ECLI:NL:RBROT:2023:4033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10/012362-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor handel en bezit van cocaïne wegens onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben en de handel in cocaïne. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard, maar de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van de wet.

De verdediging had aangevoerd dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden omdat deze niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel de tenlastelegging onoverzichtelijk was, deze niet in strijd was met de wettelijke eisen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldoende duidelijkheid had over de beschuldigingen, wat ook bleek uit het feit dat er inhoudelijk verweer was gevoerd.

Wat betreft de bewijswaardering oordeelde de rechtbank dat het aanwezig hebben van 39,6 gram cocaïne niet wettig en overtuigend was bewezen. De rechtbank nam in overweging dat de medeverdachte had verklaard dat hij de drugs had verkocht zonder medeweten van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de observaties en getuigenverklaringen onvoldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen voor de handel in drugs. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/012362-23
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de P.I. [detentieadres01] ,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. van den Heuvel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het ten laste gelegde aanwezig hebben van 39,6 gram cocaïne;
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde handel in cocaïne met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard omdat niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is voldaan. De tekst van de tenlastelegging is onoverzichtelijk en onvoldoende duidelijk.
4.2.
Beoordeling
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging weinig overzichtelijk is en dat ook voor een andere, duidelijkere manier van ten laste leggen gekozen had kunnen worden. Dat betekent echter niet dat deze wijze van ten laste leggen in strijd is met de in artikel 261 Sv gestelde eisen, te weten opgave van het feit waar de verdachte van wordt verdacht en de tijd en plaats van het strafbare feit. In combinatie met het dossier moet het voor de verdachte voldoende duidelijk zijn geweest waarvan hij wordt verdacht. Dat blijkt overigens eveneens uit de omstandigheid dat er ook inhoudelijk verweer met betrekking tot het feit is gevoerd.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering – aanwezig hebben 39,6 gram cocaïne
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde aanwezig hebben van 39,6 gram cocaïne niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Vrijspraak – handel in verdovende middelen
5.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich in de periode van 7 februari 2022 tot en met 22 december 2022 schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne. De officier van justitie baseert zich daarbij onder andere op de bevindingen van een observatie op 1 december 2022. Door verbalisanten werd op die dag een vermoedelijke overdracht van drugs waargenomen vanuit een witte Kia Sportage, die op dat moment werd bestuurd door de verdachte. Bijrijder die dag was de medeverdachte [medeverdachte01] . De vermoedelijke koper [naam01] werd korte tijd later aangehouden en verklaart tegenover de verbalisanten dat hij drugs had besteld via het telefoonnummer dat eindigt op [nummer01] , dat hij de witte auto herkende en vaker van de bestuurder drugs kocht. Uit onderzoek van de politie blijkt dat het telefoonnummer dat eindigt … [nummer01] op 1 december 2022 in gebruik was bij de verdachte. Daarnaast blijkt uit onderzoek naar de bankrekening van de verdachte dat er in de periode van 7 februari 2022 tot en met 22 december 2022 in totaal
€ 1.660,- op zijn rekening is bijgeschreven door [naam02] en [naam03] , die beiden drugs blijken te gebruiken. Hiermee is ook de pleegperiode bewijsbaar. De officier van justitie acht de verklaring van de verdachte, dat deze bijschrijvingen samenhangen met legale klussen die de verdachte heeft uitgevoerd voor [naam02] en [naam03] , volstrekt onaannemelijk. Het feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
5.2.2.
Beoordeling
De medeverdachte [medeverdachte01] heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Hij heeft verklaard dat hij nooit in drugs handelde als hij samen met de verdachte was, omdat de verdachte hier niets van wist. Medeverdachte [medeverdachte01] had de sleutel van de woning van de verdachte en heeft vanuit die woning ook weleens drugs verkocht, zonder dat de verdachte hier weet van had. De in zijn auto aangetroffen iPhone 8 is van hem en hierop nam hij telefonische bestellingen voor drugs aan. [naam02] , [naam03] en [naam04] waren drugsklanten van hem en er werd wel eens via een tikkie betaald voor de door hem geleverde drugs.
Deze verklaring is in het dossier van de verdachte gevoegd.
De verdachte heeft steeds ontkend te hebben gehandeld in drugs. Hij heeft verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte01] een goede vriend van hem is die regelmatig bij hem op bezoek kwam en dat zij ook geregeld samen op pad zijn gegaan en daarbij gebruik maakten ze van de witte Kia van de verdachte. Over de adressen, waar de verdachte tijdens de observatie van 24 november 2022 korte tijd zou zijn geweest, verklaart de verdachte dat op het adres aan de [straatnaam01] te [plaats01] [naam05] woont en dat hij bij hem informatie heeft ingewonnen over de start van zijn bedrijf in airco-installaties. Het adres aan de [straatnaam02] te [plaats01] is van een oud-collega aan wie de verdachte gereedschap had uitgeleend. Over de bijschrijvingen op zijn bankrekening van [naam02] en [naam03] heeft de verdachte verklaard dat hij voor deze personen klussen in en rond hun huis heeft verricht en dat zij die bedragen om die reden naar hem hebben overgemaakt.
Op 24 november 2022 is de politie, naar aanleiding van een anonieme melding dat er drugs zouden worden verkocht vanuit de woning van de verdachte aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: de woning), een onderzoek gestart.
Tijdens observaties op 24 november 2022, 1 december 2022 en 15 december 2022 is gezien dat verschillende personen de woning kort bezoeken en dat de verdachte, samen met de medeverdachte [medeverdachte01] , in de witte Kia Sportage van de verdachte rijdt en dan op verschillende adressen kort stopt. Daarnaast is drie maal waargenomen dat er iemand voor een kort moment op de achterbank van de Kia plaatsneemt en dan weer uitstapt.
De getuige [getuige01] heeft verklaard dat hij al een jaar drugs koopt van de jongen met de witte Opel Combo, dat hij ook wel eens drugs kocht bij de woning en dat dit dezelfde man van de witte Opel Combo betrof.
De rechtbank constateert dat de medeverdachte [medeverdachte01] in het bezit is van een witte Opel Combo.
Getuige [getuige02] heeft verklaard dat hij op 1 december 2022 in een witte auto is gestapt en dat er twee mannen in zaten. Eén ervan, de bestuurder, kende hij omdat hij van die persoon vaker drugs had gekocht. De andere man kende hij niet. Het kan volgens de rechtbank niet anders dan dat [naam01] met de hem bekende bestuurder/drugsverkoper [medeverdachte01] bedoelt.
Naar aanleiding van de bevindingen op de bankrekening van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] heeft de politie de getuigen [naam03] en [naam02] gehoord.
[naam03] heeft bij de politie verklaard dat hij de verdachte alleen heeft betaald voor de klussen die hij voor hem in zijn tuin heeft gedaan.
[naam02] heeft verklaard wel eens geld te hebben overgemaakt voor drugs. Uit dit getuigenverhoor blijkt niet dat [naam02] aan de verdachte betalingen voor drugs heeft verricht. Verder zijn op de bankrekening van de medeverdachte [medeverdachte01] ook bijschrijvingen door [naam02] aangetroffen en heeft medeverdachte [medeverdachte01] verklaard dat [naam02] een van zijn drugsklanten was, hetgeen wordt bevestigd door een observatie van medeverdachte [medeverdachte01] op 10 januari 2023.
[naam02] heeft verder verklaard dat hij de drugs telefonisch bestelde op het telefoonnummer [telefoonnummer01] . Na onderzoek blijkt dit het telefoonnummer te zijn van de iPhone 8 die onder de medeverdachte [medeverdachte01] in beslag is genomen.
Verder blijkt uit onderzoek dat in die iPhone 8 het door getuige [getuige02] genoemde telefoonnummer eindigend op [nummer01] in de oproepenlijst van de iPhone 8 staat. Uit het dossier is de rechtbank niet gebleken dat dat telefoonnummer bij de verdachte in gebruik was.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte in de periode van 7 februari 2022 tot en met 22 december 2022 in drugs heeft gehandeld. De observaties vormen weliswaar een aanwijzing van mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij het dealen in drugs, maar dat is onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs te komen van het ten laste gelegde.
5.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij ook daarvan zal worden vrijgesproken.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 7 februari 2022 tot en met 10
januari 2023
te [plaats01], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk,
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
39,6 gram, althans één of meer hoeveelheden cocaïne, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.