ECLI:NL:RBROT:2023:4109

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
C/10/654503 KG ZA 23-216
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twist over eigendom en waarde van cryptovaluta na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, hebben partijen, een vrouw en een man, een geschil over de eigendom en waarde van cryptovaluta die zijn aangeschaft met de overwaarde van een gezamenlijk verkocht huis. De vrouw vordert een geldbedrag van de man, gebaseerd op de veronderstelling dat de cryptovaluta voor gelijke delen aan hen toebehoort. De man betwist deze claim en stelt dat de overwaarde van de woning is gebruikt voor zijn pensioenopbouw en dat de financiën van beide partijen bewust gescheiden zijn gehouden. De vrouw heeft onvoldoende bewijs geleverd dat haar vordering in kort geding voldoende vaststaat. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van de vrouw niet kan worden toegewezen, omdat er te veel onzekerheid bestaat over de eigendom en waarde van de cryptovaluta. De rechter benadrukt dat deze kwestie in een bodemprocedure moet worden behandeld, waar de feiten grondiger kunnen worden onderzocht. De vordering van de vrouw wordt afgewezen, maar de proceskosten worden gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer/ rolnummer: C/10/654503 KG ZA 23-216
Vonnis in kort geding van 20 april 2023
in de zaak van:
[eiseres01] ,
wonende te Den Helder,
eiseres,
advocaat: mr. A.E. Koster,
tegen:
[gedaagde01] ,
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. D.P. Mandema.
Partijen worden hierna aangeduid als de vrouw en de man.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 maart 2023 met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 14;
- de aanvullende producties 7 tot en met 12 van de vrouw;
- de mondelinge behandeling gehouden op 6 april 2023;
- de pleitaantekeningen van de advocaat van de vrouw;
- de pleitaantekeningen van de advocaat van de man.

2..Feiten

2.1.
Partijen hebben ruim zeventien jaar een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie zijn twee kinderen geboren (die nu twee en vier jaar oud zijn). De relatie is in december 2022 geëindigd.
2.2.
Partijen waren gezamenlijk eigenaar van een woning aan de [adres01] te [plaats01] . Op 2 maart 2022 hebben partijen deze woning notarieel overgedragen. De overwaarde op de woning bedroeg € 216.100,76. Met deze overwaarde heeft de man in maart/april 2022 cryptovaluta gekocht. De cryptorekening staat op naam van de man.
2.3.
Partijen hebben op 26 maart 2021 een woning aan het [adres02] te [plaats01] gekocht. De man wil deze woning overnemen. De financiële afwikkeling ten aanzien van die woning heeft nog niet plaatsgevonden.

3..Het geschil

3.1.
De vrouw vordert - samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(I) de man te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 108.050,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
(II) de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De vordering van de vrouw is een geldvordering. Bij een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. Om een dergelijke vordering in kort geding te kunnen toewijzen is nodig dat die vordering in voldoende mate vaststaat. Ook moet er sprake zijn van omstandigheden die meebrengen dat, vanwege een grote mate van spoedeisendheid, een onmiddellijke voorziening moet worden getroffen. Ten slotte moet rekening worden gehouden met het risico dat de vrouw het geldbedrag niet kan terugbetalen in het geval zij in de bodemprocedure alsnog in het ongelijk wordt gesteld.
4.2.
De vrouw heeft gesteld dat het spoedeisend belang onder meer is gelegen in het feit dat de man de waarde van de cryptovaluta niet wil verdelen De vrouw stelt dat de man de cryptovaluta intussen alleen beheert, geen inzicht wil geven en met de valuta kan doen wat hij wil. Het afwachten van een bodemprocedure kan ertoe leiden dat de waarde van de cryptovaluta intussen daalt en de vrouw wil dat risico niet lopen. De vrouw stelt verder dat zij dringend geld nodig heeft. Dit laatste is door de man gemotiveerd betwist. Gelet op die betwisting lag het op de weg van de vrouw om haar stelling nader te onderbouwen. Niet gebleken is dat de vrouw in een positie verkeert dat onmiddellijke betaling is vereist.
4.3.
De vrouw vordert van de man de helft van de waarde van de cryptovaluta. Omdat de man geen inzicht wil geven in die waarde op dit moment baseert de vrouw het bedrag op de helft van de overwaarde van de woning aan de [adres01] . De vrouw grondt haar vordering op nakoming van de door haar met de man gemaakte afspraken. Zij stelt daartoe het volgende. De overwaarde van de woning aan de [adres01] komt toe aan beide partijen. Zij waren immers allebei eigenaar van de woning en hebben voor gelijke delen bijgedragen in de (hypotheek)lasten. Partijen hebben het bedrag van de overwaarde belegt in cryptovaluta. In dat kader hebben partijen afgesproken dat de man de cryptovaluta zou kopen en beheren. De opbrengst van de cryptorekening komt toe aan beide partijen.
4.4.
De man betwist dat de overwaarde van de woning aan de [adres01] en de opbrengst van de cryptorekening aan beide partijen toekomt. Hij voert aan dat partijen er bewust voor hebben gekozen om de overwaarde voor de pensioenopbouw van de man te gebruiken. Partijen hebben een aparte financiële huishouding gevoerd en de financiën bewust gescheiden geregeld. De man betwist ook dat partijen voor gelijke delen hebben bijgedragen in de (hypotheek)lasten van de woning. Tot slot voert de man aan dat het restitutierisico hoog is. De vrouw deelt niet voor de helft mee in de overwaarde van de woning aan [adres02] en heeft onvoldoende financiële middelen om het geldbedrag terug te betalen. Voor zover de vrouw al recht heeft op cryptovaluta dan is de waarde daarvan volledig verdampt, zodat de man ook in dat geval niets is verschuldigd aan de vrouw.
4.5.
Aan het vereiste spoedeisend belang worden minder hoge eisen gesteld wanneer een vordering in hoge mate aannemelijk is. De onder 4.1 genoemde vereisten zijn in zoverre communicerende vaten. Van een harde vordering is echter geen sprake. De vrouw grondt de betalingsverplichting van de man op nakoming van de door haar met de man gemaakte afspraken.
4.6.
De door de vrouw gestelde afspraken zijn gemotiveerd betwist door de man. Dat de vrouw een vordering heeft op de man en zo ja hoe hoog die vordering is staat op dit moment niet vast. Partijen twisten over de vraag of het totaal aan cryptovaluta voor gelijke delen toebehoort aan partijen en ook over wat de waarde van de cryptovaluta is op dit moment. Het feit dat de cryptovaluta is gekocht met de overwaarde van het huis aan de [adres01] betekent niet automatisch dat de aangekochte cryptovaluta aan beide partijen toekomt. De vraag of de vrouw aanspraak heeft op een deel van de waarde van de cryptovaluta kan niet in kort geding worden beantwoord. Dat zal in een bodemprocedure moeten plaatsvinden. Indien in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat partijen een aparte financiële huishouding hebben gevoerd en de financiën bewust gescheiden hebben gehouden heeft de vrouw geen vordering op de man. Vast staat dat het de bedoeling van beide partijen was om te investeren in cryptovaluta. Of die investering positief of negatief heeft uitgepakt kan de voorzieningenrechter in deze procedure niet vaststellen. Onduidelijk is wat er precies met de cryptovaluta is gebeurd. Dat betekent dat niet vaststaat, en ook niet eenvoudig vastgesteld kan worden of de man een betalingsverplichting heeft en zo ja voor welk bedrag. Daarmee staat onvoldoende vast dat de vrouw een vordering heeft op de man. Hiermee is niet voldaan aan de belangrijkste eis voor een geldvordering in kort geding. In het midden kan dan blijven of sprake is van een restitutierisico.
4.7.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. In deze procedure is niet komen vast te staan of en zo ja welk bedrag de man aan de vrouw is verschuldigd. Dit bedrag zal eerst vastgesteld moeten worden. Ter vermijding van een vervolgprocedure zouden partijen, gelet op hun gewezen relatie, kunnen proberen of zij in onderling overleg tot vaststelling van een bedrag kunnen komen. Als dat niet mogelijk is, is een bodemprocedure noodzakelijk. Dit betekent dat de vorderingen van de vrouw worden afgewezen.
4.8.
In de omstandigheid dat de vrouw en de man een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 april 2023.
3538/1573