ECLI:NL:RBROT:2023:4034

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10/012359-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van verweer met betrekking tot de geldigheid van de dagvaarding en veroordeling voor de handel in cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het handelen in cocaïne. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding beoordeeld en geconcludeerd dat deze geldig was, ondanks de argumenten van de verdediging dat de tenlastelegging onduidelijk was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen en dat er inhoudelijk verweer was gevoerd. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde aanwezig hebben van 39,6 gram cocaïne, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Echter, de rechtbank verklaarde bewezen dat de verdachte op meerdere tijdstippen in de periode van 11 januari 2022 tot en met 10 januari 2023 in [plaats01] cocaïne heeft verkocht en afgeleverd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 240 dagen, waarvan 127 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens werd de teruggave van de in beslag genomen voertuigen gelast, omdat deze niet specifiek voor de drugshandel waren aangeschaft. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke gevolgen van de drugshandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/012359-23
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de [detentieadres01] ,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. van den Heuvel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde aanwezig hebben van 39,6 gram cocaïne;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde aanwezig hebben van 11,7 gram cocaïne en de onder 1 ten laste gelegde handel in cocaïne met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard omdat niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is voldaan. De tekst van de tenlastelegging is onoverzichtelijk en onvoldoende duidelijk.
4.2.
Beoordeling
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging voor de wijziging weinig overzichtelijk was en dat ook voor een andere, duidelijkere manier van ten laste leggen gekozen had kunnen worden. Dat betekent echter niet dat deze wijze van ten laste leggen in strijd is met de in artikel 261 Sv gestelde eisen, te weten opgave van het feit waar de verdachte van wordt verdacht en de tijd en plaats van het strafbare feit. In combinatie met het dossier moet het voor de verdachte voldoende duidelijk zijn geweest waarvan hij wordt verdacht. Dat blijkt overigens eveneens uit de omstandigheid dat er ook inhoudelijk verweer is gevoerd. Daar komt bij de dat officier van justitie de tenlastelegging ter zitting uiteindelijk heeft gewijzigd, waardoor het tenlastegelegde is uitgesplitst in twee feiten en eventuele onduidelijkheid is weggenomen.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering – feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde aanwezig hebben van 39,6 gram cocaïne niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Vrijspraak – feit 2
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 2 tenlastegelegde aanwezig hebben van 11,7 gram cocaïne kan wettig en overtuigend bewezen worden. De officier van justitie wijst daarbij op het proces-verbaal van bevindingen ( [proces-verbaalnummer01] ) waaruit blijkt dat er cocaïne tijdens de aanhouding in de Volkswagen Golf van de verdachte is aangetroffen, op de verklaringen van de afnemers en een rapport van het NFI waaruit blijkt dat het daadwerkelijk om cocaïne gaat.
5.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat er een schakel ontbreekt tussen de inbeslaggenomen en onderzochte ponypacks van 11,7 gram netto. Er wordt in het dossier in een proces-verbaal van bevindingen met nummer [proces-verbaalnummer02] weliswaar een goednummer (6211503) genoemd, maar de kennisgevingen van inbeslagname ontbreken in het dossier. De rechtbank kan daardoor op basis van het dossier niet vaststellen dat de in de auto van de verdachte aangetroffen en inbeslaggenomen ponypacks dezelfde zijn als de door het NFI onderzochte ponypacks waarin cocaïne bleek te zitten. Op grond hiervan kan het feit niet wettig en overtuigend worden bewezen en dient vrijspraak te volgen.
5.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering – feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode 11 januari 2022 tot en met
10 januari 2023 te [plaats01], heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, één of meer hoeveelheden cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van een jaar schuldig gemaakt aan het dealen in cocaïne. De verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaakt. Daarbij is van belang dat cocaïne een stof is die schadelijk is voor de gezondheid en sterk verslavend is. Daarnaast ontstaan door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Enerzijds overlast in de buurten waar de handelsactiviteiten plaatsvinden, anderzijds overlast doordat – hetgeen als een feit van algemene bekendheid mag worden beschouwd – verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank ook de geringe omvang van de dealactiviteiten van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, meegewogen. Nu de verdachte wordt vrijgesproken voor het onder 2 tenlastegelegde feit, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal tevens een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel, waaraan een proeftijd van drie jaar zal worden verbonden, dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de onder de verdachte in beslag genomen Volkswagen Golf en Opel Combo verbeurd te verklaren.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een verbeurdverklaring van de auto’s hier niet geïndiceerd is. De verdachte moet zijn leven weer oppakken en een verbeurdverklaring van de auto’s zal hem financieel onevenredig hard raken.
9.3.
Beoordeling
Ter zitting is vast komen te staan dat verdachte niet alleen drugs heeft gedeald met behulp van zijn Volkswagen Golf en Opel Combo maar ook vanuit het adres [adres02] te [plaats01] . Verder zijn deze auto’s door de verdachte aangeschaft voor aanvang van de tenlastegelegde periode en ook met een ander doel dan de hem verweten drugshandel. De rechtbank ziet daarom onvoldoende aanleiding om de Volkswagen Golf en de Opel Combo verbeurd te verklaren en zal bepalen dat de auto’s retour gaan naar de verdachte.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 127 (honderdzevenentwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1. 1 STK Personenauto (Volkswagen Golf, kenteken: [kenteken01] );
2. 1 STK Personenauto (Opel Combo, kenteken: [kenteken02] );
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 11 januari 2022 tot en met 10 januari 2023 te [plaats01], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, één of meer hoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 11 januari 2022 tot en met 10 januari 2023 te [plaats01], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, 51,3 gram cocaïne (te weten 39,6 gram en 11,7 gram), althans één of meer hoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.