ECLI:NL:RBROT:2023:4153
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na ontvangst van WW-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. El Idrissi, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college dat zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) over de periode van 14 januari 2019 tot en met 31 maart 2019, ter hoogte van € 1.705,38, terugvorderde. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiser in die periode recht had op een WW-uitkering, die hij achteraf had ontvangen. Het college stelde dat eiser met deze middelen in zijn eigen onderhoud had kunnen voorzien, waardoor de bijstandsuitkering onverschuldigd was betaald.
Eiser voerde aan dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, omdat de terugvordering onaanvaardbare sociale en financiële gevolgen voor hem zou hebben. Hij had recentelijk een schuldhulpverleningstraject afgerond en was weer schuldenvrij, maar de terugvordering zou hem opnieuw in de schulden brengen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college terecht de terugvordering heeft doorgezet. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren die het college zouden verplichten om van de terugvordering af te zien. Eiser had zelf een procedure gevoerd over zijn recht op WW-uitkering en was op de hoogte van de voorwaarden van de bijstandsverlening.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten of griffierecht ontving. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.