In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2023, met zaaknummers ROT 21/5124 en ROT 21/6351, beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres, een gastouder, tegen besluiten van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De minister had op 18 juni 2021 twee speeltoestellen, een speelhuisje en een trampoline, buiten gebruik gesteld en een bestuurlijke boete van € 1.050,- opgelegd wegens het ontbreken van een geldig certificaat van goedkeuring, zoals vereist onder de Warenwet. Eiseres betwistte de toepassing van de Warenwet op haar speeltoestellen, stellende dat deze niet onder de reikwijdte van de wet vallen omdat zij in de privésfeer worden gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de term 'publiek gebruik' breed moet worden geïnterpreteerd en dat de speeltoestellen, die bedrijfsmatig worden gebruikt in de context van gastouderopvang, wel degelijk onder de Warenwet vallen. De rechtbank bevestigt de rechtmatigheid van de buitengebruikstellingen, maar oordeelt dat de opgelegde boete disproportioneel is. Dit komt voort uit het feit dat er binnen de gastouderbranche en bij de GGD onduidelijkheid bestond over de toepasselijkheid van de Warenwet op speeltoestellen. De rechtbank vernietigt daarom het besluit tot boeteoplegging en herroept de boete, terwijl de buitengebruikstellingen in stand blijven. Eiseres krijgt tevens een vergoeding van griffierecht en proceskosten toegewezen.