ECLI:NL:RBROT:2023:4162

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
C/10/651926 / JE RK 23-233
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdrecht

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 31 januari 2023 een verzoekschrift ingediend voor de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond wel. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de verstoorde communicatie tussen de ouders, die elkaar negatief bejegenen in het bijzijn van [naam kind]. Dit heeft geleid tot spanningen en concentratieproblemen op school voor [naam kind]. De kinderrechter oordeelt dat de ouders onvoldoende inzicht hebben in hun eigen handelen en de gevolgen daarvan voor [naam kind]. Daarom is het noodzakelijk dat [naam kind] onder toezicht wordt gesteld, zodat een jeugdbeschermer kan ingrijpen en de ouders kan aansturen in hun communicatie en omgang met [naam kind]. De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 10 maart 2023 tot 10 maart 2024, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/651926 / JE RK 23-233
Datum uitspraak: 10 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam 1] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. Alam-Khan, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 31 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 31 januari 2023;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. A. Alam-Khan, namens de moeder, van 3 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 3 maart 2023.
Op 10 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam 2] , namens de Raad;
- [naam 3] namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder;
- de vader (als informant).
[naam kind] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind] .
[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring van de beschikking bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] , omdat hij tussen twee ouders zit die niet in staat zijn om met elkaar – in het belang van [naam kind] – te communiceren. Beide ouders laten zich negatief uit over elkaar tegenover [naam kind] en de communicatie tussen de ouders, bijvoorbeeld over de omgang, vindt plaats via [naam kind] . Deze verantwoordelijkheid is echter niet passend voor een dertienjarige. [naam kind] ervaart hierdoor spanningen en kon zich daardoor minder goed concentreren op school. Hoewel het inmiddels beter gaat met [naam kind] op school, komt [naam kind] op dit moment nog steeds onvoldoende toe aan zijn ontwikkelingstaken en identiteitsvorming. De vader wil verder een actievere rol in het leven van [naam kind] spelen, maar wordt hierin door zijn juridische positie beperkt. De moeder weigert toestemming te geven voor inzage in de stukken over [naam kind] door de vader. Zolang de vader geen inzage krijgt in de stukken, weigert hij mee te werken aan de hulpverlening. Ook vindt de omgang tussen de vader en [naam kind] plaats op voorwaarden van de moeder. Daardoor geeft de moeder [naam kind] onvoldoende emotionele toestemming om vrij contact te hebben met de vader. In de afgelopen periode is het de ouders niet zelfstandig en ook niet met vrijwillige hulpverlening gelukt om hun communicatie te verbeteren. De Raad vindt daarom een ondertoezichtstelling nodig zodat een jeugdbeschermer de ouders kan aansturen en kan motiveren om mee te werken aan hulpverlening. Daarnaast kan een jeugdbeschermer de vader informeren over zijn juridische positie en bijbehorende rechten. Verder is het van belang dat er gekeken wordt naar een zorgregeling in het belang van [naam kind] .

Het standpunt van de GI

De GI is al bij het gezin betrokken in het vrijwillig kader. De GI ziet net als de Raad de zorgen in het gezin, maar ziet ook de onmogelijkheden die er zijn in het gezin.
De GI is ermee bekend dat de vader geen gezag heeft en wel inzage wil in de stukken. De vader heeft aangegeven dat hij enkel meewerkt aan hulpverlening als hij inzage krijgt in de stukken. Omdat de moeder hiervoor geen toestemming geeft, kan het gezin niet worden aangemeld voor hulpverlening. De GI kan wel hulpverlening inzetten, maar het verloop hiervan staat of valt met de medewerking van de ouders. Het is van groot belang dat de ouders – in het belang van [naam kind] – stoppen met het trekken aan [naam kind] en hun eigen wensen naast zich neer leggen. Als de situatie blijft zoals die nu is, heeft de GI de verwachting dat de ondertoezichtstelling niet uitvoerbaar is. De GI kan gezien de rechtspositie van de vader geen middelen tegen hem inzetten, zoals een schriftelijke aanwijzing.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Gebleken is dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] wordt belast door de verstoorde relatie tussen de ouders. De ouders zijn in de afgelopen jaren niet in staat gebleken om in het belang van [naam kind] op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. Er is sprake van wederzijds wantrouwen. Hoewel het positief is dat de beide ouders zich betrokken tonen ten aanzien van [naam kind] en dat [naam kind] het bij zowel de moeder als de vader naar zijn zin heeft, kan [naam kind] op dit moment geen onbelast contact hebben met beide ouders. De ouders communiceren niet met elkaar, maar via [naam kind] . [naam kind] functioneert hierdoor als boodschapper tussen de beide ouders. Daar is [naam kind] te jong voor. Daarnaast laten de ouders zich negatief uit over elkaar in het bijzijn van [naam kind] . [naam kind] heeft hier last van. Het heeft geleid tot gevoelens van onrust en verdriet bij [naam kind] , waardoor hij last heeft gehad van concentratieproblemen op school. Het gaat inmiddels beter met [naam kind] op school. Naar het oordeel van de kinderrechter is echter sprake van een prille positieve ontwikkeling. Het is in het belang van [naam kind] dat hij de kans krijgt om onbelast contact te hebben met beide ouders en om de band met de vader verder op te bouwen. Naast hulpverlening voor de omgang is hiervoor systeemtherapie van belang.
Op dit moment tonen beide ouders nog onvoldoende inzicht in hun eigen handelen en de gevolgen daarvan op de ontwikkeling van [naam kind] .
In de komende periode is het van belang dat passende hulpverlening wordt ingezet voor [naam kind] om zicht te krijgen op zijn ontwikkeling. Daarnaast is het nodig dat er systemische hulpverlening wordt ingezet om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, zodat de ouders [naam kind] niet belasten met volwassenzaken en de ouders in staat zijn om een omgangsregeling in het belang van [naam kind] vast te stellen. Ondanks dat de moeder openstaat voor hulpverlening is het de ouders in de afgelopen periode niet gelukt om de bedreiging in de ontwikkeling van [naam kind] met hulpverlening in het vrijwillig kader weg te nemen. Daarom is de kinderrechter van oordeel dat de betrokkenheid van een regievoerder noodzakelijk is om de noodzakelijke hulpverlening te realiseren. De kinderrechter zal [naam kind] daarom onder toezicht stellen voor de duur van 12 maanden.
De kinderrechter verwacht van de ouders dat zij in het belang van [naam kind] hun verantwoordelijkheid nemen en de afspraken met de hulpverlening nakomen.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 10 maart 2023 tot 10 maart 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.D. Hengst, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 17 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.