ECLI:NL:RBROT:2023:4170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
10/027856-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van harddrugs met verborgen ruimte in auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van ongeveer 998 gram cocaïne en 2538 gram heroïne. De verdachte, geboren in Albanië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 26 januari 2023 aangehouden tijdens een drugscontrole op de A16. In zijn auto, een Ford Kuga met een Frans kenteken, werd in een verborgen ruimte een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij onderweg was van Den Haag naar Roosendaal, maar de rechtbank kon niet uitsluiten dat er sprake was van een miscommunicatie over zijn reisdoel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 33 maanden geëist, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van verlengde uitvoer van harddrugs naar België. De rechtbank oordeelde dat het subsidiair ten laste gelegde feit van opzettelijk vervoeren van harddrugs wel bewezen kon worden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 14 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen en de zorg voor zijn ouders in Albanië. Daarnaast werd de in beslag genomen auto onttrokken aan het verkeer, omdat deze was gebruikt voor het plegen van het strafbare feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/027856-23
Datum uitspraak: 17 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Albanië) op [geboortedatum01] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. H.J.E. Korteweg, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden met aftrek van voorarrest;
  • onttrekking aan het verkeer van de onder de verdachte in beslag genomen personenauto.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte is in een personenauto met een Frans kenteken aangehouden, terwijl in een verborgen ruimte in zijn auto cocaïne en heroïne is aangetroffen. Ter plaatse heeft de verdachte met behulp van een beëdigde tolk Frans verklaard dat hij vanuit Den Haag onderweg was naar Antwerpen. Zijn latere verklaring dat hij onderweg was naar Roosendaal, vindt verder geen steun in het dossier. Gelet hierop, acht de officier van justitie het ten laste gelegde uitvoeren bewezen.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende vast. Op 26 januari 2023 reed de verdachte in een personenauto, een Ford Kuga met een Frans kenteken, op de autosnelweg A16. De politie hield daar op dat moment een drugscontrole. De verdachte werd een volgteken gegeven en naar een controle locatie in Dordrecht geleid. Daar heeft een speurhond in het voertuig geroken. Deze werd zeer actief, waarna de auto is doorzocht. Achter de radio werd een verborgen ruimte aangetroffen met daarin meerdere blokken harddrugs. Bij nader onderzoek bleek het te gaan om ongeveer 998 gram cocaïne en 2538 gram heroïne.
De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij wist dat hij in de auto harddrugs vervoerde. Volgens zijn verklaring had hij in Albanië de opdracht gekregen om drugs te vervoeren van Den Haag naar Roosendaal. De opdrachtgever zou hem hebben verteld dat het om cocaïne ging. De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie dat de verdachte daarmee de mogelijkheid dat ook andere harddrugs in de auto waren verborgen moet hebben ingecalculeerd, zodat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk cocaïne en heroïne heeft vervoerd.
Met betrekking tot het primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte heeft na staandehouding door de politie met hulp van een beëdigde tolk in de Franse taal verklaard dat hij geld had opgehaald in Den Haag en onderweg was naar Antwerpen. Tijdens latere verhoren en ter terechtzitting heeft hij consequent verklaard dat hij onderweg was naar Roosendaal en vóór zijn komst naar Nederland gedurende enkele dagen in Antwerpen verbleef. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij geen Frans spreekt en dat hij bij zijn eerste verklaring verkeerd is begrepen. De rechtbank stelt vast dat Frans niet de moedertaal is van de verdachte. Het dossier bevat geen ondersteunend bewijs waaruit blijkt dat de verdachte onderweg was naar Antwerpen. Hoewel de officier van justitie terecht heeft aangevoerd dat de navigatie op de telefoon van de verdachte geen ondersteuning biedt voor de stelling dat hij onderweg was naar Roosendaal, kan de mogelijkheid van een miscommunicatie naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid worden uitgesloten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op basis van wettige bewijsmiddelen niet overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van harddrugs naar België. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
Conclusie
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde vervoeren van cocaïne en heroïne bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair:
hij op 26 januari 2023 te Dordrecht opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende ongeveer 998 gram cocaïne en 2538 gram heroïne, zijnde een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
subsidiair
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van in totaal meer dan 3 kilogram harddrugs, bestaande uit heroïne en cocaïne. De harddrugs waren verstopt in een verborgen ruimte in zijn auto. De verdachte heeft door zijn handelen meegewerkt aan het in stand houden van de handel in verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat drugs, met name harddrugs, een gevaar vormen voor de volksgezondheid en dat de productie ervan belastend is voor het milieu. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte (in Nederland) niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Overige persoonlijke omstandigheden
Op de terechtzitting heeft de verdachte verteld dat hij in Albanië bij zijn ouders woont en in de landbouw werkt. Als enig kind draagt hij de zorg voor zijn ouders. De verdachte is in de financiële problemen geraakt vanwege gezondheidsproblemen van zijn vader en noodzakelijke kosten een voor medische behandeling. De verdachte heeft dit met stukken onderbouwd. Deze financiële problemen vormden volgens de verdachte ook zijn motief bij het plegen van het bewezen feit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om vanwege de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf onder de algemene voorwaarde dat de verdachte geen nieuwe strafbare feiten zal plegen. Gelet op de ernst van het door hem begane strafbare feit acht de rechtbank een dergelijke straf echter niet passend. Wel zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de verdachte van het primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals hiervoor weergegeven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto te onttrekken aan het verkeer, omdat de verborgen ruimte in de personenauto is vervaardigd en bestemd voor het plegen van strafbare feiten. Teruggave van het voertuig is in strijd met de wet en het algemeen belang.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen personenauto zal worden onttrokken aan het verkeer. Het bewezen feit is met behulp van voornoemd voertuig begaan en de verborgen ruimte in de personenauto is tot het begaan van het bewezen misdrijf vervaardigd en bestemd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de personenauto, van het merk Ford Kuga, met het kenteken [kenteken01] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wielhouwer, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Dordrecht althans in Nederland,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet
ongeveer 998 gram cocaïne en/of 2538 gram heroïne, in
elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Dordrecht althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal,
(telkens)
opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende ongeveer 998 gram cocaïne en/of
2538 gram heroïne, zijnde een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en/of heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )