ECLI:NL:RBROT:2023:4205

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
10-000252-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om diefstal gemakkelijk te maken

Op 11 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 december 2022 te Rotterdam een handtas heeft gestolen van een slachtoffer, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte, geboren in 2000 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.M. Hueting. De officier van justitie, mr. E. Verhoeven-Ivankovic, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer gewond raakte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 479,90 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en er zijn risicoverhogende factoren vastgesteld die een rol spelen in zijn delictgedrag. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd om recidive te voorkomen, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. G.C. van de Fliert, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-000252-23
Datum uitspraak: 11 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. H.M. Hueting, advocaat te Brielle.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, zich ambulant zal laten behandelen door Mozaïk of een soortgelijke zorgverlener, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen, geen alcohol zal gebruiken en zal meewerken aan middelencontrole.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 december 2022 te Rotterdam, op de openbare
weg, te weten de Van Oldebarneveltstraat,
een handtas met inhoud, die aan [slachtoffer01] toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal
werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer01] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken, door:
- met kracht aan de handtas van die [slachtoffer01] te trekken, als gevolg waarvan die
[slachtoffer01] ten val kwam, en
- met kracht die [slachtoffer01] tegen haar schouders te duwen, als gevolg waarvan
die [slachtoffer01] met haar hoofd op de grond terecht kwam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich ’s avonds op straat schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving van een willekeurig slachtoffer. Hij heeft hard aan de tas van het slachtoffer getrokken en haar geduwd, waardoor zij een hoofdwond heeft opgelopen en ter controle met de ambulance naar het ziekenhuis moest. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. De ervaring leert daarnaast dat slachtoffers van dergelijke berovingen hiervan ook nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Ook zorgt een dergelijk feit voor maatschappelijke onrust en versterkt het de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft er kennelijk niet bij stilgestaan wat hij het slachtoffer aandeed, maar zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Er zijn meerdere aspecten die een risicoverhogende werking hebben op het delictgedrag van de verdachte. Hij heeft geen dagbesteding, er zijn problemen in de financiële situatie, er is sprake van middelenproblematiek en mogelijk is er sprake van psychosociale problematiek.
De verdachte heeft in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen die hij onvoldoende heeft nageleefd, mogelijk doordat de begeleiding die hij heeft ontvangen ontoereikend is geweest.
De verdachte behoeft een intensieve begeleiding om de aanwezige riscofactoren te kunnen verminderen en de kans op recidive te laten afnemen. Daarom wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarden te stellen een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door Mozaïk of een soortgelijke zorgverlener, verblijf in een instelling voor begeleid wonen een alcoholverbod en het meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en gelet op het advies van de reclassering, zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met de bijzondere voorwaarden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het alcoholverbod, omdat de rechtbank daar onvoldoende aanleiding toe ziet.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd van het in beslag genomen geldbedrag van € 55 een bedrag van € 30,00 terug te geven aan aangeefster [slachtoffer01] en de resterende € 25,00 terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geld zal een last worden gegeven tot teruggave van € 30,00 aan aangeefster [slachtoffer01] die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Voor de resterende € 25,00 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, bij wie dit bedrag in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 869,90 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 479,90 toe te wijzen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dit deel onvoldoende is onderbouwd.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Dit betreft de volgende schade:
ambulancekosten € 338,01, aanvragen nieuw rijbewijs € 44,65, pasfoto’s nieuw rijbewijs € 12,50, nieuwe ov-chipkaart € 7,50, aansteker € 42,45, sigarettenhouder € 19,91 en tas € 14,88. De benadeelde partij heeft deze schadeposten voldoende onderbouwd en zij zijn niet betwist. Het totaal ter zake van deze posten gevorderde bedrag van € 479,90 zal dan ook worden toegewezen.
De post ter zake van de kosten van de spoedeisende hulp ter hoogte van € 385,00 is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het toe te wijzen bedrag van € 479,90 vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 479,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden,
bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Fivoor op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. de veroordeelde zal zich laten behandelen door Mozaïk of een soortgelijke zorgverlener, nader te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. de veroordeelde zal verblijven in Pameijer of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, nader te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4. de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan [slachtoffer01] van: € 30,00;
- gelast de teruggave aan verdachte van: € 25,00;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 479,90 (zegge: vierhonderdnegenenzeventig euro en negentig cent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 479,90 (zegge: vierhonderdnegenenzeventig euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 479,90 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
9 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Rotterdam, op of aan de openbare
weg, te weten de Van Oldebarneveltstraat,
een handtas met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal
werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer01] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door:
- met kracht aan te handtas van die [slachtoffer01] te trekken, als gevolg waarvan die
[slachtoffer01] ten val kwam, en/of
- met kracht die [slachtoffer01] op/tegen haar schouders te duwen, als gevolg waarvan
die [slachtoffer01] met haar hoofd op de grond terecht kwam.