 26 WWM jo. art31 WWM jo. art. 55 lid 4 WWM jo. 47 Sr)
3.
Zaaksdossier C10
hij op of omstreeks 8 mei 2019 te Tiel, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (een) hoeveelhe(i)d(en) amfetamine en/of metamfetamine en/of MDMA (XTC), in elk geval van een middel vermeld op lijst I, zijnde(telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen:
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of te verschaffen, en/of
- een voorwerp(en) en/of vervoermiddel(en) en/of stof(fen) voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den)om te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met
elkaar, althans een ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- ( een) stof(fen), te weten (ongeveer) 45 kilogram, in elk geval (een) hoeveelheid van een materiaal bevattende (micro) cellulose, een tabletteerhulpstof, welke stof benodigd is, althans kan worden gebruikt bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, besteld en/of vervoerd en/of opgeslagen en/of verpakt en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of gekocht en/of verkocht en/of gefinancierd en/of ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of
doen/laten bestellen en/of vervoeren en/of opslaan en/of verpakken en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of kopen en/of verkopen en/of financieren en/of ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- ( telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van (ongeveer) 45 kilogram, in
elk geval (een) hoeveelheid van een materiaal bevattende (micro) cellulose, een
tabletteerhulpstof.
(Artikel 10a lid 1 ahf/sub 1, 2 en 3 Opiumwet)

Voetnoten

1.Proces-verbaal toelichting verschijningsvorm van aangepaste vuurwapens, Algemeen dossier, bijlage 3.