ECLI:NL:RBROT:2023:4134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
10/324037-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een twaalfjarig meisje, inclusief seksueel binnendringen, met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een twaalfjarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 4 december 2022 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die inhoudt dat de verdachte zich gedurende drie jaar niet in de wijk van het slachtoffer mag ophouden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de beslissing. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, en de rechtbank heeft geoordeeld dat een gevangenisstraf noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. Tevens is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij, die een vergoeding van € 5.000,- voor immateriële schade vorderde, welke door de rechtbank is toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/324037-22
Datum uitspraak: 8 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. L.E.J. Vleesenbeek, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 14 april 2023;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het uit te voeren toezicht;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de wijk [naam wijk01] te [plaats02] voor de duur van 3 jaren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 week per overtreding van de maatregel met een maximum van 6 maanden hechtenis;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 4 december 2022 in Nederland, met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2010, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , door
- zijn penis te laten aanraken en aftrekken door die [slachtoffer01] ,
- ,
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer01] te brengen en bewegen en zich te
laten pijpen door die [slachtoffer01] en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer01] te brengen en bewegen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft ontucht gepleegd met een twaalfjarig meisje, die op dat moment nog op de basisschool zat. De verdachte heeft via Snapchat contact met haar gelegd, waarna zij in ieder geval enkele weken contact hebben gehad. De verdachte heeft vervolgens voorgesteld om af te spreken en heeft haar met de auto opgehaald. Tijdens de tweede afspraak heeft de verdachte seks met het meisje gehad in zijn auto. De verdachte was destijds achtentwintig jaar.
De verdachte heeft door zijn handelen een onaanvaardbare en ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, waaronder haar seksuele ontwikkeling. Hierbij is onder meer het grote leeftijdsverschil van belang. De rechtbank gaat er ook vanuit dat de verdachte wist wat de leeftijd van het slachtoffer was. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij dit vooraf heeft verteld aan de verdachte. Zij vermeldt haar leeftijd ook bij haar Snapchat-profiel. Daarnaast vroeg de verdachte in diverse Snapchat-gesprekken met andere meisjes vrijwel direct naar de leeftijd. Overigens stuurde de verdachte in die gesprekken herhaaldelijk een bericht met de strekking dat het verschil in leeftijd (bij twaalf-, dertien- en veertienjarigen) volgens hem geen probleem was.
De verdachte wist, althans behoorde te weten dat het slachtoffer tegenover hem niet in staat was zelf haar seksuele integriteit te bewaken. Dit blijkt ook uit de verklaring van het slachtoffer dat zij geen nee durfde te zeggen tegen de verdachte en dat zij bang was dat hij boos zou worden als zij niet mee zou werken aan de seksuele handelingen. Dit klemt temeer nu de verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het slachtoffer een kwetsbaar meisje was dat hulp en aandacht zocht. Hij heeft hiervan misbruik gemaakt. De verdachte heeft het slachtoffer door zijn handelen ontnomen dat zij zich op seksueel gebied ontwikkelt in een tempo dat bij haar past. Uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het feit nog altijd een grote impact heeft op het slachtoffer en haar familie. De verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft ter zitting matig inzicht getoond in zijn handelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
De rechtbank heeft ook gekeken naar de rapporten van 20 december 2022 en 14 april 2023 die Antes en Reclassering Nederland over de verdachte hebben opgemaakt.
Uit deze rapporten volgt onder meer dat de verdachte naar behoren lijkt te functioneren op de diverse leefgebieden. Hij bezit een koopwoning, heeft inkomen uit werk en een stabiele financiële situatie. De verdachte is alleenstaand, maar heeft in het verleden meerdere vriendinnen van ongeveer dezelfde leeftijd gehad. Hij gebruikt geen alcohol en drugs en van een sociaal isolement lijkt geen sprake. De verdachte lijkt geen specifieke voorkeur voor minderjarigen te hebben, maar om hier meer duidelijkheid in te verschaffen is de verdachte aangemeld bij de forensisch psychiatrische polikliniek Kairos voor nadere diagnostiek. De verdachte toont zich gemotiveerd voor een behandeltraject bij Kairos. Gezien de ernst van het delict is een verplicht kader geïndiceerd. De verdachte houdt zich aan de schorsingsvoorwaarden zoals opgelegd op 21 december 2022 en toont zich afsprakentrouw.
Het risico op herhaling kan niet worden ingeschat. Het risico op onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als laag. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met de onderstaande bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden:
• meldplicht bij de reclassering;
• ambulante behandeling;
• contactverbod met het slachtoffer;
• vermijden individueel contact met minderjarigen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Een uitsluitend voorwaardelijk op te leggen straf, zoals de verdediging heeft bepleit, acht de rechtbank gelet op de ernst van het feit en die straffen in soortgelijke zaken niet passend. Wel zal de rechtbank, nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht zal niet worden bevolen, nu niet aan de wettelijke vereisten van artikel 14e Sr is voldaan.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor de wijk [naam wijk01] te [plaats02] en een contactverbod met het slachtoffer.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Namens de benadeelde partij [benadeelde partij01] heeft zich in het geding gevoegd haar wettelijk vertegenwoordiger [naam01] , bijgestaan door mr. F.J.M. Hamers. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade. In verband met een eventuele hoger beroepsprocedure vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 3.000,- voor nader te onderbouwen schade. De benadeelde partij heeft op de zitting verzocht om dit deel niet-ontvankelijk te verklaren.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Het slachtoffer heeft immateriële schade geleden en de vordering voor immateriële schade is als voldoende onderbouwd toewijsbaar. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor nader te onderbouwen schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De gevorderde vergoeding voor immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 2.500,- met niet-ontvankelijkverklaring voor de nader te onderbouwen schade.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,-. De benadeelde partij zal ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor de nader te onderbouwen schade niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering op dit moment ontbreken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 december 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht. Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt, en zal zich houden aan de aanwijzingen die Reclassering Nederland hem geeft;
2. de veroordeelde wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan nadere diagnostiek en behandeling bij Kairos of soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] -2010 te [geboorteplaats02] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
4. de veroordeelde vermijdt contacten met minderjarigen zo veel mogelijk. Mocht er buiten de schuld of het initiatief van de veroordeelde toch contact met minderjarigen plaatsvinden, dan beëindigt de veroordeelde dat contact onmiddellijk of zorgt de veroordeelde ervoor dat hierbij één of meer volwassene(n) aanwezig zijn;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in [naam wijk01] te [geboorteplaats02] , gedurende 3 (drie) jaren na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] -2010 te [geboorteplaats02] , gedurende 3 (drie) jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
veroordeelt de veroordeelde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
1 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
legt aan de veroordeelde
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 5.000,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 8 mei 2023.
De voorzitter, de oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2022 tot en met 4 december 2022 te
[plaats02] , althans in Nederland,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2010, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog
niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
door
- die [slachtoffer01] te zoenen en/of te kussen,
- zijn penis te laten aanraken en/of aftrekken door die [slachtoffer01] ,
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer01] te brengen en/of te bewegen,
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer01] te brengen en/of bewegen en/of zich te
laten pijpen door die [slachtoffer01] en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer01] te brengen en/of bewegen.