ECLI:NL:RBROT:2023:4211
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging proeftijdontslag vanwege strijd met het (opzeg)verbod om onderscheid te maken op basis van politieke gezindheid
In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam01] en Stichting [stichting01]. [naam01] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met de stichting, maar werd op 30 november 2022 ontslagen tijdens de proeftijd. De reden voor het ontslag was het vermeende verzwijgen van zijn eerdere werkzaamheden voor de PVV-fractie in de gemeenteraad van Rotterdam, wat volgens de stichting in strijd was met de waarden die zij nastreeft. [naam01] verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen, stellende dat het ontslag was ingegeven door zijn politieke overtuiging, wat in strijd is met het opzegverbod op basis van politieke gezindheid.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag inderdaad in strijd was met het opzegverbod. De stichting had onvoldoende bewijs geleverd dat het ontslag niet was ingegeven door de politieke overtuiging van [naam01]. De rechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voortduurde. Tevens werd de stichting veroordeeld tot betaling van het loon van [naam01] vanaf 1 december 2022 tot 1 juni 2023, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging.
Daarnaast verzocht de stichting om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen van [naam01]. De rechter oordeelde dat hoewel [naam01] zich op 1 december 2022 misdroeg, dit niet voldoende was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Uiteindelijk werd de arbeidsovereenkomst ontbonden op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. [naam01] kreeg recht op een transitievergoeding van € 620,89 en een billijke vergoeding van € 5.000,-. De stichting werd veroordeeld in de proceskosten.