ECLI:NL:RBROT:2023:4032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
10/114665-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere aanrandingen en poging tot aanranding met gebruik van schakelbewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vijf aanrandingen en één poging tot aanranding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, die zich in de eerste maanden van 2021 hebben voorgedaan in Dordrecht. De verdachte heeft meerdere vrouwen, die ook fietsten, onverhoeds van achteren benaderd en hen in hun billen en/of borsten betast. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van schakelbewijs, waarbij eerdere bewezen verklaarde feiten zijn gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte bij de andere feiten te onderbouwen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 94 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er gedeeltelijke toewijzingen gedaan van de vorderingen van benadeelde partijen, die schadevergoeding hebben geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die is toegebracht door zijn strafbare feiten. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een alcoholverbod en reclasseringstoezicht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/114665-21
Datum uitspraak: 3 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde, te weten feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermaals gepleegd en één poging daartoe;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 94 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 22 februari 2023. Verder tot een taakstraf voor de duur van 240 uren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 6 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging zich gerefereerd naar het oordeel van de rechtbank en er is geen verweer gevoerd tot vrijspraak. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van dit feit. Naast de aangifte, blijkt uit DNA-onderzoek dat er DNA van de verdachte is aangetroffen op het
T-shirt van aangeefster ter hoogte van de linkerborst. Hoewel de verdachte zich dit incident niet meer kan heugen, acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De feiten 1, 5 en 6 zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 2, 3 en 4. De verdachte kan zich deze feiten niet herinneren en in deze zaken bevinden zich qua bewijs alleen de verklaringen van de aangeefsters. Deze verklaringen wijken onderling op essentiële punten af, wat maakt dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Inleiding
In de eerste maanden van 2021 werd bij de politie zes maal aangifte van aanrandingen of een poging daartoe gemeld. De voorvallen zouden -volgens de politie- overeenkomsten kennen ten aanzien van de locatie en de modus operandi. Alle voorvallen vonden plaats in de omgeving van het fietspad langs de N3 te Dordrecht.
Op 26 april 2021 heeft de politie een onderzoek ingesteld naar de aanrandingen in de omgeving van de N3. Er werd een man aangehouden die probeerde te vluchten nadat hij door de politie was gezien en toen de politie hem wilde controleren. De man kon op het bureau worden geïdentificeerd als de verdachte.
De verdachte is meermaals verhoord bij de politie en heeft onder meer verklaard dat hij op 25 januari 2021 en op 24 april 2021 een voor hem onbekende fietsende vrouw in de billen heeft geknepen. Hij ging in die periode regelmatig na het avondeten een ronde fietsen op zijn zwarte herenfiets die lijkt op een mountainbike, onder meer over de Zeedijk, over het fietspad langs de N3 en over de Oostzijde Rondweg. Tijdens het fietsen droeg hij een mondkapje. Hij schat dat hij tussen de zes en tien keer vrouwen in hun achterwerk heeft geknepen, maar weet dat niet meer precies.
De eerste aangifte is van 25 januari 2021 door [aangeefster01] en op 24 april 2021 doet
[aangeefster02] aangifte van aanranding. Deze feiten staan als feit 1 en feit 6 op de tenlastelegging en deze feiten heeft de verdachte bekend.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de man is die de aangeefsters [aangeefster03] (feit 2), [aangeefster04] (feit 3) en [aangeefster05] (feit 4) heeft aangerand of dat heeft gepoogd.
Ten aanzien van feit 2
[aangeefster03] (hierna: aangeefster [aangeefster03] ) heeft aangifte gedaan van aanranding. Op maandagavond 1 maart 2021 fietste zij in Dordrecht onder de tunnel van de N3 door op de Dubbeldamseweg zuid, links langs het kamp op het Romboutsplantsoen. Tijdens het fietsen had zij haar telefoon in haar hand en sprak zij met haar vriend via oortjes, die met een draad aan haar telefoon waren verbonden. Toen ze net onder de tunnel van de N3 door was en links het bruggetje op wilde gaan, zag ze dat er een man dicht achter haar fietste. Toen de man achter haar reed, keek ze om en keek ze hem recht in zijn ogen. Hij had een blik in zijn ogen van: “Ik pak je”. Aangeefster [aangeefster03] is toen hard gaan gillen, waarna de man haar tegen haar linkerzij duwde en zij uit balans raakte. Ze werd richting de bosjes geduwd en de man pakte haar meteen vast bij haar linkerbil, terwijl ze nog op haar zadel zat. Hij pakte haar bil vast en liet zijn hand vervolgens van haar bil afglijden. Aangeefster [aangeefster03] kwam tot stilstand in de bramenstruiken, waardoor ze op haar linkerhand en linkervoet schrammen opliep. Haar jas zat ook vast in de struiken. De man is meteen nadat hij aangeefster [aangeefster03] bil had aangeraakt doorgefietst.
Het signalement van de man omschreef aangeefster [aangeefster03] als volgt:
  • Donkere mountainbike zonder licht;
  • Donker gekleed;
  • Grijs mondkapje;
  • Tussen de 1.70 en de 1.80 meter;
  • Fel blauwe ogen;
  • Een zon gebruinde huid met dikkere rimpels op zijn voorhoofd;
  • Geschatte leeftijd tussen de 40 en de 60 jaar;
  • Normaal postuur.
Ten aanzien van feit 3
[aangeefster04] (hierna: aangeefster [aangeefster04] ) heeft aangifte gedaan van aanranding. Op maandagavond 26 april 2021 fietste zij omstreeks 21:30 uur in Dordrecht het Dordtwijkpark in. In het Dordtwijkpark kwam er een man naast haar fietsen en deze man greep/kneep met zijn rechterhand haar in haar linkerbil. De man sprak aangeefster [aangeefster04] aan met: “Hey lekker ding!”. Aangeefster [aangeefster04] sloeg de hand van de man weg en minderde vaart. De man reed door, keerde om en fietste weer richting aangeefster [aangeefster04] . De man greep nu met zijn linkerhand naar de linkerarm van aangeefster [aangeefster04] . Aangeefster [aangeefster04] sloeg de arm weg en riep hierbij: “Blijf van me!” en “Ga weg!”. Aangeefster [aangeefster04] duwde de man weg. Aangeefster [aangeefster04] had hierbij het idee dat de man eigenlijk naar haar borsten greep. De man fietste hierna weg.
Het signalement van de man omschreef aangeefster [aangeefster04] als volgt:
  • Blanke man;
  • Slank postuur;
  • Ongeveer 1.80 meter lang;
  • Geschatte leeftijd tussen de 30 en 40 jaar oud;
  • Sprak goed Nederlands;
  • Gekleed in:
 Zwart vest met capuchon;
 Bruin/beige mondkapje;
 Donkere jeans;
- Reed op een vrij moderne zwarte of donkerblauwe heren stadsfiets.
Ten aanzien van feit 4
[aangeefster05] (hierna: aangeefster [aangeefster05] ) heeft aangifte gedaan van aanranding. Op maandagavond 19 april 2021 fietste zij omstreeks 21:15 uur in Dordrecht op de Dubbelsteijnlaan west. Een man op een fiets haalde haar in en pakte haar stevig vast bij haar arm. Hierbij zei hij tegen haar: “We gaan vanavond lekker vieze dingen doen.”. Aangeefster [aangeefster05] heeft zich, om te ontkomen en in de hoop dat de man haar los zou laten, vervolgens op de grond laten vallen en is hard gaan gillen. De man liet haar los en fietste door.
Het signalement van de man omschreef aangeefster [aangeefster05] als volgt:
  • Blanke man;
  • Sprak ABN;
  • In het donker gekleed;
  • Reed op een donker grijze tot zwarte herenfiets met recht stuur;
  • Geen gezichtsbeharing;
  • Grijs/licht kort haar;
  • Slank;
  • Normale lengte;
  • Geschatte leeftijd tussen de 50 en 60 jaar oud.
Toepassing schakelbewijs?
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (11 januari 2000, NJ 2000, 194) het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs is toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van een verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt vast dat alle tenlastegelegde feiten telkens aanrandingen betreffen of een poging daartoe, die wat betreft de manier van handelen een grote mate van overeenkomst met elkaar vertonen. Uit de aangiften inzake alle feiten blijkt dat de dader zich telkens voortbewoog op een fiets en de vrouwen, die op straat fietsten, onverhoeds van achter of opzij benaderde, waarbij hij met zijn hand - de met kleding bedekte - bil(len) en/of borst(en) van de aangeefsters betastte. De dader bewoog zich steeds op een fiets voort in de omgeving van het fietspad langs de N3. De rechtbank acht dit specifieke gedragspatroon (
modus operandi) redengevend voor het bewijs.
Uit de aangiften die mede het bewijs vormen voor het begaan van de feiten 2, 3 en 4 blijkt verder van een patroon in het gedrag van de dader dat op essentiële punten overeenkomt met de feitelijke gang van zaken bij de feiten 1, 5 en 6, bij welke feiten de betrokkenheid van de verdachte op basis van zijn eigen verklaring en DNA-onderzoek (voor wat betreft feit 5) vaststaat.
De rechtbank acht voor het bewijs voorts redengevend dat de door aangeefsters opgegeven signalementen van de dader een aantal belangrijke overeenkomsten vertoont. Opvallend hierbij zijn de steeds terugkerende kenmerken dat het een slanke, blanke man betrof die goed Nederlands sprak en op een donkere/zwarte fiets reed. Dat de signalementen niet op alle onderdelen exact overeenkomen, is naar het oordeel van de rechtbank niet van doorslaggevende betekenis, aangezien de feiten plaatsvonden op momenten dat het buiten donker was.
Ten aanzien van feit 2 constateert de rechtbank dat de aangeefster een enigszins afwijkend signalement geeft. Wel benoemt zij dat de dader een grijs mondkapje droeg en reed op een zwarte mountainbike met opvallende voorlamp. De verklaring over het mondkapje komt overeen met de verklaringen van de aangeefsters [aangeefster04] (feit 3) en [aangeefster06] (feit 5). Daarbij wordt overwogen dat de verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat hij tijdens het fietsen een mondkapje droeg. De politie heeft onderzoek gedaan naar de fiets van de verdachte (proces-verbaal van bevindingen [proces-verbaalnummer01] ) en beschrijft dat de fiets van de verdachte een zwarte herenfiets betreft die lijkt op een mountainbike. De verklaring over de felle fietslamp komt overeen met de bevindingen van de politie ( [proces-verbaalnummer01] ), waar zij beschrijven dat het voorlicht een wit heldere lichtbron had, en de verklaring van aangeefster [aangeefster02] (feit 6).
Wat betreft het mondkapje komt de verklaring van [aangeefster04] (feit 3) overeen met de verklaringen van de aangeefsters [aangeefster03] (feit 2) en [aangeefster06] (feit 5). De omschrijving van de verdachte (blanke man met slank postuur, donkere kleding en ongeveer 1.80 meter lang) komt overeen met de omschrijvingen van de aangeefsters [aangeefster01] (feit 1), [aangeefster05] (feit 4), [aangeefster06] (feit 5).
Ten aanzien van feit 4 heeft [aangeefster05] verklaard dat de verdachte een blanke man was, normaal postuur, die donkere kleding droeg en ABN sprak. Over de fiets verklaart aangeefster dat het een donkergrijze/zwarte herenfiets was met een recht stuur. De verklaring van deze aangeefster komt qua signalement van de verdachte overeen met de verklaringen van de aangeefsters [aangeefster01] (feit 1), [aangeefster04] (feit 3), [aangeefster06] (feit 5). Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van dit feit, in combinatie en vergeleken met de andere ten laste gelegde feiten, acht de rechtbank de poging tot aanranding wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank ziet een begin van uitvoering in het feit dat de verdachte [aangeefster05] bij haar arm vastpakte en tegen haar zei: “
We gaan vanavond lekker vieze dingen doen.” Enkel het kordate optreden van [aangeefster05] heeft gemaakt dat de verdachte zijn intentie niet heeft kunnen uitvoeren en het dus bij een poging is gebleven.
Conclusie
De rechtbank acht voor het bewijs redengevend dat alle aanrandingen ’s avonds zijn gepleegd in de nabije omgeving van het fietspad naast de N3 en dat de verdachte over die periode heeft verklaard dat hij regelmatig ’s avonds na het eten ging fietsen waarbij hij ook weleens in de omgeving van de N3 ging fietsen. De rechtbank komt, gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte de man is geweest die ook de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Dit oordeel van de rechtbank is gegrond op de aangiften ter zake van die feiten en op het schakelbewijs, bestaande uit de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaring van de feiten 1, 5 en 6.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 25 januari 2021 te Dordrecht door feitelijkheden [aangeefster01] , heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het knijpen in de beklede bil van die [aangeefster01] ,
defeitelijkheden hebben bestaan uit het
- naast die [aangeefster01] gaan fietsen en blijven fietsen en aan die [aangeefster01] vragen of zij geil was en hij, verdachte, aan haar billen mocht voelen en vervolgens
- onverhoeds knijpen in de beklede bil van die [aangeefster01] ;
2
hij op 01 maart 2021 te Dordrecht door een feitelijkheid [aangeefster03] , heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het knijpen in de beklede bil van die [aangeefster03] , de feitelijkheid heeft bestaan uit het
- naast die [aangeefster03] gaan fietsen en met een duw uit balans brengen van die [aangeefster03] , waardoor die [aangeefster03] met haar fiets in de bosjes tot stilstand kwam en vervolgens
- onverhoeds knijpen in de beklede bil van die [aangeefster03] ;
3
hij op 17 april 2021 te Dordrecht door een feitelijkheden [aangeefster04] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het knijpen in de beklede bil van die [aangeefster04] en trachten met zijn hand de borst van die [aangeefster04] aan te raken, de feitelijkheden hebben bestaan uit het
- onverhoeds knijpen in de beklede bil van die [aangeefster04] , terwijl hij, verdachte, die [aangeefster04] al fietsend passeert en- die [aangeefster04] nadat hij, verdachte, was omgekeerd de woorden toevoegen dat hij, verdachte, haar tieten wilde zien, en
- daarbij onverhoeds trachten de beklede borst van die [aangeefster04] aan te raken;
4
hij op 19 april 2021 te Dordrecht, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheden [aangeefster05] , te dwingen tot het dulden van een ontuchtige handeling,
- naast die [aangeefster05] is gaan fietsen en vervolgens
- die [aangeefster05] onverhoeds stevig bij haar bovenarm heeft vastgepakt en vervolgens
- tegen die [aangeefster05] heeft gezegd: “We gaan vanavond lekker vieze dingen doen",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij op 23 april 2021 te Dordrecht door een feitelijkheden [aangeefster06] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het knijpen in de beklede bil en betasten van en knijpen in de beklede borst van die [aangeefster06] ,
de feitelijkheden hebben bestaan uit het
- op de fiets volgen van die [aangeefster06] en
- dicht naast die [aangeefster06] gaan fietsen en blijven fietsen en vervolgens onverhoeds knijpen in de beklede billen van die [aangeefster06] en onverhoeds betasten van en knijpen in de beklede borst van die [aangeefster06] ;
6
hij op 24 april 2021 te Dordrecht door een feitelijkheid [aangeefster02] , heeft gedwongen tot dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het knijpen in de beklede bil van die [aangeefster02] , de feitelijkheid heeft bestaan uit het terwijl hij, verdachte, die [aangeefster02] al fietsend passeert, onverhoeds knijpen in de beklede bil van die [aangeefster02] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feiten 1, 2, 3, 5 en 6:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 4:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Gezien de feiten en omstandigheden die uit het dossier naar voren komen en het pleidooi van de raadsvrouw, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of bij de verdachte sprake zou kunnen zijn van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Volgens zijn eigen verklaring heeft de verdachte zich in de periode van de tenlastegelegde feiten zeer somber gevoeld, dronk hij te veel en herinnert hij niet alle feiten meer. Over de feiten die de verdachte zich wel herinnert, verklaart hij dat het voelde alsof zijn gevoelens en gedachten op dat moment waren gedempt. Uit de Pro Justitia rapportage van [naam01] van 13 december 2021 blijkt dat bij de verdachte een persisterende depressieve stoornis en een stoornis in alcoholgebruik is vastgesteld. De verdachte had op de dagen van de tenlastegelegde feiten die hij zich herinnert, en zeer waarschijnlijk ook op de dagen van de tenlastegelegde feiten die hij zich niet meer herinnert, alcohol gebruikt. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij bij het fietsen stiekem bier ging kopen bij een snackbar of supermarkt en dat de alcohol er voor zorgde dat zijn gevoelens en gedachten werden gedempt.
De rechtbank stelt vast dat de stoornis in het alcoholgebruik, waardoor de tenlastegelegde feiten hebben kunnen plaatsvinden, door de verdachte zelf is veroorzaakt door het telkens opnieuw innemen van alcohol voordat hij een ronde ging fietsen. De verdachte wist, of had in elk geval moeten weten, dat het gebruik van alcohol zijn gedrag beïnvloedt en dat daaraan risico’s zijn verbonden.
De rechtbank is op grond hiervan en nu ook overigens geen feiten of omstandigheden
aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten in volle omvang aan hem zijn toe te rekenen en de verdachte strafbaar is.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van vier maanden schuldig gemaakt aan het plegen van vijf aanrandingen en één poging daartoe, door op de fiets vrouwen die ook aan het fietsen waren, onverhoeds van achteren te benaderen en hun bil(len) en/of borst(en), te betasten. Door zo te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het veiligheidsgevoel van deze vrouwen en een bedreigende situatie voor hen doen ontstaan. Zij waren op dat moment immers alleen met de verdachte en wisten bovendien niet wat de verdachte (nog meer) van plan was. De aanrandingen hebben grote indruk op de aangeefsters gemaakt, zo is de rechtbank ook gebleken uit de verklaringen ter zitting van aangeefsters [aangeefster03] , [aangeefster05] en [aangeefster02] . Uit hun verklaringen blijkt dat zij erg geschrokken zijn door het handelen van de verdachte en dat dit hun dagelijkse leven ingrijpend heeft beïnvloed. Zij voelen zich niet meer veilig op straat en hebben nog altijd last van angstgevoelens. Slachtoffers van dit soort feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
Dit soort delicten leidt tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. De rechtbank rekent de verdachte al deze gevolgen aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de rapportage van het Nederlands Instituut
voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), betreffende verdachte. Deze rapportage is op 13 december 2021 opgesteld en ondertekend door [naam01] , psycholoog. Zoals reeds onder paragraaf 6 besproken heeft de deskundige een persisterende depressieve stoornis is vastgesteld en een stoornis in alcoholgebruik bij de verdachte kunnen vaststellen. Hij schat het recidiverisico laag/matig in.
Reclassering Nederland heeft rapportages over de verdachte opgemaakt op
22 februari 2022 en 23 maart 2023
.Deze rapportages houden onder meer het volgende in.
De verdachte heeft in het verleden hulp voor dwangmatige routines gezocht en werd hiervoor behandeld op de psychiatrie afdeling van het Albert Schweizer ziekenhuis in
Dordrecht. In 2018 meldde hij zich via de huisarts aan bij De Hoop voor hulpverlening gericht op zijn alcoholgebruik. Begin 2021 is de hulpverlening gestart. Later werd ook zijn partner betrokken in het traject en volgde er onder andere partnerrelatie gesprekken. De verdachte slikt medicatie voor de gediagnosticeerde depressie.
De reclassering ziet dat de verdachte op praktisch vlak zijn leven goed op orde heeft. Huisvesting, dagbesteding, financiën en zijn partnerrelatie beschouwt de reclassering als beschermende factoren. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
De reclassering acht het van belang dat de huidige bijzondere voorwaarden worden voortgezet. Op dit moment is er sprake van een alcoholverbod, waarvan de verdachte zegt dat dit voor hem een goede stok achter de deur is op momenten dat hij normaal alcohol zou willen drinken. Ook de begeleiding en behandeling ervaart hij als ondersteunend.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde taakstraf voor de duur van 240 uren en de gevangenisstraf voor de duur van 94 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, dat hij al vrijwillig in behandeling is gegaan om aan zichzelf te werken en zijn proceshouding waaruit gebleken is dat hij inzicht heeft getoond in het strafwaardige karakter van zijn handelen. Vanuit preventief oogpunt wordt daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd met een proeftijd, reclasseringstoezicht en de voorwaarden die hierna worden genoemd. Daarnaast wordt vanuit punitief oogpunt een taakstraf opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering van [benadeelde partij01]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 219,95 aan materiële schade en een vergoeding van € 800,00 aan immateriële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk
moet worden verklaard in haar vordering, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken.
8.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de
aanranding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] zodat de verdachte jegens de benadeelde partij volgens het burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht door het strafbare feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij
[benadeelde partij01] door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht van € 219,95 bestaande uit kosten voor nieuwe oordopjes (€ 19,95) en een nieuwe jas (€ 200,00). De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding toewijzen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde
strafbare feit, immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 750,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het meerdere zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 1 maart 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 969,95, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.2.
Vordering van [benadeelde partij02]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 41,65 aan materiële schade en een vergoeding van € 650,00 aan immateriële schade.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [benadeelde partij02] niet-ontvankelijk
moet worden verklaard in haar vordering, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken.
8.2.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de
aanranding van de benadeelde partij [benadeelde partij02] zodat de verdachte jegens de benadeelde partij volgens het burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht door het strafbare feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij
[benadeelde partij02] door het onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht van € 41,65 bestaande uit kosten voor een nieuwe jas. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding toewijzen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde
strafbare feit, immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het meerdere zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 19 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 541,65, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.3.
Vordering van [benadeelde partij03]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 6 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 800,00 aan immateriële schade.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
8.3.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de
aanranding van de benadeelde partij [benadeelde partij03] zodat de verdachte jegens de benadeelde partij volgens het burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht door het strafbare feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij
[benadeelde partij03] door het onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 750,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het meerdere zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 24 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 60a en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 94 (vierennegentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door De Hoop of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is al van start gegaan. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 969,95 (zegge: negenhonderdnegenenzestig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit € 219,95 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 969,95(hoofdsom,
zegge: negenhonderdnegenenzestig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
19 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] , te betalen een bedrag van
€ 541,65 (zegge: vijfhonderdeenenveertig euro en vijfenzestig eurocent), bestaande uit € 41,65 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 541,65(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdeenenveertig euro en vijfenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij03] , te betalen een bedrag van
€ 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
24 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij03] te betalen
€ 750,00(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
15 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mr. P.E. van Althuis en mr. A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
Hij op of omstreeks 25 januari 2021 te Dordrecht door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [aangeefster01] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het knijpen in de (beklede) bil(len) van die [aangeefster01] , het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- naast die [aangeefster01] gaan fietsen en/of blijven fietsen en/of aan die [aangeefster01] vragen of zij geil was en/of hij, verdachte, aan haar billen/kont mocht voelen en/of (vervolgens)
- onverhoeds knijpen in de (beklede) bil(len) van die [aangeefster01] ;
2
hij op of omstreeks 01 maart 2021 2021 te Dordrecht door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [aangeefster03] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het knijpen in de (beklede) bil(len) van die [aangeefster03] , het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- naast die [aangeefster03] gaan fietsen en/of met een duw uit balans brengen van die [aangeefster03] , waardoor die [aangeefster03] met haar fiets (in de bosjes) tot stilstand kwam en/of (vervolgens)
- onverhoeds knijpen in de (beklede) bil(len) van die [aangeefster03] ;
3
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Dordrecht door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [aangeefster04] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het knijpen in de (beklede) bil(len) van die [aangeefster04] en/of trachten met zijn hand de/een borst(en) van die [aangeefster04] aan te raken, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- onverhoeds knijpen in de (beklede) bil(len) van die [aangeefster04] , terwijl hij, verdachte, die [aangeefster04] al fietsend passeert en/of
- die [aangeefster04] (nadat hij, verdachte, was omgekeerd) de woorden toevoegen dat hij, verdachte, haar tieten wilde zien, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) onverhoeds trachten de/een (beklede) borst(en) van die [aangeefster04] aan te raken;
4
hij op of omstreeks 19 april 2021 te Dordrecht, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [aangeefster05] , te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- naast die [aangeefster05] is gaan fietsen en/of (vervolgens)
- die [aangeefster05] onverhoeds stevig bij haar (boven)arm heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
- tegen die [aangeefster05] heeft gezegd: “We gaan vanavond lekker vieze dingen doen",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij op of omstreeks 23 april 2021 te Dordrecht door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [aangeefster06] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het knijpen in de (beklede) bil(len) en/of betasten van en/of knijpen in de (beklede) borst(en) van die [aangeefster06] , het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- op de fiets volgen van die [aangeefster06] en/of
- dicht naast die [aangeefster06] gaan fietsen en/of blijven fietsen en/of vervolgens onverhoeds knijpen in de (beklede) bil(len) van die [aangeefster06] en/of onverhoeds betasten van en/of knijpen in de/een (beklede) borst(en) van die [aangeefster06] ;
6
hij op of omstreeks 24 april 2021 te Dordrecht door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [aangeefster02] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het knijpen in de (beklede) bil(len) van die [aangeefster02] , het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het terwijl hij, verdachte, die [aangeefster02] al fietsend passeert, onverhoeds knijpen in de (beklede) bil(len) van die [aangeefster02] .