ECLI:NL:RBROT:2023:4160

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
10/017963-22 (dagvaarding I), 10/074263-22 (dagvaarding II) en 10/191106-22 (dagvaarding III) (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor winkeldiefstal in vereniging en vuurwapenbezit door een jonge verdachte

Op 27 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen winkeldiefstal en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte was ten tijde van de zitting gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, locatie Roermond. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een lagere straf opgelegd van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.

De tenlastelegging omvatte drie dagvaardingen: de eerste betrof de diefstal van een t-shirt van de Bijenkorf op 20 januari 2022, de tweede de diefstal van twee smartphones van Mediamarkt op 24 maart 2022, en de derde het voorhanden hebben van een vuurwapen in de periode van 24 januari 2022 tot en met 8 juli 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd en heeft een moeilijke jeugd gehad, wat heeft bijgedragen aan zijn huidige situatie. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een kans te geven door een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met als doel hem te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De benadeelde partij, Mediamarkt, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet is komen vast te staan dat de gevorderde schade rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/017963-22 (dagvaarding I), 10/074263-22 (dagvaarding II) en 10/191106-22 (dagvaarding III) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 27 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 2002,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, locatie Roermond,
raadsman mr. F. Laros, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen I en II, en in dagvaarding III zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het op dagvaarding I, dagvaarding II en dagvaarding III ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering dagvaarding I en II
Het op dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering dagvaarding III
4.2.1
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend bewezen is het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie in de periode van 24 januari 2022 tot en met 8 juli 2022. De verdachte had op 8 juli 2022 zijn persoonlijke spullen aan zijn vriend [medeverdachte01] in bewaring gegeven en had daarom wetenschap van het vuurwapen met munitie dat zich op dat moment in de tas van [medeverdachte01] bevond. Uit de foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte en de resultaten van het DNA-onderzoek blijkt dat de verdachte ook in de periode hieraan voorafgaand, vanaf 24 januari 2022, de beschikkingsmacht over dat vuurwapen heeft gehad.
4.2.2
Beoordeling
De verdachte liep samen met zijn vriend [medeverdachte01] op de Lijnbaan in Rotterdam toen zij werden onderworpen aan een preventief fouilleeractie. In het tasje van [medeverdachte01] is daarbij een vuurwapen gevonden. Op dit vuurwapen is het DNA van de verdachte aangetroffen. Op meerdere foto’s, aangetroffen op de telefoon van de verdachte en gemaakt in de ten laste gelegde periode, is de verdachte in een huis te zien met een vuurwapen dat sterke gelijkenis vertoont met het vuurwapen dat in de tas van [medeverdachte01] is aangetroffen. De verdachte heeft ook erkend dat hij het bij [medeverdachte01] aangetroffen wapen op een eerder moment kan hebben vastgehad, maar dat het wapen niet van hem is. De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 24 januari 2022 tot en met 8 juli 2022 een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen bewijs dat de verdachte op 8 juli 2022 op de Lijnbaan ook wist dat het vuurwapen in het tasje van [medeverdachte01] zat. Dat er wat persoonlijke spullen van de verdachte in de tas van [medeverdachte01] zaten, maakt dat niet anders. Het zou ook goed kunnen dat de verdachte deze spullen, zoals hij zelf heeft verklaard, vanwege zijn sportkleding zonder zakken, even in bewaring had gegeven aan [medeverdachte01] .
4.3.
Bewezenverklaring
Dagvaarding I en II
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op dagvaarding I en II ten laste gelegde heeft begaan.
Dagvaarding III
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op dagvaarding III ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Dagvaarding I
hij op 20 januari 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een t-shirt (merk: Balmain)dat aan de
Bijenkorf B.V. (gevestigd te Coolsingel 105) toebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Dagvaarding II
hij op 24 maart 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
twee smartphones die aan
Mediamarkt Binnenwegplein toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Dagvaarding III
hij in de periode van 24 januari 2022 tot en met 8 juli 2022 te Rotterdam
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Ekol Firat, type Compact,
kaliber 7.65 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Dagvaarding I en dagvaarding II
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Dagvaarding III
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in januari en in maart 2022 samen met anderen schuldig gemaakt aan winkeldiefstal door middel van een geprepareerde tas. Hij heeft daarmee aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Het plegen van winkeldiefstal
zorgt voor veel overlast voor de winkeliers. Het levert de middenstand jaarlijks bovendien een forse schadepost op.
Ook heeft de verdachte de beschikking gehad over een vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een groot risico voor de veiligheid van personen. Het bezit van een vuurwapen leidt, zo leert de ervaring, vaak tot het gebruik daarvan. Het voorhanden hebben van een vuurwapen zorgt dan ook voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit is dus een ernstig feit en hiertegen moet streng worden opgetreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal.
De verdachte heeft vanaf 28 juli 2022 een reclasseringstoezicht in een voorwaardelijk strafkader opgelegd gekregen onder parketnummer 02/077430-22. Op 13 september 2022 heeft het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, de opdracht retour gestuurd, omdat zij zowel schriftelijk als telefonisch geen contact met de verdachte hebben kunnen krijgen.
De verdediging heeft op de zitting naar voren gebracht dat de verdachte drie jaar geleden op zeventienjarige leeftijd zonder familie van Curaçao naar Nederland is gekomen en een moeilijke start heeft gehad. Hij heeft verkeerde vrienden gehad en verkeerde keuzes gemaakt. Toen de verdachte na een tijdelijk verblijf bij zijn oom op achttienjarige leeftijd zelfstandig moest gaan wonen, was hij daar niet klaar voor en is er veel misgegaan. Vlak voor zijn aanhouding begon de verdachte zijn leven op de rit te krijgen en had hij een baan. De verdachte is eerder voor de reclassering onbereikbaar geweest, omdat zijn telefoon door de politie in beslag was genomen. Als de verdachte vrijkomt, kan hij direct gaan werken als flitsbezorger en bij een oom gaan wonen. De verdachte heeft verder toegelicht dat hij van zijn fouten heeft geleerd.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op het tijdsverloop, de (nog jonge) leeftijd van de verdachte en de overige hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. De in deze zaak bewezenverklaarde feiten zijn bovendien voorafgaand aan een aantal eerdere strafopleggingen begaan, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ook daar zal de rechtbank rekening mee houden. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd Mediamarkt Binnenwegplein ter zake van het op dagvaarding II ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.817,- aan materiële schade, zijnde de waarde van drie mobiele telefoons van het merk Apple type iPhone 13, met een waarde van € 939,- per stuk.
8.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging stellen zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het op dagvaarding II bewezen verklaarde feit.
8.2.
Beoordeling
Nu uit het dossier volgt dat Mediamarkt van de politie in deze zaak twee iPhones retour heeft ontvangen, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het op dagvaarding II bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de op dagvaarding I, II en III ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij Mediamarkt Binnenwegplein niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij Mediamarkt Binnenwegplein in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 27 maart 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-017963-22 (dagvaarding I)
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een t-shirt (merk: Balmain), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de
Bijenkorf B.V. (gevestigd te Coolsingel 105), in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10-074263-22 (dagvaarding II)
hij op of omstreeks 24 maart 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere smartphones, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
Mediamarkt Binnenwegplein, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen.
10-191106-22 (dagvaarding III), ter terechtzitting gewijzigd
hij in de periode van 24 januari 2022 tot en met 8 juli 2022 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een (omgebouwd) (gas)pistool, van het merk Ekol Firat, type Compact,
kaliber 7.65 mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
een kogelpatroon, kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad.