ECLI:NL:RBROT:2023:4067

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
C/10/657664 / KG ZA 23-402
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing conservatoir beslag op schip en herbegroting van het bedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vennootschap STERLING TORA LTD., eiseres, en VEGA BULK CARRIERS AS, gedaagde. De eiseres vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door de gedaagde was gelegd op haar schip, de Sterling Tora, en een herbegroting van het bedrag waarvoor beslag was gelegd. De gedaagde had op 6 mei 2023 verlof gekregen om beslag te leggen op het schip voor een vordering van USD 2.447.000,00. De eiseres betwistte de vordering en stelde dat er geen overeenkomst was gesloten tussen partijen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de gedaagde geen schade zou lijden en dat het beslag niet opgeheven kon worden. De vordering van de gedaagde werd herbegroot op USD 1.963.125,00, inclusief rente en kosten. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot op heden zijn begroot op € 1.755,00. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/657664 / KG ZA 23-402
Vonnis in kort geding van 15 mei 2023
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
STERLING TORA LTD.,
gevestigd te Naxxar (Malta),
eiseres,
advocaat mr. M. Wattel te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
VEGA BULK CARRIERS AS,
gevestigd te Oslo (Noorwegen),
vrijwillig verschenen,
advocaat mr. J.J. van de Velde te Rotterdam.
Partijen worden hierna Sterling en Vega genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de producties aan de zijde van Vega;
  • de mondelinge behandeling op 13 mei 2023 en de overgelegde pleitnota van mr. Van de Velde.
1.2.
Na de mondelinge behandeling heeft Sterling bij monde van haar advocaat verzocht om een ordemaatregel hangende dit kort geding. Dat verzoek is in de avond van 13 mei 2023 in een conference call tussen de advocaten en de voorzieningenrechter besproken. In een e-mail van 14 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter beslist dat de gevraagde ordemaatregel niet urgent genoeg was.

2..De feiten

2.1.
Sterling is een rederij en eigenaar van het onder de Maltese vlag varende schip Sterling Tora met IMO nummer [nummer] (hierna: het schip). Het schip wordt op dit moment gebruikt door een derde partij, genaamd Viterra.
2.2.
Vega is een zeevervoerder. Door haar worden onder meer zeeschepen bevracht.
2.3.
Op 4 mei 2023 is Vega een arbitrageprocedure gestart tegen Sterling in Londen.
2.4.
Op 6 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Vega verlof verleend om ten laste van Sterling beslag te leggen op het schip voor een begrote vordering, inclusief rente en kosten, van USD 2.447.000,00.
2.5.
Vega heeft op 12 mei 2023 conservatoir beslag gelegd op het schip.

3..Het geschil

3.1.
Sterling vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op alle dagen en uren en op de grosse:
  • primair: het beslag op het schip op te heffen;
  • subsidiair: de vordering waarvoor beslag is gelegd te herbegroten op USD 237.500,00, te vermeerderen met USD 71.250,00 voor rente en kosten, althans te herbegroten op een bedrag in goede justitie te bepalen;
  • zowel primair als subsidiair: Vega te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
Vega voert verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering dan wel het bedrag waarvoor zekerheid dient te worden gesteld door Sterling te bepalen op een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van Sterling in de kosten van dit geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Bevoegdheid, toepasselijk recht en juridisch kader

4.1.
De bevoegdheid van de voorzieningenrechter volgt uit het feit dat het beslag is gelegd met verlof van een voorzieningenrechter van deze rechtbank. Materieel is tussen partijen – naar niet in geschil is – Engels recht van toepassing. Het procesrecht in dit kort geding wordt beheerst door het Nederlandse recht (zie artikel 10:3 BW).
4.2.
Naar Nederlands procesrecht, meer specifiek artikel 705 lid 2 Rv, dient een gelegd conservator beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Daaromtrent zal moeten worden beslist aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
Inhoudelijk
4.3.
Tussen partijen is in geschil of zij een bevrachtingsovereenkomst hebben gesloten. Vaststaat dat partijen in februari en maart 2023 hebben gesproken over de bevrachting van het schip. Vega stelt dat dit heeft geleid tot wilsovereenstemming: het schip zou door haar worden bevracht voor een duur van 9 tot 13 maanden met een dagprijs van USD 14.000,00, af te leveren in Rotterdam. Vega beroept zich in dit verband op een telefonische afspraak en op door haar bij het verzoekschrift voor het beslagverlof overgelegde correspondentie tussen partijen. Daarbij is volgens haar op geen enkel moment een voorbehoud gemaakt voor de beschikbaarheid van het schip. Op enig moment in april 2023 heeft Sterling Vega laten weten dat het schip niet beschikbaar was. Vega heeft vervolgens op 27 april 2023 Sterling gesommeerd tot nakoming, meer specifiek om het schip na het lossen van de toenmalige lading ter beschikking te stellen aan Vega. Het was voorzien dat dit lossen op of omstreeks 8 mei 2023 zou gebeuren in Rotterdam. Het schip is inmiddels in Rotterdam aangekomen en werd ten tijde van de mondelinge behandeling op 13 mei 2023 gelost. Sterling ontkent dat er sprake is van een overeenkomst en weigert het schip ter beschikking te stellen aan Vega. Vega stelt hierdoor schade te lijden, mede omdat zij het schip al heeft onderbevracht aan Freight Force AG (hierna: Freight Force). Voor haar schadevordering heeft zij op 12 mei 2023 beslag op het schip doen leggen. Sterling betwist de schade en stelt dat Vega niet voldoet aan haar schadebeperkingsverplichting.
4.4.
Op zitting is vastgesteld dat de grondslag van de opheffingsvordering is gelegen in het betoog van Sterling dat Vega geen schade heeft geleden en dat Vega haar schade ten onrechte niet beperkt. Hoewel Sterling betwist dat er een overeenkomst is gesloten, legt zij dat niet ten grondslag aan haar vorderingen in dit kort geding: die discussie is wat Sterling betreft een vraag voor de hoofdzaak (de arbitrageprocedure). Sterling motiveert verder ook niet waarom er geen overeenstemming zou zijn bereikt. Gelet op de gemotiveerde en met stukken onderbouwde stellingen van Vega in het verzoekschrift betekent dit dat de voorzieningenrechter in dit kort geding uitgaat van een gesloten overeenkomst die door Sterling eenzijdig en ondanks sommatie niet wordt nagekomen.
4.5.
Wat de schadediscussie vertroebelt, is dat Vega in haar verzoekschrift een andere schadebegroting heeft opgenomen dan zij bij pleidooi in dit kort geding heeft gehanteerd. In beide begrotingen gaat Vega ervan uit dat zij vanwege gestegen vrachtprijzen in eerste instantie een schip zal gaan huren voor de duur van de eerste reis van haar onderbevrachter (65 dagen) om voor de resterende duur van de bevrachtingsovereenkomst een schip voor een gunstigere prijs te vinden. Maar er zijn ook flinke verschillen tussen de twee begrotingen.
4.5.1.
In haar verzoekschrift ging Vega uit van de volgende begroting (begroting I):
1. misgelopen marge: USD 252.000,00
2. misgelopen bonus: USD 250.000,00 (minus een commissie, netto USD 237.500,00)
3. kosten vervangend schip: USD 1.641.250,00
  • Post 1 is het verschil tussen de dagprijs die Vega met Sterling heeft afgesproken en de dagprijs die ze met Freight Force heeft afgesproken (USD 14.000,00 versus USD 14.750,00, berekend over een looptijd van 11 maanden (het midden tussen 9 en 13 maanden, de looptijd van de overeenkomst Vega - Sterling).
  • Post 2 is een misgelopen bonus onder het contract met Freight Force omdat het schip in Rotterdam of Hamburg zou worden geleverd en niet in India.
  • Post 3 is een dagprijs van USD 39.250,00 voor de duur van 65 dagen voor de eerste reis van Freight Force, verminderd met de over die periode uitgespaarde dagprijs van USD 14.000,00 zoals die gold onder de overeenkomst met Sterling. Dit heeft Vega onderbouwd met een opgave van bevrachtingsmakelaar Clarksons van 3 mei 2023.
4.5.2.
Bij pleidooi ging Vega uit van de volgende begroting (begroting II):
1. Kosten bevrachten vervangend schip voor periode van een jaar USD 730.000,00 tot USD 1.277.500,00
2. Misgelopen bonus USD 237.500,00
3. Kosten vervangend schip eerste reis USD 1.560.000,00.
  • Post 1 van deze begroting kent twee varianten. Het bedrag van USD 730.000,00 ziet op de situatie dat Vega gedurende een jaar lang een Panamax-schip als vervangend schip huurt voor USD 16.000,00 per dag; het bedrag van USD 1.277.500,00 ziet op de situatie dat Vega gedurende een jaar lang een Kamsarmax-schip huurt als vervangend schip voor USD 17.500,00 per dag. In het eerste geval betaalt zij per dag USD 2.000,00 meer dan de afgesproken USD 14.000,00, in het tweede geval USD 3.500,00.
  • Post 2 is gelijk aan post 2 van begroting I.
  • Post 3 is de tijdelijke huur van een schip voor 65 dagen voor USD 24.000,00 per dag (en dus niet USD 39.250,00 zoals in begroting I).
De voorzieningenrechter merkt op voorhand op dat begroting II in ieder geval op twee punten niet klopt:
(1) de begroting gaat uit van 365 + 65 dagen bevrachting, dus in totaal 14 maanden, terwijl de overeenkomst tussen partijen is gesloten voor een periode van 9 tot 13 maanden,
(2) bij post 3 is geen rekening gehouden met het uitgespaarde bedrag van USD 14.000,00 per dag. [1]
4.6.
Sterling betwist dat Vega schade heeft geleden. Volgens haar zijn de bevrachtingsprijzen gedaald sinds februari 2023 en is het mogelijk voor USD 12.500,00 per dag een vergelijkbaar schip te huren voor een periode van 9 tot 13 maanden, de looptijd van de door Vega gestelde overeenkomst. Dergelijke schepen zijn volgens haar ook daadwerkelijk verkrijgbaar op korte termijn. Sterling onderbouwt dit met emails van Clarksons van 9 en 12 mei 2023 met bijlagen. Vega weet al enkele weken dat het schip niet beschikbaar gesteld zal worden, en ze had dus inmiddels een ander schip kunnen en moeten regelen. Er is dus geen enkele reden om een schip te huren voor korte tijd met een bijbehorende hogere kostprijs. Door de lagere dagprijs vallen ook de andere schadeposten uit begroting I af. Aldus Sterling.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Vega aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade zal lijden en dat Sterling er dus niet in geslaagd is summierlijk aannemelijk te maken dat Vega geen schade zal lijden. Wel is er aanleiding om het bedrag opnieuw te begroten: de oorspronkelijke begroting van Vega is inmiddels deels achterhaald en haar nieuwe begroting is vatbaar voor kritiek. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.7.1.
De geldende dagprijzen voor een op korte termijn af te sluiten bevrachtingsovereenkomst met een looptijd van de duur van 9 tot 13 maanden voor een soortgelijk schip zijn in geschil. Partijen beroepen zich op verschillende bronnen en die lopen uiteen. Het is in ieder geval niet aannemelijk geworden dat de dagprijs ligt onder USD 14.000,00, de afgesproken prijs. Sterling baseert haar stelling dat het ruim daaronder ligt (namelijk USD 12.500,00) met name op een e-mail van Clarksons van 12 mei 2023 aan Sterling met bijlagen. Daarin schreef Clarksons als antwoord op de vraag wat de tarieven in Rotterdam (sub 1) en de wereldmarkt (sub 2) nu zouden zijn:
“1.
what is the availability and charter rate to hire a kamsarmax for 9-13 months (1yr tc) delivery rotterdam today
11/05/2023, Delivery WW BPI82 spec kamsarmax - 1 Year – USD 14,050 + 1,930 = $15,980
Baltic BPI82 (p2a $22,404)
Baltic BPI82 (5TC $13,009)
Difference = $9,395
$9,395 * 75 days = $704,625
$610,675 / 365 days = $1,930 Delivery Rotterdam premium
2. what is the availability and charter rate to hire a kamsarmax for 9-13 months (1yr tc) delivery worldwide
11/05/2023, Delivery WW BPI82 spec kamsarmax - 1 Year – USD 14,050
(…)
Please note that in order to make the rates highlighted applicable for the MV STERLING TORA, one would need to deduct $1,336 which is the Baltic 74(4tc) to Baltic 82(5tc) conversion factor, and then multiply same by 0.98 (…)”
4.7.2.
De omrekenformule onderaan deze e-mail ziet erop dat de genoemde prijzen zien op een Kamsarmax-schip, terwijl het schip kleiner is. De door Sterling genoemde dagprijs van USD 12.500,00 is het gevolg van de toepassing van de formule op de door Clarksons genoemde prijs van USD 14.050,00 (zie de dagvaarding onder 8). De prijs van USD 14.050,00 is echter de wereldwijde prijs, terwijl Clarksons uitgaat van een prijs van USD 15.980,00 voor een schip in Rotterdam. Het verschil van USD 1.930,00 is blijkens de hiervoor geciteerde e-mail een premie voor beschikbaarstelling in Rotterdam. Sterling heeft niet aannemelijk gemaakt dat die premie ‘weggedacht’ kan worden.
4.7.3.
Als uitgegaan kan worden van de informatie van Clarksons en deze omrekenformule dan komt dit neer op een dagprijs voor een bevrachting van 9 tot 13 maanden met levering in Rotterdam van ((USD 15.980,00 – USD 1.336,00) * 0,98 =) USD 14.351,12. Daartegenover staan noteringen van andere, door Vega aangehaalde makelaars waarbij een Panamax-schip (= kleiner dan het schip) USD 16.000,00 en een Kamsarmax-schip USD 17.500,00 per dag zou kosten.
4.7.4.
De taak van de voorzieningenrechter is niet om een oordeel te geven of de gegevens van Clarksons en/of Baltic Exchange doorslaggevend moeten zijn. Vega heeft in ieder geval aannemelijk gemaakt dat zij schade zal lijden. Met enige voorzichtigheid lijkt het er op dat de geldende dagprijzen voor soortgelijk schepen tussen USD 14.500,00 en USD 16.500,00 liggen. Op zitting is gebleken dat het schip kleiner is dan een Kamsarmax-schip en mede gelet op de informatie van Clarksons lijkt daarmee voldoende aannemelijk dat het genoemde bedrag van USD 17.500,00 voor een soortgelijk schip wat aan de hoge kant is. Vega beroept zich erop dat er een premium boven de door haar genoemde bedragen moet worden gerekend voor levering in Rotterdam, maar onderbouwt dat verder niet met een uitleg op welke basis de cijfers zijn vastgesteld door de door haar geraadpleegde makelaars. Daarom gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij. Hoe dan ook, bij alle bedragen boven USD 14.000,00 per dag lijdt Vega naar het zich thans laat aanzien schade.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat Vega onder Engels recht gehouden is haar schade te beperken. De voorzieningenrechter kan in dit kort geding geen verantwoorde inschatting maken of Vega een tijdelijke inhuur van 65 dagen nodig heeft. Dat lijkt af te hangen van de feitelijke beschikbaarheid van schepen en de uiteindelijke prijs. In een overzicht van Clarksons van 9 mei 2023 staan 11 schepen die tot 23 mei 2023 in Europa beschikbaar zullen komen. Tien van die schepen zijn echter groter dan het schip en hebben dus vermoedelijk een hogere prijs. Bij de huidige stand van zaken is het in ieder geval niet op voorhand duidelijk dat Vega haar schadebeperkingsverplichting schendt als zij een schip zou bevrachten voor de duur van de eerste reis van haar onderbevrachter. Daarbij is ook van belang dat Vega moet voorkomen dat zij geconfronteerd wordt met een claim van Freight Force.
4.9.
Nu de voorzieningenrechter uitgaat van een toerekenbare tekortkoming van Sterling waarvoor zij schadeplichtig is en er schade is geleden, is opheffing van het beslag niet aan de orde. Rekening houdend met de hiervoor gemaakte opmerkingen over de begroting van de schade zal de voorzieningenrechter de vordering van Vega als volgt herbegroten:
Vervangend schip
65 dagen ad USD 24.000,00 (- USD 14.000,00)
USD 650.000,00
300 dagen ad USD 16.500,00 (- USD 14.000,00)
USD 750.000,00
Misgelopen bonus
USD 237.500,00
Subtotaal
USD 1.637.500,00
met de opslag voor rente en kosten
USD 1.963.125,00
Hierbij is uitgegaan van een totale periode van een jaar, nu de looptijd van de overeenkomst tussen partijen 9 tot 13 maanden is. Ten aanzien van het bedrag per dag voor de periode van 300 dagen is uitgegaan van de bovengrens van de hiervoor genoemde bandbreedte, dit om te voorkomen dat de schade te beperkt wordt begroot.
4.10.
Een afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij weegt zwaar dat de huidige situatie het gevolg is van de (vooralsnog aangenomen) wanprestatie van Sterling doordat zij een schip heeft verhuurd aan Vega terwijl zij kennelijk nog verplichtingen heeft jegens de huidige gebruiker van het schip. Dit rechtvaardigt dat het beslag nu schadeposten afdekt waarvan uiteindelijk zal moeten blijken of die geleden gaan worden.
Verplaatsing van het schip
4.11.
Met het oog op verdere besprekingen tussen partijen overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Het schip ligt op dit moment aan de Mississippikade in Rotterdam en is naar verwachting inmiddels gelost (de geschatte eindtijd was 14 mei 2023 om 06:00 uur). Sterling stelt dat het schip van de terminal moet vertrekken nadat het is gelost. Er is volgens Sterling echter geen andere plek in de haven waar het schip gemeerd kan worden als gevolg van het beslag. Daarom wil zij het schip buitengaats ankeren. Als het beslag na dit vonnis niet wordt opgeheven tegen zekerheidstelling, dan geeft de voorzieningenrechter partijen in overweging om in overleg naar een alternatieve locatie te zoeken voor het schip indien de terminal het vertrek van het schip eist. De voorzieningenrechter verwacht daarbij van beide partijen een actieve houding. Als er geen plaats kan worden gevonden binnen de haven, dan valt te overwegen dat het schip buitengaats wordt geankerd nadat de certificaten van het schip worden ingeleverd bij de deurwaarder. Dat is weliswaar niet de voorkeursoptie van Vega, maar zij moet er rekening mee houden dat de haven geen onbeperkte mogelijkheden heeft.
Kosten
4.12.
Sterling wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vega worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 1.079,00
Totaal € 1.755,00

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
a. herbegroot de vordering van Vega, inclusief rente en kosten, op USD 1.963.125,00;
veroordeelt Sterling in de proceskosten, aan de zijde van Vega tot op heden begroot op € 1.755,00;
verklaart dit vonnis tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn. Het is ondertekend door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2023.1876 / 2091

Voetnoten

1.Zie de pleitnota van Vega onder 22, waarin onder verwijzing naar productie 3 van Vega het bedrag van USD 24.000,00 wordt genoemd. Nergens blijkt uit dat hierop al USD 14.000,00 in mindering is gebracht. Als Vega bedoeld heeft te stellen dat het bedrag van USD 24.000,00 een netto bedrag is, is dit niet duidelijk en dat komt voor haar risico.