ECLI:NL:RBROT:2023:4146
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen uitstel van voorwaardelijke invrijheidstelling in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2023 uitspraak gedaan over een bezwaar van de veroordeelde tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om de voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen. De veroordeelde, die op 18 november 2021 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, kwam op 7 mei 2023 in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Het Openbaar Ministerie had echter op 20 maart 2023 besloten deze beslissing voor 90 dagen uit te stellen, wat leidde tot het indienen van een bezwaarschrift op 3 april 2023.
Tijdens de behandeling van het bezwaar in raadkamer heeft de veroordeelde, vertegenwoordigd door zijn raadsman, aangevoerd dat er onvoldoende aandacht is besteed aan zijn resocialisatie en re-integratie tijdens zijn detentie. Hij stelde dat hij geen ongewenst gedrag had vertoond en dat hij bereid was om tijdelijk bij zijn zwager in Rotterdam te verblijven. Het Openbaar Ministerie daarentegen betoogde dat de veroordeelde zich in detentie niet goed had gedragen en dat er onvoldoende zekerheid was dat hij bij zijn zwager de nodige ondersteuning zou krijgen.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde een plek binnen een begeleide woonvoorziening nodig heeft en dat het voorstel om bij zijn zwager te verblijven onvoldoende onderbouwd was. Daarom werd het bezwaar ongegrond verklaard, met de verwachting dat het Openbaar Ministerie binnen de gestelde termijn van 90 dagen opnieuw zou beoordelen of er eerder een beslissing over de voorwaardelijke invrijheidstelling kon worden genomen, indien er eerder passende woonruimte beschikbaar zou zijn.