ECLI:NL:RBROT:2023:418

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
10-249844-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor opzettelijke brandstichting en explosie bij coffeeshop in Rotterdam

Op 26 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 30 september 2022 in Rotterdam opzettelijk brand heeft gesticht en een explosie heeft teweeggebracht bij een coffeeshop. De verdachte, geboren in 1994, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had bekend en dat er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak leidde. De rechtbank achtte de brandstichting en explosie zeer ernstig, gezien de gevolgen voor de omgeving en de gevoelens van angst die dit teweegbracht. De verdachte had eerder geen soortgelijke strafbare feiten gepleegd, maar er waren zorgen over zijn sociale omgeving en de invloed daarvan op zijn gedrag. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de coffeeshop, voor materiële schade en proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-249844-22
Datum uitspraak: 26 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1994,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieadres01] .
Raadsvrouw mr. D. van Elp, advocaat te Utrecht

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding/behandeling (bij Fivoor of een soortgelijke instelling), begeleid wonen of maatschappelijke opvang (bij Firmitas of een soortgelijke instelling) en andere voorwaarden betreffende het gedrag van de verdachte.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 30 september 2022 te Rotterdam,
opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht,
tegen een pand gevestigd aan de [adres02] , door
open vuur in aanraking te laten komen met een brandbare vloeistof,
ten gevolge waarvan de voorgevel van dat pand geheel of gedeeltelijk
is verbrand,
en daarvan gemeen gevaar voor de panden gelegen aan de [adres03]
en/of [adres02] / [adres05] en meerdere voertuigen in de buurt
van de [adres04] en/of [adres02] / [adres05] en de bestrating in de [straatnaam01] en
levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) bewoner(s) en/of
aldaar aanwezige(n) van/in (een) woning(en) boven de [adres04] en/of
[adres02] / [adres05] en/of (een) passant(en) van het/de pand(en) [adres04]
en/of [adres02] / [adres05] , te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak medeplegen
De verdachte heeft verklaard dat hij door twee personen is gevraagd om voor € 1.100,00 het feit te begaan. Zij zouden hem met een auto vanuit Utrecht naar Rotterdam hebben gebracht en zouden hem na afloop ook weer terug brengen.
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de door hem genoemde personen onvoldoende is komen vast te staan. Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6..Het feit is dus strafbaar. Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting en het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing. De verdachte heeft in de nacht van 30 september 2022 een brandbare vloeistof uitgegoten over de voorgevel van een coffeeshop en vervolgens de jerrycan - waaraan een stuk vuurwerk was vastgemaakt - naast de voorgevel gezet. De verdachte heeft vervolgens de uitgegoten vloeistof aangestoken waarna een forse brand ontstond en de jerrycan explodeerde. Hierdoor is niet alleen schade aan de coffeeshop en aan een naastgelegen pand ontstaan, maar ook aan aldaar geparkeerde auto’s.
Boven de coffeeshop zijn woningen gevestigd en een aantal bewoners was ten tijde van de brandstichting thuis. Niet alleen brand zelf, maar ook rook van een brand kan zeer schadelijk zijn en kan binnen korte tijd tot zwaar lichamelijk letsel of zelfs de dood leiden.
Brandstichtingen en explosies als deze brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt en in de maatschappij in het algemeen teweeg, terwijl ze doorgaans ook grote (financiële) schade veroorzaken. Hoewel de verdachte zegt in opdracht van anderen te hebben gehandeld is de exacte aanleiding van de brandstichting en ontploffing niet duidelijk geworden, waardoor de gevoelens van angst nog onverminderd aanwezig zijn bij – in ieder geval – de eigenaar van de coffeeshop, zoals ter zitting door diens advocaat naar voren is gebracht. De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit en rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2022. Dit rapport houdt het volgende in:
“Betrokkene is een 28-jarige man die verdacht wordt van brandstichting, gepleegd in september 2022. Betrokkene bekent onderhavig feit gepleegd te hebben. De aanleiding hiervan lijkt te liggen in zijn sociale omgeving in combinatie met financieel gewin. Betrokkene komt vanaf jonge leeftijd in aanraking politie en justitie en in 2013 kreeg hij een PIJ-maatregel opgelegd. In 2018 eindigde zijn maatregel maar daarna waren leefgebieden zoals huisvesting, dagbesteding en inkomen niet altijd stabiel en werd hij meermaals gesignaleerd door de politie.Betrokkene viel eerder onder de persoonsgerichte aanpak van de gemeente en kreeg hierdoor bemoeienis van diverse instellingen. Voorafgaande de huidige preventieve hechtenis had hij dan ook huisvesting met woonbegeleiding, werk met behoud van uitkering met een jobcoach en doorliep hij een schuldhulpverleningstraject. Ondanks de ogenschijnlijke stabiliteit die hij ervoer op de praktische leefgebieden is het hem toch niet gelukt om delictvrij te blijven.In het verleden speelde er psychische problematiek en problemen met middelengebruik, hetgeen in relatie stond tot het plegen van delicten. De diagnostiek is echter verouderd waardoor we hier geen conclusies uit kunnen trekken en verbanden leggen. Desondanks zien we wel een gemis aan vaardigheden om blijvend delictvrije keuzes te maken. Wij hebben de indruk dat een combinatie is van impulsiviteit, beïnvloedbaarheid en een (deels) pro criminele keuze, ertoe hebben geleid dat hij het negatieve sociale netwerk niet het hoofd kon bieden. Aandacht voor het blijvend versterken van betrokkene ’s persoonlijkheid door middel van behandeling lijkt dan ook geïndiceerd om de kans op recidive te doen verlagen. Positief en beschermend achten wij betrokkene zijn houding en veranderingsgezindheid.
Indien betrokkene schuldig wordt bevonden aan de tenlastelegging adviseren wij een (deels)voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden. Wij achten de ernst van de tenlastelegging, en de mogelijke invloed van een waarschijnlijk crimineel sociaal netwerk, als zorgelijk. Een begeleidingstraject gericht op het houden van toezicht, het blijvend stabiliseren van de leefgebieden, het versterken van zijn persoonlijkheid en gesprekken met een behandelaar gericht op het verkrijgen van inzicht in zijn gedrag, vinden wij dan geïndiceerd om de kans op recidive te doen verlagen.• Meldplicht bij reclassering• Ambulante behandeling (Fivoor of soortgelijk)• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang ( Firmitas of soortgelijk)• Andere voorwaarden het gedrag betreffende (dagbesteding, financiën, openheid geven soc. omgeving).”.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij het medeplegen niet heeft bewezenverklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen zonnebril terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen zonnebril zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Coffeeshop [naam coffeeshop01] , vertegenwoordiger [naam01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 482.172,50 aan materiële schade en een vergoeding van
€ 6.635,94, aan proceskosten, waarvan € 44,94 aan reiskosten.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 284.973,50 en daarnaast gevorderde proceskosten, met niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
9.2.
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering nu deze een onevenredige belasting voor het strafgeding is.
Subsidiair heeft de verdediging matiging van de vordering bepleit.
9.3.
Beoordeling
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van € 52.190,50 dient te worden toegewezen. Dit bedrag is voldoende onderbouwd en door de verdachte niet gemotiveerd weersproken.
Het gaat om de volgende bedragen:
  • € 2.249,50 (leveren en plaatsen nieuw raam)
  • € 5.175,00 (vervangen en plaatsen affichering)
- € 44.766,00 ( € 44.766,00 (sluiting coffeeshop gedurende de spoedsluiting van twee weken, door de rechtbank geschat en afgerond op de helft van de gederfde brutowinst van € 89.532,00 per maand).
Het bedrag van € 52.190,50 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum, zijnde 30 september 2022.
De behandeling van het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de overige sluitingsperiode en op de ‘opstartschade’, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu een deel van de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen en de benadeelde partij in het resterende deel niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 2.228,00 (2 punten x € 1.114,00 tarief IV van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 52.190,50, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen vijf dagen na vrijlating melden bij Reclassering Nederland (Utrecht), zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling start (of wordt hervat) zodra de veroordeelde is aangemeld door de toezichthouder en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang Firmitas, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd inspannen om een structurele dagbesteding te verkrijgen en te behouden;
5. de veroordeelde geeft openheid betreffende zijn financiële situatie en werkt, indien geïndiceerd, mee aan een schuldhulpverleningstraject;
6. de veroordeelde geeft openheid over zijn sociale omgeving;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: 1 STK Zonnebril, Goudkleurig, merk: Cartier
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Coffeeshop [naam coffeeshop01] , vertegenwoordiger [naam01] , te betalen een bedrag van
€ 52.190,50 (zegge: tweeënvijftig duizend en honderdnegentig euro en vijftig cent), bestaande uit aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 2.228,00 aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Coffeeshop [naam coffeeshop01] , vertegenwoordiger [naam01] te betalen
€ 52.190,50(hoofdsom,
zegge: tweeënvijftig duizend en honderdnegentig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 52.190,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
292 dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en F. Wegman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van Andel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 30 september 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht,
aan/tegen (een) pand(en) gevestigd aan de [adres04] en/of [adres02] / [adres05] , door
open vuur in aanraking te laten komen met (een jerrycan met) brandbare vloeistof
en/of meerdere althans één stuk(s) (zwaar) vuurwerk,
ten gevolge waarvan (de voorgevel) van dat/die pand(en) geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand en/of een ontploffing is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor het/de pand(en) gelegen aan de [adres04]
en/of [adres02] / [adres05] en/of meerdere althans één pand(en) in de omgeving van de
[adres04] en/of [adres02] / [adres05] en/of meerdere althans één voertuig(en) in de buurt
van de [adres04] en/of [adres02] / [adres05] en/of de bestrating in de [straatnaam01] , in elk
geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) bewoner(s) en/of
aldaar aanwezige(n) van/in (een) woning(en) boven de [adres04] en/of
[adres02] / [adres05] en/of van (een) woning(en) en/of (een) pand(en) in de omgeving van de
[adres02] / [adres05] en/of (een) passant(en) van het/de pand(en) [adres04]
en/of [adres02] / [adres05] , in elk geval levensgevaar voor een ander of
anderen en/of in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was;