ECLI:NL:RBROT:2023:4037

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
C/10/656493 / KG ZA 23-331
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inspectie van woonboot toegewezen onder voorwaarden van begeleiding door een derde

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert de man dat hij toegang krijgt tot de woonboot voor inspectie en eventuele reparaties. De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad en woonden samen op een woonboot. Na de beëindiging van hun relatie zijn er geschillen ontstaan over het gebruik van de woonboot en de toegang daartoe. De man stelt dat de woonboot scheef ligt en dat er mogelijk schade is, terwijl de vrouw betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man een gerechtvaardigd belang heeft om de woonboot te inspecteren, maar dat de vrouw gegronde redenen heeft om de man geen toegang te verlenen. Daarom wordt de vordering van de man toegewezen, maar onder de voorwaarde dat hij vergezeld wordt door een door de vrouw aan te wijzen derde. De vordering om noodzakelijke reparaties uit te voeren wordt afgewezen, omdat het onduidelijk is welke reparaties nodig zijn. In reconventie vordert de vrouw dat de man de woonboot niet meer betreedt zonder haar toestemming, wat ook wordt toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/656493 / KG ZA 23-331
Vonnis in kort geding van 10 mei 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.C. Hoogeveen te Rotterdam.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 april 2023;
  • de brief van mr. Rhijnsburger van 26 april 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 3 mei 2023.

2..De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en woonden sinds 1981 met
elkaar samen.
2.2.
Medio 2021 is de relatie tussen partijen beëindigd.
2.3.
De man is eigenaar van de woonboot ‘ [naam woonboot] ’, gelegen aan de
[adres 1] . Partijen beschikken daarnaast gezamenlijk over de naastgelegen woonboot aan de [adres 2] . Deze woonboot is onderverdeeld in twee appartementen ( [appartement 1] en [appartement 2] ).
2.4.
Partijen woonden tijdens hun relatie samen op de woonboot gelegen aan [adres 1] . In juni 2021 heeft de man deze woonboot verlaten, terwijl de vrouw daar bleef wonen.
2.5.
De man heeft in februari 2022 een kort gedingprocedure tegen de vrouw aanhangig gemaakt en - kort samengevat - gevorderd dat de vrouw de woonboot aan [adres 1] moet verlaten. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 februari 2022 hebben partijen een regeling getroffen. In het vonnis van 22 februari 2022 is daarover het volgende opgenomen:
“4.3. Ter zitting zijn partijen, zonder over en weer enig recht prijs te geven, overeengekomen dat de vrouw de woonboot [naam woonboot] binnen een maand, dat wil zeggen
uiterlijk op 15 maart 2022, zal verlaten. De vrouw zal toelaten dat de man voor die datum
onder begeleiding van mr. Jansen de woonboot van binnen inspecteert, waarna hij deze weer verlaat en de sleutels van het appartement aan de [adres 2] aan de vrouw ter
beschikking zal stellen. Voorts hebben partijen afgesproken dat de vrouw tijdelijk [appartement 2]
zal betrekken, waarbij het aan de vrouw is om dat zo
nodig aan te passen. De man heeft zich bereid verklaard daaraan mee te werken als zij daaraan behoefte bestaat, doch de vrouw stelt daarop geen prijs, omdat zij zo weinig
mogelijk met de man te maken wenst te hebben. Partijen zullen de (financiële) afwikkeling
van hun relatie voor het overige zelf regelen.
4.4.
Partijen wensen vastlegging van deze regeling in dit vonnis, om duidelijkheid te
verkrijgen en toekomstige uitvoeringsproblemen te voorkomen. (…)”
2.6.
De man woont op dit moment op de woonboot aan [adres 1] . De vrouw woont in het appartement aan [appartement 2] .

3..Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert in conventie samengevat - de vrouw te veroordelen tot toelating van de man op de boot [appartement 1] / [appartement 2] voor het uitvoeren van een inspectie met het oog op gebreken en zo nodig het uitvoeren van noodzakelijke reparaties, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 250 per dag, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.2.
De vrouw voert verweer.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert in reconventie samengevat - te bepalen dat zij bij uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woonboot aan het adres [appartement 2] en dat de man wordt bevolen de woonboot aan het adres [appartement 2] niet meer te betreden, behoudens met voorafgaande instemming van de vrouw, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
4.2.
De man voert verweer.
5. De beoordeling in conventie
5.1.
Voor het kunnen beoordelen van een vordering in kort geding is vereist dat de eisende partij een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening. De man heeft gesteld dat de woonboot aan de [appartement 1] / [appartement 2] scheef ligt en dat dit tot schade aan de woonboot kan leiden. Dit is een voldoende onderbouwing van het vereiste spoedeisend belang. De man is in dan ook ontvankelijk in zijn vordering.
5.2.
De vordering van de man strekt tot inspectie van de woonboot aan de [appartement 1] / [appartement 2] en het zo nodig uitvoeren van noodzakelijke reparaties. De man legt aan de vorderingen ten grondslag dat de woonboot schuin ligt en daarom het sterke vermoeden bestaat dat er sprake is van instromend water, zodat er schade aan de woonboot ontstaat en deze gerepareerd moet worden. De vrouw weigert hem echter toegang te verlenen tot de woonboot. De man stelt dat hij recht heeft om de boot te mogen betreden en reparaties te kunnen uitvoeren, omdat hij mede-eigenaar is. Daarnaast is het volgens hem een gezamenlijk belang van hem en de vrouw dat zo nodig een reparatie kan worden uitgevoerd aan de boot.
5.3.
De vrouw betwist dat de woonboot schuin ligt en dat er sprake is van instromend water. De vrouw heeft verder aangevoerd dat, als uitgegaan moet worden van een spoedeisende situatie, redelijkerwijs niet van haar kan worden verwacht dat zij de man toegang tot de woonboot verleent, omdat tijdens en na het einde van de relatie tussen partijen te veel is gebeurd en de man haar niet met rust laat. Als al inspectie van de woonboot moet plaatsvinden, dan kan dat heel goed door een ander gebeuren. Het is volgens de vrouw ongewenst en niet noodzakelijk dat de man zelf de woonboot betreedt.
5.4.
De man heeft enkele foto’s van de woonboot aan de [appartement 1] / [appartement 2] in het geding gebracht. Met deze foto’s heeft de man naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende onderbouwd dat de woonboot scheef ligt. Het gaat hier in de eerste plaats om een foto waarop te zien is dat het dak van [appartement 1] / [appartement 2] nagenoeg evenwijdig loopt aan het dak van de aanbouw van de woonboot aan [adres 1] (op de voorgrond), terwijl vast staat dat het dak van die aanbouw scheef loopt.
5.5.
In de tweede plaats gaat het om een foto waarop de onderkant van [appartement 1] / [appartement 2] zichtbaar is achter het naastliggende boothuis. Zichtbaar is dat die onderkant schuin afloopt ten opzichte van de rand van het boothuis. Anders dan de vrouw heeft aangevoerd, is niet aannemelijk dat het boothuis zelf scheef in het water ligt. Op de foto is namelijk te zien dat de (zwarte) onderrand van het boothuis horizontaal op het water ligt.
5.6.
In dit kort geding moet daarom uitgangspunt zijn dat de woonboot aan de [appartement 1] / [appartement 2] daadwerkelijk scheef in het water ligt. De vrouw heeft niet betwist dat dit kan betekenen dat er water in de woonboot staat en dat dit schadelijk is. De man heeft daarom als mede-eigenaar in beginsel een gerechtvaardigd belang om op de woonboot een inspectie uit te voeren om mogelijke (verdere) schade te voorkomen.
5.7.
Op haar beurt heeft de vrouw echter voldoende geconcretiseerd dat het voor haar bezwaarlijk is om de man toegang te verlenen tot haar woonruimte. De juistheid van de in dit verband door de vrouw aangevoerde feiten kan in dit kort geding niet worden vastgesteld. Wel staat vast dat partijen tijdens de mondelinge behandeling van het vorige kort geding afspraken hebben gemaakt die erop neerkomen dat de vrouw (tijdelijk) als enige gerechtigd is het appartement aan de [adres 2] te gebruiken. In het vonnis van 22 februari 2022 is ook opgenomen dat de vrouw geen prijs stelt op de hulp van de man bij het aanpassen van het appartement, omdat zij zo weinig mogelijk met de man te maken wenst te hebben. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling op 3 mei 2023 bevestigd dat hij de afspraken in het vonnis van 22 februari 2022 respecteert. Gelet op dit alles en ook gelet op de onmiskenbaar gespannen verhoudingen tussen partijen, heeft de vrouw niet zonder reden geweigerd de man toegang te verlenen tot de woonboot.
5.8.
Uit het voorgaande volgt dus enerzijds dat de man een gerechtvaardigd belang heeft om de inspectie op de woonboot te kunnen uitvoeren. Anderzijds heeft de vrouw niet zonder gegronde reden toegang van de man tot de woonboot geweigerd. Dit belang van de vrouw kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende worden gediend door de man te verplichten de woonboot in aanwezigheid van een door de vrouw vertrouwde derde te inspecteren. Dat zij ook dat niet prettig vindt, is in het licht van het belang van de man als mede-eigenaar van onvoldoende gewicht. Van de vrouw mag worden verwacht aan een dergelijke begeleide inspectie mee te werken door de naam van een door haar gekozen derde aan de (advocaat van de) man mee te delen. Dat zou bijvoorbeeld de tijdens de zitting besproken ‘werfbaas’ kunnen zijn, maar een ander is ook mogelijk. Dit in samenhang bezien leidt tot het volgende oordeel. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe in die zin dat de vrouw wordt veroordeeld om de man binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis op een nader tussen partijen overeen te komen moment toegang te verlenen tot de [appartement 1] / [appartement 2] om een inspectie uit te voeren naar de oorza(a)k(en) van de scheefligging, onder de voorwaarde dat hij vergezeld wordt door een door de vrouw aan te wijzen derde. De vrouw dient daartoe binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis aan (de advocaat van) de man de naam van een derde bekend te maken. In zoverre wordt het ‘mindere van het meerdere’ van de door de man gevorderde voorziening toegewezen.
5.9.
De vordering van de man om zo nodig noodzakelijke reparaties uit te voeren wordt afgewezen. Het is op dit moment nog geheel onduidelijk of en, zo ja, welke reparaties nodig zijn. Daarmee is in hoge mate onzeker wat redelijkerwijs onder noodzakelijke reparaties zal moeten worden begrepen. Het is vanwege de gespannen verhouding tussen partijen ongewenst als dit geheel aan de man wordt overgelaten. Partijen zullen zo nodig te zijner tijd met elkaar in overleg moeten gaan over de te verrichten werkzaamheden. Een voorziening op dit punt zou hoogstwaarschijnlijk alleen maar tot verdere escalatie leiden.
5.10.
De dwangsom wordt bepaald en gemaximeerd op het in de beslissing te vermelden bedrag.
5.11.
Nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
De vordering in reconventie gaat over het uitsluitend gebruik van de woonboot aan de [appartement 2] . De vrouw stelt dat zij door de gedragingen van de man niet meer de hulp van de thuiszorg kan krijgen die zij nodig heeft. Dit is een voldoende onderbouwing van het vereiste spoedeisend belang. De vrouw is ontvankelijk in haar vordering.
6.2.
Tijdens de zitting is gebleken dat tussen partijen niet ter discussie staat dat uit de op 22 februari 2022 gemaakte afspraken voortvloeit dat de vrouw als enige gerechtigd is het appartement aan de [appartement 2] te gebruiken. In zoverre is de vordering dus door de man niet betwist, zodat deze in beginsel voor toewijzing gereed ligt. Bij toewijzing van de vordering zou de vrouw echter geen belang hebben als geen aanleiding zou bestaan dat over het (alleen)gebruik discussie kan ontstaan. Gelet op de onmiskenbaar gespannen verhouding tussen partijen doet die situatie zich niet voor. De vordering wordt dan ook toegewezen, in die zin dat de man wordt bevolen de woonboot niet zonder toestemming van de vrouw te betreden. Dit bevel kan uiteraard niet afdoen aan de verplichting van de vrouw die voortvloeit uit de beslissing in conventie. Niet toewijsbaar is de vordering om “te bepalen” dat het alleenrecht aan de vrouw toekomt. Voor een dergelijke – constitutieve – beslissing is in een kortgedingprocedure geen ruimte.
6.3.
Nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
veroordeelt de vrouw om aan de (advocaat van de) man binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de naam van een begeleider zoals bedoeld onder 5.8 bekend te maken en om de man tezamen met deze begeleider binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis op een nader tussen partijen overeen te komen moment toegang te verlenen tot de woonboot aan het adres [appartement 1] / [appartement 2] teneinde deze te inspecteren;
7.2.
veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 50,00 voor iedere dag dat zij niet volledig aan de in 7.1 uitgesproken veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
7.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.6.
beveelt de man de woonboot aan het adres [appartement 2] niet meer te betreden, behoudens met voorafgaande instemming van de vrouw en onverminderd de beslissing in conventie;
7.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.
[3070/1980]