ECLI:NL:RBROT:2023:4078

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
10422684
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag op staande voet van chauffeur en toewijzing van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker01], een chauffeur die sinds 17 april 2012 in dienst was bij Vlaamsch Broodhuys B.V., en zijn werkgever. [verzoeker01] werd op 10 februari 2023 op staande voet ontslagen. Hij berustte in het ontslag, maar vorderde een billijke vergoeding van € 71.657,- bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 8.376,- bruto en een transitievergoeding van € 8.412,41 bruto. Vlaamsch Broodhuys betwistte de vorderingen en stelde dat het ontslag terecht was gegeven vanwege vermeende fraude met urenregistratie.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet terecht was gegeven. De redenen die Vlaamsch Broodhuys aanvoerde voor het ontslag waren onvoldoende om een dringende reden aan te nemen. De kantonrechter stelde vast dat [verzoeker01] recht had op een vergoeding van € 8.376,- voor gemist loon en een transitievergoeding van € 8.178,90. De billijke vergoeding werd gematigd tot nihil, omdat de omstandigheden niet rechtvaardigden dat deze vergoeding bovenop de andere vergoedingen zou komen. Vlaamsch Broodhuys werd ook veroordeeld tot het opmaken van een correcte eindafrekening en het betalen van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt dat een ontslag op staande voet alleen kan plaatsvinden bij een dringende reden, en dat werkgevers zorgvuldig moeten omgaan met de onderbouwing van ontslagen. De kantonrechter wees alle verzoeken van Vlaamsch Broodhuys af en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10422684 VZ VERZ 23-4005
datum uitspraak: 15 mei 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoeker en verweerder,
gemachtigde: mr. M.A. Billiet – de Jonge,
tegen
Vlaamsch Broodhuys B.V.,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
verweerster en verzoekster,
gemachtigde: mr. E.M.Y. Sørensen.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker01] ’ en ‘Vlaamsch Broodhuys’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 29 maart 2023), met bijlagen;
  • het verweerschrift waarin ook een verzoek wordt gedaan, met bijlagen;
  • bijlagen 16 tot en met 19 van [verzoeker01] ;
  • bijlagen 25 tot en met 27 van Vlaamsch Broodhuys.
1.2.
Op 17 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoeker01] met een vriendin en mr. Billiet – de Jonge;
  • de heer [naam01] (eigenaar/directeur) en de heer [naam02] (coördinator) namens Vlaamsch Broodhuys met mr. Sørensen.

2.De beoordeling

Samenvatting
2.1.
[verzoeker01] werkt vanaf 17 april 2012 bij Vlaamsch Broodhuys als chauffeur. Hij is op 10 februari 2023 op staande voet ontslagen. [verzoeker01] berust in dat ontslag, maar wil van Vlaamsch Broodhuys een billijke vergoeding van € 71.657,- bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 8.376,- bruto en een transitievergoeding van € 8.412,41 bruto. Ook wil [verzoeker01] dat Vlaamsch Broodhuys een eindafrekening opmaakt en dat als zij dat niet op tijd doet, zij een bedrag van € 500,- per dag aan [verzoeker01] moet betalen. Verder wil [verzoeker01] dat Vlaamsch Broodhuys rente over alle gevorderde bedragen betaalt en dat Vlaamsch Broodhuys in de proceskosten wordt veroordeeld.
2.2.
Vlaamsch Broodhuys stelt hiertegenover dat zij [verzoeker01] terecht op staande voet heeft ontslagen en wil dat de kantonrechter dat vaststelt. Ook verzoekt Vlaamsch Broodhuys de kantonrechter vast te stellen dat zij geen transitievergoeding aan [verzoeker01] hoeft te betalen. Omdat er sprake is van een dringende reden, wil Vlaamsch Broodhuys dat [verzoeker01] een vergoeding van € 3.857,07 aan haar betaalt. Ten slotte wil Vlaamsch Broodhuys dat [verzoeker01] wordt veroordeeld in de proceskosten.
De conclusie
2.3.
Het ontslag op staande voet is niet terecht gegeven. Daarom moet Vlaamsch Broodhuys aan [verzoeker01] een vergoeding betalen van € 8.376,- aan ‘gemist loon’. Er is door het ontslag in dit geval wel een einde aan de arbeidsovereenkomst gekomen. Daarom moet Vlaamsch Broodhuys ook de transitievergoeding aan [verzoeker01] betalen. Die is € 8.178,90. De omstandigheden rechtvaardigen niet om bovenop deze twee vergoedingen ook nog een billijke vergoeding toe te kennen aan [verzoeker01] . Die wordt daarom gematigd tot nihil. Vlaamsch Broodhuys moet loonstrookjes en een eindafrekening opmaken en aan [verzoeker01] sturen en het saldo van de eindafrekening aan [verzoeker01] betalen. Er bestaat geen aanleiding om daar een dwangsom aan te verbinden. De rente over de toegewezen bedragen wordt toegewezen zoals is bepaald in de wet. Vlaamsch Broodhuys wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
Ontslag op staande voet niet terecht gegeven
2.4.
De arbeidsovereenkomst mag alleen ‘op staande voet’ worden opgezegd als er sprake is van een dringende reden (artikel 7:677 en 7:678 BW). Er is in dit geval niet één hoofdreden voor het ontslag op staande voet gegeven: in de ontslagbrief zijn meerdere redenen opgesomd en besproken, onder andere dat [verzoeker01] meer uren opgeeft dan hij daadwerkelijk heeft gewerkt, ritten weigert of niet afmaakt en zich niet houdt aan de geplande route. Die redenen kunnen afzonderlijk en in samenhang bezien het gegeven ontslag op staande voet niet dragen. Daarom is het ontslag op staande voet niet terecht gegeven. Hierna worden de verschillende redenen afzonderlijk besproken in de volgorde waarin ze in de ontslagbrief zijn genoemd.
Periode tot en met januari 2022
2.5.
De ontslagbrief van 10 februari 2023 begint met een opsomming van redenen voor het ontslag op staande voet. Die opsomming bestaat uit (elf) gebeurtenissen in de periode van 3 juli 2012 tot en met 28 januari 2022. De klachten variëren van ‘te laat begonnen’, ‘niet aanwezig bij een overleg’ en ‘sleutel van een klant in de deur achtergelaten’ tot ‘niet goed in het rooster gekeken’. Hiervoor heeft [verzoeker01] in totaal zes keer een officiële waarschuwing gekregen. Op 28 januari 2022 is er een gesprek geweest ‘in verband met niet naar behoren functioneren’. De periode die daaraan voorafgaat, is daarmee naar het oordeel van de kantonrechter afgesloten. Althans, die kan niet ten grondslag worden gelegd aan het ontslag op staande voet, dit mede gelet op de uitleg die [verzoeker01] tijdens de zitting heeft gegeven over enkele van deze ‘redenen’, het tijdsverloop vanaf dat gesprek en het positieve functioneringsgesprek van 9 maart 2022.
Rit België 9 februari 2023
2.6.
[verzoeker01] stond ingedeeld voor een rit naar België. Die wilde hij niet rijden, omdat het een lange rit is. Volgens [verzoeker01] is eind 2021 de afspraak gemaakt dat hij in verband met zijn gezondheid geen lange ritten meer hoefde te rijden. [verzoeker01] is vanaf de zomer van 2021 meerdere keren ziek geweest (twee keer longontsteking en corona). Hij is nog steeds onder behandeling van een kno-arts. Deze omstandigheden zijn door Vlaamsch Broodhuys niet betwist. De afspraak die [verzoeker01] stelt, kent de medewerker die momenteel de planning doet niet, maar er wordt niet voldoende gemotiveerd betwist dat de afspraak destijds is gemaakt met een andere medewerker, die niet meer in dienst is. Vanaf het moment dat volgens [verzoeker01] de afspraak is gemaakt, is hij ook daadwerkelijk niet meer ingeroosterd voor ritten naar België. Op basis van deze omstandigheden wordt in deze procedure uitgegaan van het bestaan van de afspraak. Dat [verzoeker01] deze rit weigerde, kan hem dan ook niet worden verweten.
Urenregistratie
2.7.
Vlaamsch Broodhuys schrijft in de ontslagbrief dat zij ‘op vrijdag 10 februari 2023 na onderzoek hebben moeten constateren dat jouw gewerkte uren (die je bij ons hebt aangeleverd) niet overeenkomen met het daadwerkelijk gereden aantal uren.’ Dat baseert Vlaamsch Broodhuys op het verschil van de opgegeven uren met de track and trace en het onterecht opschrijven dat hij geen pauze heeft gehouden. Die onderbouwing houdt geen stand. Hierna wordt uitgelegd waarom niet.
2.8.
[verzoeker01] heeft tijdens de zitting toegelicht hoe een werkdag eruitziet. Hij erkent dat hij de route op een dag wel eens anders rijdt dan die is gepland. Dat komt volgens hem omdat de planners niet weten hoe de ritten in de praktijk gaan en ook vooraf (logischerwijs) geen rekening kunnen houden met de verkeersdrukte op de route op de betreffende dag. Bij sommige afleverlocaties kan je bijvoorbeeld niet voor de deur parkeren en is de lostijd daardoor langer dan de ingeplande tien minuten. Dat kan zelfs wel eens oplopen tot 25 minuten volgens [verzoeker01] . Hierdoor kan je bij een dergelijke locatie ook je auto niet goed herinrichten, waardoor je dat op een later moment aan de kant van de weg moet doen. Dat verklaart dat de auto weleens een half uur stilstaat terwijl er geen pauze wordt geschreven, omdat je op dat moment je auto aan het herinrichten bent. Ook gebeurt het weleens dat ‘de bakkers niet op tijd klaar zijn of dat er een doosje is blijven staan.’
Het verschil tussen theorie en praktijk is door enkele oud-collega’s van [verzoeker01] in een schriftelijke verklaring bevestigd. Ook bevestigen zij de stelling van [verzoeker01] dat er regelmatig bij terugkomst op de bakkerij op verzoek nog verschillende werkzaamheden worden uitgevoerd door de chauffeurs, waarbij de auto stilstaat, maar er nog wel wordt doorgewerkt.
2.9.
In verband met het voorgaande heeft [verzoeker01] sommige routes naar eigen inzicht anders gereden dan gepland, rekening houdend met de wensen van de klant en de veranderde/veranderende omstandigheden. Vlaamsch Broodhuys noemt de werkwijze van [verzoeker01] ‘eigenrichting’. Vlaamsch Broodhuys voert daartoe onder meer aan dat [verzoeker01] zijn uren anders afrondt dan zijn collega’s (op hele of halve uren in plaats van op kwartieren), maar [verzoeker01] is daar nooit op aangesproken, nergens blijkt uit wat de registratievoorschriften zijn en ook is niet gesteld dat [verzoeker01] over dezelfde rit langer doet dan collega’s. Dat [verzoeker01] zich niet altijd aan de voorgeschreven route hield, levert daarom geen dringende reden op (artikel 7:678 BW).
2.10.
Gelet op het bovenstaande is ook de enkele constatering dat de door [verzoeker01] geschreven uren afwijken van de uren van de track and trace niet voldoende om vast te stellen dat [verzoeker01] gefraudeerd heeft met zijn urenregistratie. [verzoeker01] heeft bovendien aan de hand van enkele concrete voorbeelden duidelijk gemaakt wat in die specifieke situaties de oorzaak was van het verschil. Hij heeft op de urenstaten niet aangegeven waarom de uren afweken van de track and trace. Dat is begrijpelijk, omdat Vlaamsch Broodhuys dat nooit heeft gevraagd / daar nooit iets over heeft gezegd. Vlaamsch Broodhuys heeft [verzoeker01] voorafgaand aan deze procedure geen eerlijke kans gegeven om die toelichting te geven. Weliswaar heeft er een gesprek plaatsgevonden op 10 februari 2023, maar het staat vast dat [verzoeker01] toen helemaal dichtgeklapt is. Dat had Vlaamsch Broodhuys niet mogen opvatten als ‘erkenning’ of als het ontbreken van een betwisting. De urenlijsten waarop Vlaamsch Broodhuys heeft aangegeven wat er volgens hen niet aan klopt, zijn pas zo kort voor de zitting in het geding gebracht, dat het logisch is dat [verzoeker01] daar niet per onderdeel op heeft gereageerd.
2.11.
Vlaamsch Broodhuys verwijt [verzoeker01] verder dat hij op 19 januari 2023 de bedrijfsauto niet (meteen) heeft ingeleverd, maar voor privédoeleinden heeft gebruikt. [verzoeker01] heeft toegelicht dat hij die dag zijn werktelefoon ergens was vergeten en daarom langs twee klanten is gereden om te kijken of de telefoon daar lag. Die telefoon had hij nodig in verband met de planning voor de volgende dag. [verzoeker01] is ook een keer met de bedrijfsauto in Rhoon geweest voor de bezichtiging van een huis. Dat lag ongeveer op de route. Achteraf kan [verzoeker01] begrijpen dat hij dat even had moeten laten weten aan of misschien zelfs had moeten bespreken met Vlaamsch Broodhuys, maar [verzoeker01] zag er geen kwaad in omdat dit wel vaker gebeurde en er nooit iets over is gezegd. Vlaamsch Broodhuys voert aan dat [verzoeker01] hierdoor ‘zijn rit niet heeft afgemaakt’. Maar, [verzoeker01] heeft wel alle leveringen gedaan, ‘alleen’ de bedrijfsauto later op de avond pas ingeleverd. Ook deze ‘incidenten’ leveren geen dringende reden op.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
2.12.
Dit betekent dat Vlaamsch Broodhuys de arbeidsovereenkomst in strijd met de wet heeft opgezegd. Daarom moet Vlaamsch Broodhuys aan [verzoeker01] een vergoeding betalen (artikel 7:677 lid 4 BW). Dat is een vergoeding ter hoogte van het loon dat [verzoeker01] tot het einde van de arbeidsovereenkomst zou hebben verdiend als die wel volgens de regels van de wet zou zijn geëindigd (artikel 7:672 lid 11 BW): ‘gemist loon’. Deze vergoeding wordt vastgesteld op € 8.376,- bruto. Vlaamsch Broodhuys moet rente over dit bedrag betalen vanaf 10 februari 2023 (artikel 7:686a lid 1 BW).
Transitievergoeding
2.13.
De arbeidsovereenkomst is door Vlaamsch Broodhuys opgezegd. Daarom moet Vlaamsch Broodhuys een transitievergoeding aan [verzoeker01] betalen (artikel 7:673 BW). Die wordt vastgesteld op € 8.178,90. Vlaamsch Broodhuys moet rente over dit bedrag betalen vanaf 10 maart 2023 (artikel 7:686a lid 1 BW).
Geen billijke vergoeding
2.14.
[verzoeker01] heeft ervoor gekozen om geen vernietiging van het ontslag te vragen, maar een billijke vergoeding (artikel 7:681 lid 1 BW). De kantonrechter ziet aanleiding om die vergoeding te matigen tot nihil. [verzoeker01] wilde namelijk zelf ook al met Vlaamsch Broodhuys praten over een paar ‘dingen die hem niet bevielen’. Ook blijkt van een historie van officiële waarschuwingen. De gedragingen van [verzoeker01] zijn bovendien weliswaar niet te kwalificeren als ‘dringende reden’, maar duidelijk is wel dat Vlaamsch Broodhuys het gedrag van [verzoeker01] niet tolereert/toestaat en dat [verzoeker01] het zo gewend is/normaal vindt. Die combinatie maakt het niet zonder meer aannemelijk dat de arbeidsovereenkomst nog enige, laat staan lange tijd zou hebben voortgeduurd.
Eindafrekening
2.15.
Vlaamsch Broodhuys is verplicht om aan [verzoeker01] tot aan het einde van het dienstverband over iedere maand een zogenaamd ‘loonstrookje’ te verstrekken en een eindafrekening op te maken (artikel 7:626 BW). Vlaamsch Broodhuys heeft weliswaar al een eindafrekening opgemaakt, maar gelet op de inhoud van deze uitspraak klopt die niet. Zij heeft onterecht een bedrag ingehouden op die eindafrekening. Vlaamsch Broodhuys moet een nieuwe eindafrekening opmaken op basis van de uitkomst van deze procedure. Mede gelet op het feit dat Vlaamsch Broodhuys al een eindafrekening heeft opgemaakt, valt niet in te zien waarom zij niet aan dit onderdeel van de uitspraak zal voldoen. Dat is door [verzoeker01] ook niet gesteld. Daarom bestaat er geen aanleiding om op dit punt een dwangsom op te leggen.
Verzoeken Vlaamsch Broodhuys
2.16.
Het voorgaande betekent dat alle verzoeken van Vlaamsch Broodhuys worden afgewezen.
Proceskosten
2.17.
Vlaamsch Broodhuys krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 289 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag vast op € 86,- aan griffierecht en € 793,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 879,-. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.18.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Vlaamsch Broodhuys om aan [verzoeker01] te betalen € 8.376,- bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 10 februari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Vlaamsch Broodhuys om aan [verzoeker01] te betalen € 8.178,90 bruto met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 10 maart 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
bepaalt dat Vlaamsch Broodhuys binnen vier weken na vandaag moet voldoen aan de verplichtingen in artikel 7:626 BW en dus:
  • voor de periode tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst voor iedere loonbetaling een loonstrookje aan [verzoeker01] moet sturen als zij dat nog niet heeft gedaan;
  • een correcte eindafrekening moet opmaken op basis van de gegevens in deze uitspraak, die eindafrekening aan [verzoeker01] moet sturen en het saldo daarvan aan [verzoeker01] moet betalen, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat saldo vanaf vier weken na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt Vlaamsch Broodhuys in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker01] tot vandaag worden vastgesteld op € 879,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
703