ECLI:NL:RBROT:2023:4135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
10.346505.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van de eerbaarheid tijdens commerciële massage

Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen tijdens een commerciële massage op 13 juli 2021. De rechtbank oordeelde dat er voldoende steunbewijs was voor de aangifte van ontucht, maar sprak de verdachte vrij van het primaire feit, omdat hij niet werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan de subsidiair ten laste gelegde aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tijdens de massage de aangeefster onzedelijk had betast en dat hij misbruik had gemaakt van zijn positie als masseur. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat er geen risicofactoren waren die een zwaardere straf rechtvaardigden. De benadeelde partij werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een schadevergoeding van € 1.250,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.346505.21
Datum uitspraak: 8 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. C. Arslaner, advocaat te 's-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd niet werkzaam zal zijn als masseur;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarde.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverwegingen
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde – het plegen van ontucht met een patiënt of cliënt die zich aan de hulp of zorg van de verdachte heeft toevertrouwd – kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte vanuit zijn rol als hulpverlener of dienstverlener ontucht heeft gepleegd met de aangeefster, die zich als cliënt aan de hulp en zorg van de verdachte had toevertrouwd. De verdachte ontkent dat hij, zoals hem wordt verweten, de aangeefster heeft betast bij haar anus, vagina en borsten en zijn penis tegen haar hoofd en handen heeft gedrukt en bewogen.
De verdediging heeft tevens vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde feit bepleit. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van (bedreiging met) geweld of uitoefening van zodanig psychische druk op de aangeefster, dat sprake was van dwang waardoor zij zich niet tegen de ontuchtige handelingen kon verzetten.
4.1.3.
Beoordeling
Ontuchtige handelingen
De aangeefster heeft als volgt verklaard over wat haar is overkomen op 13 juli 2021. Zij had voor die avond bij een massagesalon een full body massage van 60 minuten geboekt. Toen de aangeefster op haar buik op de massagetafel lag, heeft de verdachte zijn duim op haar anus gelegd en haar vagina betast. De aangeefster zei tegen de verdachte dat ze dat niet wilde. Toen zij op haar rug lag, heeft de verdachte haar vagina betast en borsten op een volgens haar seksuele wijze gemasseerd. Hierop heeft de aangeefster hem wederom gestopt. Ook heeft de verdachte, toen de aangeefster op haar rug lag, zijn penis tegen haar hoofd geduwd en, toen zij op haar buik lag, tegen haar handen. Hierna heeft de aangeefster de massage meteen gestopt. De volgende dag heeft zij telefonisch contact opgenomen met de massagesalon en werd haar door een medewerker verzekerd dat de massagesalon geen erotische massages verzorgt. De aangeefster werd doorverbonden met de eigenaar van de massagesalon, aan wie zij heeft verteld dat en op welke wijze zij onbehoorlijk was betast. De eigenaar heeft haar verteld dat hij contact zou opnemen met de betreffende masseur en heeft haar later teruggebeld. De eigenaar vertelde de aangeefster dat de verdachte een aantal dingen had toegegeven en had gezegd dat zij niets kon bewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster consistent en gedetailleerd is en in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal. Zij overweegt daartoe het volgende.
De eigenaar van de massagesalon, waar de verdachte als zelfstandige werkzaam was, heeft bevestigd dat hij de aangeefster de dag na de massage telefonisch heeft gesproken en dat de aangeefster hem vertelde dat ze tijdens de massage door de verdachte onbehoorlijk was aangeraakt. Hij heeft verklaard dat in zijn massagesalon het masseren op de rug geen onderdeel is van de full body massage van 60 minuten. De eigenaar heeft ook verklaard dat zijn masseurs bij een bilmassage niet bij de bilspleet komen. Over het telefoongesprek met de verdachte de dag na het incident heeft de eigenaar verklaard dat de verdachte hem heeft verteld dat het helemaal mis was gegaan met de massage, dat de aangeefster was gestopt en had gezegd dat ze het niet prettig vond. De verdachte heeft hem verder verteld dat hij de aangeefster had omgedraaid omdat hij haar hoofd, nek en borst had gemasseerd. Op de vraag of hij haar borst of borsten had gemasseerd, gaf de verdachte niet echt antwoord. Toen de eigenaar zei dat hij van de aangeefster had gehoord dat zij verdachtes 'bana' (zoals de rechtbank begrijpt: penis) had gevoeld, ontkende de verdachte dit niet en zei hij “o ja ja”, dat dat was gebeurd toen hij aangeefsters hand op een bepaalde manier had gelegd om haar arm te masseren. De eigenaar heeft de verdachte hierop direct ontslagen.
De verdachte heeft bevestigd dat de aangeefster een ontspanningsmassage van 60 minuten had geboekt, dat hij de aangeefster als onderdeel van de massage op haar rug heeft laten draaien, dat hij aangeefsters billen heeft gemasseerd en dat de aangeefster de massage heeft gestopt omdat zij het niet prettig vond.
De rechtbank acht gezien het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tijdens de massage de anus, vagina en borsten van de aangeefster heeft betast en dat de verdachte met zijn penis tegen het hoofd en de handen van de aangeefster heeft gedrukt.
Deze handelingen zijn – in samenhang en naar uiterlijke verschijningsvorm bezien – naar hun aard en inhoud in de gegeven omstandigheden onmiskenbaar aan te merken als opzettelijke seksuele handelingen.
Werkzaam in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte deze handelingen heeft verricht terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg. Vast staat dat de verdachte niet werkzaam was in de gezondheidszorg. Gelet op wat in het maatschappelijk verkeer onder maatschappelijke zorg als bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt verstaan, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte daar ook niet onder kan worden begrepen. Er was sprake van een commerciële eenmalige overeenkomst tot het geven van een ontspanningsmassage, waarbij geen sprake was van een zorgrelatie of therapie. De verdachte was ook niet als zorgverlener opgeleid. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primaire feit.
DwangMet betrekking tot het verweer dat niet bewezen kan worden dat sprake was van dwang, overweegt de rechtbank dat sprake is van door een feitelijkheid dwingen tot het dulden van handelingen als bedoeld in artikel 246 Sr indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan. De aangeefster lag, zo heeft de verdachte erkend, afwisselend op haar rug en haar buik op een massagetafel en slechts gekleed in haar onderbroek. De verdachte heeft haar onder deze omstandigheden onverhoeds benaderd en heeft – nadat de aangeefster aangaf dat zij een handeling niet wenste – haar weer op een andere onverwachte wijze seksueel aangeraakt. Op die manier werd de aangeefster door de verdachte gedwongen die handelingen te dulden. De ten laste gelegde dwang kan dan ook worden bewezen.
4.1.4.
Conclusie
Niet bewezen is het primair ten laste gelegde plegen van ontucht met een patiënt of cliënt die zich aan de hulp of zorg van de verdachte heeft toevertrouwd. Wel is wettig en overtuigend bewezen de subsidiair ten laste gelegde aanranding van de eerbaarheid van de aangeefster.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair
hij op 13 juli 2021 te [plaats02] , door feitelijkheden , [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het tijdens een massage- betasten bij de anus, de vagina en de borsten van die
[slachtoffer01] en
- het meerdere malen drukken van zijn, verdachtes, penis
tegen de handen en tegen het hoofd van die [slachtoffer01] ,
waarbij de feitelijkheden er uit hebben bestaan dat:
- hij die [slachtoffer01] op een massagetafel plaats heeft laten
nemen en
- hij voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het subsidiair bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, door als masseur een vrouw tijdens het geven van een massage onzedelijk te betasten. Het slachtoffer lag met alleen haar onderbroek nog aan op een massagetafel en bevond zich daarmee in een uiterst kwetsbare positie. De verdachte heeft zijn duim op haar anus gelegd en heeft meermalen haar vagina betast en haar ontblote borsten gemasseerd. Ook heeft de verdachte zijn penis tegen het hoofd en de handen van het slachtoffer geduwd. De verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van zijn positie als masseur en van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem – als professional – had. Het behoeft daarnaast bovendien geen betoog dat de verdachte met zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de op de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het feit nog altijd een grote impact heeft op het slachtoffer. De verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen lustgevoelens.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft ook gekeken naar het rapport van 25 mei 2022 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt.
Uit dit rapport volgt onder meer dat, gelet op de ontkennende houding van de verdachte, geen uitspraak kan worden gedaan over eventuele criminogene factoren. De verdachte lijkt afgezien van een schuld, die onder controle is, zijn leven op orde te hebben. Er zijn verschillende beschermende factoren; de verdachte heeft een baan, er is geen sprake van
middelengebruik, er is sprake van een pro-sociaal netwerk en de verdachte is in staat om bij problemen professionele hulp te initiëren. Er lijkt geen sprake te zijn van een seksuele afwijking.
In geval van een veroordeling zijn er geen risicofactoren die door interventies beïnvloed moeten worden. Er zijn geen indicaties om de beschermende factoren van de verdachte te versterken. Bovendien is de verdachte niet responsief. De kans op herhaling wordt als laag ingeschat. Er is geen sprake van een delictgeschiedenis en in de periode na het tenlastegelegde zijn er geen andere incidenten of problemen gemeld. Het werk als masseur was voor de verdachte een noodsprong vanwege de coronamaatregelen. De verdachte kan nu met zijn werk als danser in zijn levensonderhoud voorzien. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de verdachte first offender is, er na het bewezenverklaarde feit geen incidenten zijn gemeld en de verdachte zijn leven op orde heeft. Een korte gevangenisstraf zou – zoals ook blijkt uit wetenschappelijk onderzoek – vermoedelijk zeer negatieve gevolgen hebben voor de verdachte (zoals het vinden/behouden van werk). Ook de samenleving is daarbij niet gebaat. Anderzijds dient er gezien de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer wel een serieuze reactie op het strafbare gedrag van de verdachte te volgen. De rechtbank zal daarom een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel met een lange proeftijd van drie jaren is ook bedoeld om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht het opleggen van een (dadelijk uitvoerbaar) beroepsverbod, zoals door de officier van justitie geëist (de rechtbank begrijpt: in de zin van artikel 28 jo. 251 lid 2 Sr), niet opportuun, nu de verdachte zijn werkzaamheden als masseur slechts tijdelijk en gedurende een korte periode heeft verricht vanwege het wegvallen van zijn andere werkzaamheden als gevolg van de coronamaatregelen. De verdachte is op dit moment niet meer werkzaam als masseur en de rechtbank heeft niet de indruk dat de verdachte deze werkzaamheden opnieuw wil oppakken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. Zij vordert – zoals gewijzigd op 21 april 2023 – een vergoeding van € 4.510,- aan materiële schade, bestaande uit € 3.510,- voor psychotherapie en € 1.000,- voor de tijd die is besteed aan het zoeken van bijstand en bezoeken aan de politie en GGD. Tevens vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor materiële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Deze kosten en de mogelijke toerekening ervan aan het handelen van de verdachte zijn onvoldoende onderbouwd en leveren een onevenredige belasting van het strafgeding op. De vordering voor immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.500,-. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De proceskosten zijn toewijsbaar conform het liquidatietarief.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair moet de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair moet de benadeelde partij ten aanzien van de post psychotherapie niet-ontvankelijk worden verklaard, nu het causaal verband tussen het ten laste gelegde en de opgevoerde kosten onvoldoende is onderbouwd en deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voorafgaand aan het ten laste gelegde had de benadeelde partij al depressieve klachten, waarvoor zij medicatie gebruikte. Zowel uit de medische gegevens als uit het informatieve gesprek bij de politie volgt dat de benadeelde partij voorafgaand aan het ten laste gelegde veel stress ervaarde vanwege een verhuizing, haar werk en het niet kunnen zien van haar familie, en dat zij al psychische klachten had. De verdediging refereert zich ten aanzien van de vordering voor immateriële schade en de proceskosten aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
Uren om bijstand te zoeken
Nu de kostenpost onvoldoende nader is gespecificeerd, kan de rechtbank het deel dat mogelijk voor vergoeding in aanmerking komt, niet vaststellen of begroten.
Voor zover deze kostenpost van € 1.000,- ziet op de tijd die is besteed aan (de totstandkoming van of voorbereiding op) de strafprocedure, worden die kosten aangemerkt als proceskosten die niet voor vergoeding in aanmerking komen als materiële schade, omdat de benadeelde partij wordt bijgestaan door een gemachtigde (zie art. 532 Sv jo. art. 238, 239 en 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Voor zover dit bedrag bestaat uit kosten voor het vaststellen van de aansprakelijkheid en van de hoogte van de schade geldt het volgende. Hoewel de benadeelde partij met productie 9 en 10 aannemelijk heeft gemaakt dat zij in ieder geval tijd heeft besteed aan deze strafzaak, onderbouwt zij, mede gelet op de weerspreking door de verdediging, onvoldoende dat en zo ja, welke redelijke kosten hieraan zijn verbonden. In dit deel van de vordering zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Psychotherapie
Verder bestaat de vordering voor de materiële schade voor € 3.510,- aan kosten voor psychotherapie. Het uitgangspunt bij het toerekenen van schadelijke gevolgen aan een onrechtmatige daad is als volgt. Ook als de gevolgen voor het slachtoffer naar aanleiding van die onrechtmatige daad mede worden bepaald door wat het slachtoffer voorafgaand aan die onrechtmatige daad heeft meegemaakt, dan worden die gevolgen toegerekend aan de dader. Dit geldt ook als die gevolgen daardoor ernstiger en langer van duur zijn dan in de normale lijn der verwachtingen ligt. Dit zou slechts anders zijn onder bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld als het slachtoffer zou hebben nagelaten alles in het werk te stellen wat redelijkerwijs kan worden verlangd om tot het herstelproces bij te dragen. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat er bijzondere omstandigheden zijn om van eerdergenoemd uitgangspunt af te wijken.
Echter, ook als de rechtbank dit uitgangspunt in aanmerking neemt, is voor haar in deze strafprocedure, mede gelet op de weerspreking door de verdachte, niet eenvoudig vast te stellen dat en in welke mate de kosten voor psychotherapie verband houden met het strafbare feit. De rechtbank is van oordeel dat onderzoek naar dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit, de tot nu toe gebleken gevolgen voor het slachtoffer en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, zal de rechtbank de hoogte van het te vergoeden bedrag aan immateriële schade op € 1.250,- vaststellen, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 juli 2021.
Proceskosten
Omdat de benadeelde partij in het gelijk wordt gesteld op een belangrijk onderdeel van haar vordering (de aansprakelijkheid van de verdachte), de verdachte wordt veroordeeld tot het vergoeden van een deel van de schade, en de benadeelde partij in de overige onderdelen van de schade slechts vanwege de beperkingen van het strafproces niet-ontvankelijk wordt verklaard, merkt de rechtbank de verdachte aan als de in het ongelijk gestelde partij. De verdachte zal daarom worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt.
De rechtbank gaat daarbij uit van het liquidatietarief kanton en het daarin genoemde tarief voor zaken met een geldelijk belang tot en met € 10.000 (€ 330,- per punt), en zal uitgaan van twee punten. Nu de benadeelde partij haar vordering terzake proceskosten heeft beperkt tot € 500,-, zal de rechtbank de verdachte voor dit bedrag veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij, en zal zij de verdachte veroordelen in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.250,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
2 maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 1.250,- (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), bestaande uit € 1.250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 500,-, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 1.250,-(hoofdsom,
zegge: twaalfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.250,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
22 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 8 mei 2023.
De voorzitter en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te [plaats02] ,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te
weten als masseur,
ontucht heeft gepleegd
met [slachtoffer01] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of
zorg had toevertrouwd,
door tijdens een massagebehandeling
- die [slachtoffer01] te betasten bij en/of te drukken op de anus, de vagina en/of de
borst(en), en/of
- zijn, verdachtes, penis een of meerdere malen tegen de hand(en) en/of tegen het
hoofd van die [slachtoffer01] aan te drukken en/of te bewegen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te [plaats02] ,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)den en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer01] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten het (tijdens een massage)
- betasten bij en/of drukken op de anus, de vagina en/of de borst(en) van die
[slachtoffer01] en/of
- het een of meerdere malen drukken en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis
tegen de hand(en) en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer01] ,
waarbij het geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) er uit heeft/hebben bestaan dat:
- hij die [slachtoffer01] op een behandeltafel/massagetafel plaats heeft laten
nemen en/of
- hij die [slachtoffer01] zodanig heeft gepositioneerd dat zij hem, verdachte, niet
kon zien en/of
- hij voornoemde ontuchtige handeling(en) onverhoeds heeft uitgevoerd.