ECLI:NL:RBROT:2023:4211

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
10289255 VZ VERZ 23-584 en 10377472 VZ VERZ 23-2527
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging proeftijdontslag vanwege strijd met het (opzeg)verbod om onderscheid te maken op basis van politieke gezindheid

In deze zaak heeft de kantonrechter op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam01] en Stichting [stichting01]. [naam01] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met de stichting, maar werd op 30 november 2022 ontslagen tijdens de proeftijd. De reden voor het ontslag was het vermeende verzwijgen van zijn eerdere werkzaamheden voor de PVV-fractie in de gemeenteraad van Rotterdam, wat volgens de stichting in strijd was met de waarden die zij nastreeft. [naam01] verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen, stellende dat het ontslag was ingegeven door zijn politieke overtuiging, wat in strijd is met het opzegverbod op basis van politieke gezindheid.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag inderdaad in strijd was met het opzegverbod. De stichting had onvoldoende bewijs geleverd dat het ontslag niet was ingegeven door de politieke overtuiging van [naam01]. De rechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat de arbeidsovereenkomst voortduurde. Tevens werd de stichting veroordeeld tot betaling van het loon van [naam01] vanaf 1 december 2022 tot 1 juni 2023, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging.

Daarnaast verzocht de stichting om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen van [naam01]. De rechter oordeelde dat hoewel [naam01] zich op 1 december 2022 misdroeg, dit niet voldoende was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Uiteindelijk werd de arbeidsovereenkomst ontbonden op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. [naam01] kreeg recht op een transitievergoeding van € 620,89 en een billijke vergoeding van € 5.000,-. De stichting werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

uitspraak: 19 april 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak met nummer 10289255 VZ VERZ 23-584
[naam01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoeker,
gemachtigde: M.J.P. Meeuwissen,
tegen
Stichting [stichting01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. [voorletters01] . de Jong,
en
in de zaak met nummer 10377472 VZ VERZ 23-2527
Stichting [stichting01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. [voorletters01] . de Jong,
tegen
[naam01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerder,
gemachtigde: M.J.P. Meeuwissen.
Partijen worden hierna ‘ [naam01] ’ en ‘ [stichting01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van [naam01] ;
- het verweerschrift met voorwaardelijk ontbindingsverzoek van [stichting01] .
1.2.
Op 20 maart 2023 zijn de zaken op een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een arbeidsovereenkomst gesloten waarbij [naam01] (geboren op [geboortedatum01] 1972) per 1 december 2022 in dienst zou treden als medewerker secretariaat. De arbeidsovereenkomst is voor bepaalde tijd (1 jaar) aangegaan, met de mogelijkheid van tussentijdse opzegging. Het overeengekomen salaris bedroeg € 3.167,66 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2.
Op 30 november 2022 is [naam01] ontslagen. In de ontslagbrief staat het volgende:
“Morgen, 1 december 2022 zou u in de functie van medewerker Secretariaat
in dienst treden van het [stichting01] . U heeft voor
die functie gesolliciteerd en er hebben twee gesprekken met collega's van
mij plaatsgevonden waarna u door mij een contract is aangeboden.
Naar mij vandaag is gebleken bent u echter niet volledig geweest in het
verstrekken van informatie aan het fonds. U heeft namelijk nagelaten te
vermelden dat u fractiemedewerker bent geweest voor de PVV-fractie in de
gemeenteraad van Rotterdam, meer concreet voor uw partner en PVV gemeenteraadslid
[naam02] . Voorgaande blijkt echter niet uit uw aan
ons gestuurde CV en ook niet uit uw openbare Linkedln profiel. In het
sollicitatiegesprek heeft u dat evenmin verteld toen uw vorige baan en
werkgever ter sprake kwamen.
Ik ben van mening dat u die informatie wel tijdens de sollicitatiefase had
moeten melden. In uw functie bent u tot kort geleden immers (onder
andere) verantwoordelijk geweest voor het formuleren van betogen en het
schrijven van opiniestukken van de heer [naam02] . De inhoud en het doel
van die werkzaamheden laten zich niet verenigen met de waarden en
normen die het [stichting01] nastreeft, en de grote
waarde die zij in dat kader hecht aan een inclusieve organisatiecultuur. De
integriteit van de heer [naam02] is in het verleden bovendien
publiekelijk ter discussie gesteld, waarbij ook uw positie en beloning een rol
speelde. Door voorgaande informatie niet met ons te delen in het
sollicitatieproces, heeft u ons de kans ontnomen daarover een eigen
afweging te maken. Die was in dit geval overigens in uw nadeel uitgevallen.
Hierbij zeg ik daarom uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op.
Dat doe ik met een beroep op de overeengekomen proeftijd in artikel 1.3 1
van de arbeidsovereenkomst.
Dientengevolge zal u morgen geen toegang worden verleend tot het
kantoor van het [stichting01] en dit schrijven is de laatste verplichting
die ik als werkgever jegens u neem.
Ik heb er begrip voor dat dit bericht in negatieve zin overvalt, maar ik zie
geen andere mogelijkheid dan bovengenoemd besluit te nemen.”
2.3.
Op 1 december 2022 is [naam01] samen met zijn partner [naam02] (hierna: [naam02] ) naar [stichting01] gegaan, waar een gesprek met de directeur heeft plaatsgevonden. Het gesprek is door [naam01] en [naam02] opgenomen. In het transcript van dat gesprek staat het volgende:
“SG: Goedemorgen, [naam03] [functie01] [stichting01] .
MM: [naam02] . Mogen we dit gesprek trouwens opnemen.
SG: Nee, dat mag niet.
MM: Zullen we anders vragen of bureau RADAR ook meedoet met dit gesprek want daar hebben wij ook net contact mee gehad.
SG: Nee, ik heb volgens mij gisterenavond een brief gestuurd. Euh, vanochtend ben je nog gebeld door een collega van mij. Voor mij is het duidelijk dat er een aantal feiten over het arbeidsverleden niet in het cv stonden vermeld en ook niet in het gesprek zijn vermeld. En op basis daarvan heb ik gekeken naar de arbeidsovereenkomst waar in een proefperiode ik als werkgever mogelijkheid heb om die per direct te ontbinden. Dat is gebeurd en daarmee heb ik ook besloten dat u geen toegang krijgt tot het Fonds.
MM: U blijft bij dit besluit? Want dit hebben wij wel even opgenomen dan kunnen wij dit gelijk communiceren naar de rest van de wereld. Kijk u kunt het nu nog ongedaan maken.
SG: neen ik blijf bij dit besluit. Dit besluit is genomen.
MM: Okay en ook alles wat u in uw brief heeft staan dat is ook allemaal waar en dat euh. Want u heeft nogal wat opgeschreven namelijk. Maar goed u heeft uw handtekening eronder gezet. Dus u draagt ook de gevolgen, meneer [naam04] .
SG: Ik euh, ik houd het bij deze brief.
MM: Maar jij wil gewoon aan de slag.
MH: Ik wil graag aan de slag. Ja. Vandaag, zoals afgesproken.
MM: Dus bij deze nogmaals, het is nu tien uur en de heer [naam01] zou aan de slag gaan bij u.
MH: Om tien uur dat was afgesproken.
SG: Zoals ik zei, d'r is een besluit genomen. Dat staat in de brief die ik u gisteren heb
gestuurd. [naam05] misschien kan jij even nog aan [naam06] vragen dan krijgt hij ook nog
een brief met de handtekening d'r op die ligt daar. Dan kan ik die direct overhandigen.
MM: Ja, dat is goed. Dan is het ook goed dat we ook met een echte handtekening
hebben staan wat u allemaal stelt in die brief. Want het is nogal wat.
SG: Wil jij die even pakken, [naam05] .
MM: Dus nogmaals, u heeft nu de kans om het ongedaan te maken. Anders zijn, dan
zullen we zien wat er gaat gebeuren.
SG: Dan overhandig ik hierbij ook nog op papier de brief en dan laten wij het hierbij.
MM: Het zal hier niet bij blijven, hier wordt nogal wat in gesteld en dat euh, ik kan u
vertellen dat dit een staartje krijgt. U heeft nu de kans om die brief ongedaan te
maken. Nu nog uw laatste kans.
SG: Ik herhaal voor de derde keer. Ik heb gisteren een besluit genomen. Deze brief
getekend en gestuurd.
MM: Ja.
SG: En daarmee gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in de arbeidsovereenkomst staat.
MM: Ja. Nee, maar ook bijvoorbeeld wat over mij, meneer [naam02] , allemaal schrijft. U heeft onderzoek gedaan en u weet wat de gevolgen zijn als dit het daglicht ziet. Allerlei onwaarheden, smaad, laster.
SG: Ik hoef verder op dit moment geen toelichting te geven op deze brief.
MM: Nee, dat hoeft u niet. Okay, tot snel dan, meneer. Dag.
SG: Prettige dag en nogmaals succes met uw verdere carrière.”

3.De verzoeken

10289255 VZ VERZ 23-584

3.1.
[naam01] verzoekt de opzegging te vernietigen en hem toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden onder verbeurte van een dwangsom. Hij verzoekt verder (bij wijze van voorlopige voorziening) [stichting01] te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 1 december 2022. Subsidiair, voor het geval de opzegging in stand blijft of alsnog ontbinding van de arbeidsovereenkomst volgt, wordt verzocht [naam01] een vergoeding toe te kennen van
€ 45.000,-.
3.2.
[naam01] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een zogenaamd ‘politiek ontslag’; een ontslag dat is ingegeven door de politieke voorkeur van de werknemer. Dat is – kort gezegd – in strijd met een opzegverbod en daarom moet het proeftijdontslag vernietigd worden.
10377472 VZ VERZ 23-2527
3.3.
[stichting01] verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor het geval nu of in de
toekomst blijkt dat deze nog bestaat, op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, zonder dat
daarbij een transitievergoeding of andere vergoeding wordt toegekend.
3.4.
[stichting01] stelt zich op het standpunt dat zij gerechtigd was [naam01] in de proeftijd te ontslaan. Voor het geval dat ontslag geen stand houdt en de arbeidsovereenkomst voortduurt, verzoekt [stichting01] de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair op grond van verwijtbaar handelen (de e-grond) en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond), zonder toekenning van een vergoeding.

4.De beoordeling van het verzoek en het tegenverzoek4.1. Gelet op de samenhang tussen de verzoeken zullen deze gezamenlijk worden beoordeeld. Omdat direct een eindbeslissing wordt gegeven, bestaat geen aanleiding om te beslissen op de gevraagde voorlopige voorziening.

vernietiging ontslag?
4.2.
De vraag die eerst beantwoord moet worden, is of het door [stichting01] gegeven proeftijdontslag stand houdt. Het uitgangspunt daarbij is dat het een werkgever – ook in de proeftijd – niet is toegestaan een werknemer te ontslaan in verband met zijn politieke overtuiging (artikel 7:681 lid 1 sub c BW in samenhang met de artikelen 1, 5 en 8 van de Algemene wet gelijke behandeling).
4.3.
[stichting01] heeft in deze procedure aangevoerd dat [naam01] bij zijn sollicitatie onjuiste informatie over zijn arbeidsverleden heeft gegeven door op zijn CV te vermelden dat hij voor de “Gemeenteraad Rotterdam” werkte, dat hij dat in de sollicitatiegesprekken heeft herhaald en dat hij dus heeft verzwegen dat hij voor de PVV-fractie, die bestond uit [naam02] , heeft gewerkt, terwijl er toen de nodige controverse rondom hem en (met name) [naam02] is geweest. Dat zwijgen en liegen en het verdraaien van het CV waren, aldus [stichting01] , de reden om [naam01] te ontslaan.
4.4.
Vastgesteld wordt echter dat dit onvoldoende uit de ontslagbrief blijkt. Daarin is namelijk de nadruk gelegd op het feit dat de politieke standpunten van de PVV haaks staan op de waarden die binnen [stichting01] gelden en dat als [naam01] wel openheid van zaken had gegeven de afweging daarover in zijn nadeel was uitgevallen. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter duidelijk dat het de politieke overtuiging van [naam01] is geweest die [stichting01] heeft doen besluiten hem te ontslaan. Dat bepaalde waarden voor [stichting01] belangrijk zijn en dat zij medewerkers zoekt die deze waarden delen, is als zodanig begrijpelijk en gerechtvaardigd. Het zou [stichting01] vrij hebben gestaan het einde van de arbeidsovereenkomst met [naam01] te initiëren op basis van gedrag of handelen tijdens zijn dienstverband als daaruit zou blijken dat zijn normen en waarden niet stroken met de wijze waarop [stichting01] zich positioneert. Daarvan is evenwel geen sprake. [stichting01] heeft de arbeidsovereenkomst namelijk voordat de uitvoering daarvan feitelijk was begonnen, beëindigd, omdat, zo wordt geoordeeld, [naam01] betrokken is (geweest) bij de PVV. Daarmee heeft [stichting01] in strijd gehandeld met het (opzeg)verbod om onderscheid te maken op basis van politieke gezindheid. Het beroep op vernietiging van het proeftijdontslag slaagt dan ook.
4.5.
Het gevolg van die vernietiging is dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd en nog altijd voortduurt. [stichting01] is daarom loon verschuldigd vanaf 1 december 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigt. Over dat loon is rente en wettelijke verhoging verschuldigd. De wettelijke verhoging wordt, gelet op de omstandigheden van het geval zoals hiervoor en hierna besproken, gematigd tot 25%
ontbinding arbeidsovereenkomst?
4.6.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de arbeidsovereenkomst (alsnog) moet worden ontbonden, zoals [stichting01] voorwaardelijk heeft verzocht. Als onderbouwing van het verzoek tot ontbinding op grond van verwijtbaar handelen (de e-grond), heeft [stichting01] het volgende aangevoerd. [naam01] heeft in de sollicitatieprocedure gelogen over zijn vorige werkgever (hij werkte niet voor de gemeenteraad maar voor de PVV fractie) en hij heeft verzwegen dat die werkzaamheden al geëindigd waren. Daarnaast heeft hij gezwegen over de controverse die er rondom zijn voormalige werkgever is ontstaan. Ten slotte heeft [naam01] zich op 1 december 2022 bij het kantoor van [stichting01] misdragen.
4.7.
Over dit laatste is geen discussie mogelijk. [naam01] heeft samen met [naam02] het kantoor van [stichting01] onaangekondigd bezocht. Zij hebben toen tegen de wil van de directeur van [stichting01] opnames gemaakt, het in hun ogen onterechte ontslag op intimiderende wijze aan de orde gesteld en toegang tot de werkplek geëist. Dat [naam01] op dat moment emotioneel was, is verklaarbaar. Hij voelde zich, terecht, onheus behandeld door het ontslag. Daar komt bij dat, zoals hij zitting heeft toegelicht, personen die de standpunten van de PVV onderschrijven of zich namens die partij inzetten in democratisch gekozen organen terughoudend zijn daarover naar buiten te treden, omdat zij vrezen voor de consequenties daarvan. Maar zelfs rekening houdend met deze omstandigheden, hebben [naam01] en [naam02] , gelet op hun toon van en houding bij het gesprek met de directeur van [stichting01] , een grens overschreden. Onduidelijk is gebleven wat [naam01] met het bezoek dacht te bereiken. Als het hem, zoals hij verklaarde, te doen was om het in stand houden van de arbeidsovereenkomst dan had hij op dat moment kunnen en moeten begrijpen dat de gekozen strategie hoe dan ook niet het gewenste resultaat zou opleveren.
4.8.
De hiervoor genoemde vrees voor de consequenties van het openlijk vermelden van zijn werk voor de PVV, kan ook de afwegingen die [naam01] naar eigen zeggen in de sollicitatieprocedure heeft gemaakt, verklaren. Hij is op zoek gegaan naar manieren om te laten zien dat hij in een bepaalde functie en in een bepaalde omgeving heeft gewerkt, zonder in details te treden over de aard van de werkgever. Nog daargelaten dat zijn gesprekspartners daar in de sollicitatiegesprekken kennelijk ook niet naar gevraagd hebben, is hem, zo heeft hij onbetwist gesteld, door het UWV het advies gegeven om bij zijn sollicitaties de vermelding van zijn betrokkenheid bij de PVV, voor zoveel mogelijk, achterwege te laten. Hoewel enerzijds begrip bestaat voor het feit dat [stichting01] zich door de keuzes die [naam01] heeft gemaakt misleid voelt, kan anderzijds ook begrip worden uitgesproken voor het feit dat [naam01] die keuzes heeft gemaakt. Een en ander overziend, wordt geoordeeld dat vooral het handelen van [naam01] op 1 december 2022 niet deugde, maar dat dit gelet op de hierboven genoemde omstandigheden niet kan worden aangemerkt als verwijtbaar in arbeidsrechtelijke zin. Het verzoek tot ontbinding op die grond wordt dan ook afgewezen.
4.9.
Het verzoek tot ontbinding zal echter wel worden toegewezen op
grond van een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond). Die verstoring hangt zonder meer samen met [naam01] gedrag op 1 december 2022, waardoor van [stichting01] in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst langer in stand laat. Dit is echter niet het hele verhaal. Zoals hiervoor al overwogen, kan dat gedrag van [naam01] namelijk niet los gezien worden van het daaraan voorafgaande handelen van [stichting01] ; het (vernietigde) ontslag. De ernst van dat handelen in aanmerking gekomen, wordt dan ook geoordeeld dat [stichting01] daarmee minstens een gelijkwaardige bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan van de verstoorde arbeidsverhouding. Omdat uit het voorgaande volgt dat herplaatsing niet in de rede ligt, zal de arbeidsovereenkomst, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand, per 1 juni 2023 worden ontbonden.
transitievergoeding
4.10.
Uit dat wat hiervoor is overwogen volgt dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [naam01] . Hij heeft daarom op grond van artikel 7:673 BW recht op een transitievergoeding. Die wordt vastgesteld op een bedrag € 620,89.
billijke vergoeding
4.11.
Op grond van artikel 7:671b lid 9 onder c BW heeft [naam01] , zoals door hem verzocht ingeval de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden, ook recht op een billijke vergoeding. [stichting01] heeft namelijk ernstig verwijtbaar gehandeld door [naam01] te ontslaan vanwege zijn politieke overtuiging en daarmee een significante rol gespeeld bij (de grond voor) de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. De billijke vergoeding strekt mede tot genoegdoening voor het ernstig verwijtbaar handelen en dient ook als middel om de werkgever te wijzen op de noodzaak haar gedrag in volgende gevallen aan te passen. De vergoeding dient aan te sluiten bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer een rol de ernst van het verwijtbare handelen van de werkgever, de rol van de werknemer en de vraag of de werknemer aanspraak heeft op een transitievergoeding.
4.12.
Duidelijk is dat in dit geval sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. [naam01] is nog voor de start van zijn proeftijd ontslagen in verband met zijn politieke voorkeur. De ernst van deze beslissing kan bezwaarlijk worden onderschat. Daartegenover staat dat als gevolg van de vernietiging van dat ontslag [naam01] een half jaar loon zal ontvangen zonder een dag voor [stichting01] te hebben gewerkt. Hierbij komt dat ook zijn gedrag een rol heeft gespeeld bij het einde van de arbeidsovereenkomst, namelijk door op 1 december 2022 verhaal te halen bij [stichting01] . Dat daarvoor, zoals eerder overwogen, enigszins verzachtende omstandigheden zijn aan te voeren, doet niets af aan de intimiderende en ongepaste aard van het handelen. Ook wordt meegenomen dat als [naam01] zich van dat gedrag had onthouden de arbeidsovereenkomst mogelijk in stand had kunnen blijven. Een en ander afwegend, acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 5.000,- passend.
proceskosten
4.13
Omdat [stichting01] overwegend in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. Die kosten blijven aan de zijde van [naam01] beperkt tot het betaalde griffierecht, omdat hij in de procedure werd bijgestaan door [naam02] . Niet is gesteld of gebleken dat voor die ondersteuning kosten zijn gemaakt.
4.14.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak met nummer 10289255 VZ VERZ 23-584
5.1.
vernietigt de opzegging van [stichting01] van 30 november 2022;
5.2.
veroordeelt [stichting01] tot betaling van het overeengekomen loon vanaf 1 december 2022 tot 1 juni 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW en de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW van 25%;
in de zaak met nummer 10377472 VZ VERZ 23-2527
5.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juni 2023;
5.4.
veroordeelt [stichting01] tot betaling van een bedrag van € 620,89 aan transitievergoeding;
5.5.
veroordeelt [stichting01] tot betaling van een bedrag van € 5.000,- aan billijke vergoeding;
in beide zaken
5.6.
veroordeelt [stichting01] in de kosten van de procedure aan de zijde van [naam01] vastgesteld op € 86,00 aan griffierecht;
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. V.F. Milders en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
527