ECLI:NL:RBROT:2023:4108

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
ROT 23/2634
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verkeersbesluit tot autovrij maken van het Doormanplein in Barendrecht

Op 17 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de bewonersvereniging van Barendrecht een verzoek om voorlopige voorziening indiende tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht. Dit verkeersbesluit houdt in dat het Doormanplein in de periode van 28 april tot en met 1 oktober 2023 autovrij wordt gemaakt om terrassen voor de aanwezige horeca mogelijk te maken. De bewonersvereniging is van mening dat dit besluit hen nadelig raakt, omdat er tijdelijk 22 parkeerplaatsen vervallen en zij vrezen dat dit leidt tot een onacceptabele loopafstand voor bewoners, vooral voor senioren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de bewonersvereniging afgewezen. In de uitspraak werd benadrukt dat het college het verkeersbesluit deugdelijk heeft gemotiveerd en een evenwichtige belangenafweging heeft gemaakt. Het college heeft voldoende compensatie voor de vervallen parkeerplaatsen geregeld door circa 35 parkeerplaatsen te huren bij de Bethelkerk, die zich op een loopafstand van 200 meter van het Doormanplein bevinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bewonersvereniging niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het college bij de besluitvorming niet zorgvuldig heeft gehandeld of dat de belangen van de bewoners onvoldoende zijn meegewogen.

De voorzieningenrechter concludeert dat het college zijn beoordelingsruimte op een rechtmatige wijze heeft ingevuld en dat de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit voor de bewonersvereniging niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het besluit worden gediend. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor het verkeersbesluit van kracht blijft en het Doormanplein gedurende de genoemde periode autovrij zal zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2634

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[naam vereniging], uit [plaatsnaam] , de bewonersvereniging,
(gemachtigde: [naam 1]),
en

het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht, het college

(gemachtigde: mr. A.A. Marcus).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 7 maart 2023, bekendgemaakt op 20 maart 2023, heeft het college besloten tot het instellen van een gesloten verklaring voor gemotoriseerd verkeer, uitgezonderd ontheffinghouders en expeditieverkeer, op het Doormanplein te Barendrecht, ter hoogte van de kruising met de Dorpsstraat, door het plaatsen van borden C12 van bijlage 1 van het RVV 1990 met onderbord met de tekst ‘uitgezonderd ontheffinghouders en expeditieverkeer’ en onderbord OB203p met ’28 april t/m 1 oktober’. Het college heeft tevens besloten de borden te plaatsen zoals aangegeven op de bij het besluit behorende situatietekening en de maatregel in te laten gaan vanaf het moment dat de bebording geplaatst is.
1.2.
De bewonersvereniging heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De bewonersvereniging heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening het besluit te schorsen.
1.3.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de bewonersvereniging, bijgestaan door [naam 2] , en de gemachtigde van het college, bijgestaan door mr. D. Vermaat,
mr. A. Ostojic-Hanssen en [naam 3] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waarover gaat deze zaak?
3. Het college heeft met het besluit van 7 maart 2023 het Doormanplein in de periode van 28 april tot en met 1 oktober 2023 autovrij gemaakt waardoor er terrassen kunnen worden geplaatst van op het plein aanwezige horeca. Het college heeft in dit besluit overwogen dat door het afsluiten van het Doormanplein 22 openbare parkeerplaatsen in die periode niet beschikbaar zijn. Om de afname van het aantal parkeerplaatsen te compenseren is binnen een straal van 200 meter rondom het Doormanplein voldoende restcapaciteit. Ter compensatie voor het vervallen van de 22 parkeerplaatsen worden er volgens het besluit circa 35 parkeerplaatsen gehuurd bij de Bethelkerk aan de [adres] . Deze extra parkeerplaatsen liggen op een loopafstand van 200 meter van het Doormanplein.
4. De bewonersvereniging is het niet eens met het verkeersbesluit. Als gevolg van het besluit kunnen bewoners van de oude dorpskern – waaronder veel senioren – niet meer binnen een acceptabele loopafstand hun auto kunnen parkeren. De bewonersvereniging voert aan dat het verkeersbesluit niet berust op een zorgvuldig parkeeronderzoek. Zij verwijst daarbij ook naar eerder gevoerde procedures over het Doormanplein.
Er zijn slechts deelonderzoeken uitgevoerd die deels tijdens de beperkende coronamaatregelen hebben plaatsgevonden. Op grond van een eigen telling en parkeerbalans komt de bewonersvereniging tot een andere bezetting en een ander (lager) aantal beschikbare plaatsen dan het college. De bewonersvereniging voert aan dat het college ten onrechte bij de berekening van het aantal beschikbare parkeerplaatsen ook parkeerplaatsen op privéterrein, parkeerplaatsen waar een gele streep is geplaatst, los- en laadplaatsen, parkeervakken waar fietsrekken worden geplaatst, parkeerplaatsen voor het laden van elektrische voertuigen en parkeerplaatsen in de Zeeheldenbuurt heeft meegerekend. Ook heeft het college geen rekening gehouden met extra parkeerbehoefte als gevolg van de terrasuitbreiding op het Doormanplein. Daarnaast had het college bij de berekening van de loopafstand niet de lineaire loopafstand maar de CROW-norm moeten hanteren. Op grond van deze norm vallen de parkeerplaatsen bij de Bethelkerk buiten de norm van 200 meter.
Ter zitting heeft de bewonersvereniging nader toegelicht dat daarnaast sprake is van een verdringingseffect. Als mensen niet op het Doormanplein kunnen parkeren, zullen mensen eerst rondom het plein op zoek gaan naar een parkeerplaats en niet eerst naar de Bethelkerk of de Schaatsbaan rijden.
5. Het college heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat er naast het vervallen van 22 parkeerplaatsen drie parkeerplaatsen op vrijdag en zaterdagavond worden aangewend voor het stallen van scooters en fietsen. Er vervallen daardoor maximaal 25 parkeerplaatsen op het Doormanplein. Er is inmiddels een huurovereenkomst gesloten voor de huur van 30 parkeerplaatsen bij de Bethelkerk. Daaraan zijn voorwaarden verbonden: de parkeerplaatsen zijn niet beschikbaar op zondagen tot 12.00 uur en tijdens speciale gelegenheden zoals uitvaarten en evenementen.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
7. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts kunnen strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
8. Het college heeft beoordelingsruimte bij de beantwoording van de vraag wat nodig is ter bescherming van de verkeersbelangen genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994. Het college moet dit naar behoren motiveren. Afhankelijk van de gronden (argumenten) gaat de voorzieningenrechter in op de vraag of de manier waarop het college van zijn beoordelingsruimte gebruik heeft gemaakt in overeenstemming is met het recht. Daarbij moet de voorzieningenrechter nagaan of het college redelijkerwijs de beoordelingsruimte op die manier heeft kunnen invullen.
Voor de motivering van een verkeersbesluit mag het college afgaan op de (aanvullende) parkeeronderzoeken, nadat het is nagegaan of de parkeeronderzoeken op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. [1] Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, mag het college niet zonder nadere motivering op het parkeeronderzoek afgaan.
Nadat het college heeft vastgesteld wat naar zijn oordeel nodig is gelet op de betrokken verkeersbelangen, moet het de uitkomst van die beoordeling afwegen tegen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit. Bij die afweging heeft het bestuursorgaan beleidsruimte. De voorzieningenrechter gaat niet na of zij in het concrete geval tot hetzelfde besluit zou zijn gekomen. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de gronden of de (uitkomst van de) belangenafweging die ten grondslag ligt aan het besluit onevenredig is in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen (artikel 3:4, tweede lid, van de Awb). [2]
Motivering van het doel van het verkeersbesluit
9.1.
Het doel van het verkeersbesluit is het mogelijk te maken om (tijdelijk) terrassen te plaatsen op het Doormanplein door het Doormanplein af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. In dat kader strekt het verkeersbesluit tot ‘het beschermen van weggebruikers en passagiers’ en ‘het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan’. Het college heeft gemotiveerd dat er binnen een straal van 200 meter voldoende restcapaciteit beschikbaar is om de afname van het aantal parkeerplaatsen te compenseren.
9.2.
Het college heeft het verkeersbesluit onderbouwd met een rapport van 24 januari 2019 van het parkeeronderzoek van [bedrijf 1] dat is uitgevoerd in de periode van 4 tot en met 24 september 2017 en op 12 en 16 oktober 2018. Daarnaast is er een parkeeronderzoek van [bedrijf 2] dat is uitgevoerd op 8 en 11 december 2021, 8 en 12 maart 2022 en 31 januari 2023, 3 februari 2023 en 4 februari 2023. De uitkomsten daarvan zijn in aparte GIS-databestanden en een Excelbestanden vastgelegd. Het college heeft op basis van deze bestanden gemaakte overzichten van de uitkomsten overgelegd.
9.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de (aanvullende) parkeeronderzoeken op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat het college daarom mocht afgaan op de uitkomsten daarvan.
9.3.1.
Anders dan de bewonersvereniging aanvoert, heeft het college zijn verkeersbesluit niet slechts gebaseerd op deelonderzoeken. De metingen in het parkeeronderzoek van [bedrijf 1] uit 2017 zijn in het gehele centrumgebied van Barendrecht, op alle dagen van de week en met minimaal 18 registratierondes per dag uitgevoerd. Het rapport omvat ook een specifieker onderzoek naar de situatie op het Doormanplein en het autovrij maken van het plein. Op de ‘maatgevende dagen’ (de dagen met de hoogste bezettingsgraad, dus de drukste dagen) is, ook buiten de coronaperiode, aanvullend onderzoek verricht door [bedrijf 1] (2018) en [bedrijf 2] (2021 tot en met 2023). Voor het Doormanplein zijn dit de dinsdag en de zaterdag. Op verzoek van de bewonersvereniging is in het meest recente aanvullende onderzoek (januari en februari 2023) ook de vrijdag meegenomen in de metingen. Dat de aanvullende parkeeronderzoeken niet zijn vastgelegd in beschrijvende rapporten, maakt niet dat niet van de metingen zou kunnen worden uitgegaan. Dat het college is uitgegaan van een onjuist aantal beschikbare parkeerplaatsen heeft de bewonersvereniging niet voldoende aannemelijk gemaakt. In het parkeeronderzoek zijn weliswaar ook parkeerplekken op privéterrein, zoals bij de tandarts aan de Meidoornlaan en de Heuvelsteingarage, meegenomen, maar alleen op de momenten waarop deze parkeerplekken openbaar toegankelijk zijn. Dit betreft variabele capaciteit. Ook de overige door de bewonersvereniging aangehaalde niet beschikbare parkeerplaatsen zijn alleen in het onderzoek meegenomen op de momenten dat deze parkeerplekken beschikbaar waren. De parkeerplaatsen voor het laden van elektrische voertuigen heeft het college ook in redelijkheid mee kunnen tellen voor de capaciteit nu dit openbare parkeerplaatsen betreffen.
Voorts heeft het college, anders dan de bewonersvereniging stelt, niet op basis van de CROW-normen rekening moeten houden met 11 extra parkeerplaatsen vanwege de uitbreiding van de terrassen. Met het college is de voorzieningenrechter van oordeel dat, zoals volgt uit de rechtsspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] , terrassen niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van het bruto vloeroppervlak (bvo). Uit de publicaties van de CROW volgt dat bvo wordt gedefinieerd als de oppervlakte van het gebied dat wordt begrensd door de buitenomtrek van de omringende opgaande scheidingsconstructies, gemeten op vloerniveau(s). De verdere systematiek van de publicatie biedt evenmin aanleiding voor het uitgangspunt dat in een geval als dit een terras in beginsel in aanmerking moet worden genomen in de berekening van het bvo.
9.3.2.
De door de bewonersvereniging opgestelde parkeerbalans biedt dan ook geen aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid en begrijpelijkheid van de parkeeronderzoeken van het college. Zo heeft de bewonersvereniging in ieder geval geen rekening gehouden met de parkeerplekken op privéterrein op momenten dat deze parkeerplaatsen beschikbaar zijn en de parkeerplaatsen voor het laden van elektrische voertuigen en is niet nader onderbouwd en niet te herleiden op welke wijze de parkeerbalans voor het overige is samengesteld.
9.3.3.
Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat, zoals ter zitting ook is gebleken, het college bij de berekening van de loopafstand in redelijkheid van de daadwerkelijk af te leggen loopafstand heeft kunnen uitgaan en daarbij de maximaal acceptabele loopafstand van 200 meter heeft mogen baseren op in de parkeernota Barendrecht vastgelegde maximaal acceptabele loopafstanden en niet op de door de bewonersvereniging aangevoerde en niet nader onderbouwde CROW-norm. Voor voetgangers wordt bovendien een verkorte route mogelijk gemaakt door een doorgang naar de parkeerplaatsen bij de Bethelkerk te maken.
Belangenafweging
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat het college bij het nemen van het verkeersbesluit niet dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de bewonersvereniging. De nadelige gevolgen van het verkeersbesluit voor de bewonersvereniging zijn niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat sprake is van een evenwichtige belangenafweging. De voorzieningenrechter neemt hierbij het volgende in aanmerking.
10.1
De bewoners van de bewonersvereniging wonen in de oude kern van Barendrecht. De parkeerdruk op en rondom het Doormanplein is hoog. Dit is inherent aan het feit dat het Doormanplein is gelegen in het centrum van Barendrecht. Het college heeft naar aanleiding van de parkeeronderzoeken besloten om vanwege de hoge parkeerdruk de oplossing te zoeken in het huren van parkeerplaatsen bij de Bethelkerk ter compensatie van de vervallen parkeerplaatsen. Dit betekent dat de bewoners van de bewonersvereniging die normaal gesproken op het Doormanplein parkeren, nu op een grotere afstand van hun woning moeten parkeren. Het college heeft in zijn verweerschrift en ter zitting toegelicht dat de parkeerplaatsen bij de Bethelkerk zich bevinden op een daadwerkelijk af te leggen loopafstand van 195 meter vanaf het Doormanplein. Naast de bij de Bethelkerk gehuurde parkeerplaatsen, is er gelet op de parkeeronderzoeken, aan de Schaatsbaan voldoende restcapaciteit om de tijdelijke afname van parkeerplaatsen op te vangen. De Schaatsbaan bevindt zich ook binnen een afstand van 200 meter en heeft een gemiddelde restcapaciteit van 8,7 parkeerplaatsen.
10.2
Het college heeft verder toegelicht dat er een parkeerroutering wordt gemaakt zodat automobilisten weten waar zij kunnen parkeren gedurende de periode waarin de parkeerplaatsen op het Doormanplein niet beschikbaar zijn.
10.3.
Dat ondanks de parkeerroutering en de verkorte voetgangersroute sprake zal zijn van verdringing omdat automobilisten eerst in de directe nabijheid van het Doormanplein op zoek zullen gaan en niet direct gehoor zullen geven aan de parkeerroutering is weliswaar begrijpelijk, maar maakt niet dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de bewonersvereniging. Een eventuele verdringing doet namelijk niet af aan het feit dat er voldoende beschikbare plaatsen zijn binnen voornoemde acceptabele loopafstand van 200 meter. Bovendien heeft het college met de bewonersvereniging concrete evaluatie overleggen ingepland naar aanleiding van het verkeersbesluit en hebben er ook overleggen plaatsgevonden in de aanloop naar het verkeersbesluit.

Conclusie en gevolgen

11. Het college heeft het verkeersbesluit deugdelijk gemotiveerd en heeft een evenwichtige belangenafweging gemaakt. Voor zover het college het verkeersbesluit in het verweerschrift en ter zitting nader heeft gemotiveerd, kan dit in bezwaar worden hersteld. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Dat betekent dat de het Doormanplein in de periode van 28 april 2023 tot en met 1 oktober 2023 gesloten wordt voor gemotoriseerd verkeer. Omdat het verzoek wordt afgewezen bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Deze verplichting volgt uit artikel 3:2 van de Awb.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 23 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:166 en 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1629.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 4 november 2015, ECLI;Nl:RVS:2015:3353, en van 23 november 2022, ECLI:NL:2022:3413