In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Bergschenhoek en het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland. De eiser had een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) die op 1 juni 2022 werd opgeschort en later werd ingetrokken. De rechtbank beoordeelde of het college terecht het recht op bijstand had ingetrokken, omdat de eiser niet had voldaan aan de medewerkingsplicht door geen bewijsstukken te overleggen die nodig waren voor de beoordeling van zijn recht op bijstand.
De rechtbank oordeelde dat de eiser, ondanks herhaalde verzoeken van het college om informatie en bewijsstukken, niet had gereageerd. Het college had de eiser gevraagd om onder andere een bewijs van een WW-aanvraag en een Toeslagenwet-aanvraag binnen een bepaalde termijn aan te leveren. De eiser had deze verzoeken genegeerd, wat leidde tot de conclusie dat hij de medewerkingsplicht had geschonden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de intrekking van de bijstandsuitkering door het college rechtmatig was.
De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om de gevraagde gegevens aan te leveren en dat het college niet verplicht was om informatie bij het UWV op te vragen. De eiser had geen deugdelijke redenen aangevoerd voor het niet verstrekken van de gevraagde informatie en had ook geen uitstel gevraagd. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de bijstandsuitkering per 29 juni 2022 terecht was, omdat de eiser niet had voldaan aan zijn verplichtingen onder de Pw.