ECLI:NL:RBROT:2023:3995

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
83/097089-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijk onderzoek naar valsheid in geschrift en omkoping bij de gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafrechtelijk onderzoek naar valsheid in geschrift en omkoping, bekend als het onderzoek 'Abaris'. De verdachte rechtspersoon, een fietsenwinkel, werd beschuldigd van het opstellen van valse facturen op verzoek van een ambtenaar van de gemeente Rotterdam. Gedurende een periode van acht jaar heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door valse facturen op te stellen die waren gericht aan aannemingsbedrijven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte rechtspersoon, samen met anderen, meermalen valse facturen heeft opgemaakt, waarbij de omschrijving 'sponsoring' werd gebruikt, terwijl in werkelijkheid de geleverde goederen geen verband hielden met sponsoring maar met privéleveringen aan de ambtenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon een geldboete van € 25.000,- moet betalen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van verjaring van de feiten, en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het opleggen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/097089-22
Datum uitspraak: 11 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[verdachte rechtspersoon01],
ter terechtzitting rechtsgeldig vertegenwoordigd door [medeverdachte01] en
[naam01] ,
gevestigd: [adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsman mr. G.H. Kroon, advocaat te Gorinchem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 maart, 20 maart, 21 maart en 27 maart 2023. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 11 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. R.E.I. Steen en A.C. Schaafsma (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 35.000,-.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het feit is verjaard voor zover dit ziet op de onder feit 1 onder a ten laste gelegde factuur van 16 juni 2010.
4.2.
Beoordeling
De verjaringstermijn voor valsheid in geschrift bedraagt op grond van artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) 12 jaar. Die termijn vangt aan op de dag na die waarop het feit is gepleegd (artikel 71 Sr) en wordt gestuit door elke daad van vervolging, ook ten aanzien van anderen dan de vervolgde (artikel 72 Sr). In dit geval is de verjaringstermijn aangevangen op 17 juni 2010 en is deze gestuit door de doorzoekingen in de panden van de medeverdachte [medeverdachte02] op 23 mei 2018. Op dat moment is een nieuwe verjaringstermijn aangevangen. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van verjaring van een deel van dit feit.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5..Algemene inleiding

Het strafrechtelijk onderzoek “Abaris” is gestart naar aanleiding van een onderzoek van de Belastingdienst in 2017 naar de BTW-vrijstelling die een aan [naam02] (hierna: [naam02] ) gelieerd bedrijf had gevraagd voor facturen met de omschrijving “sponsoring”. Deze facturen waren afkomstig van de verdachte rechtspersoon [verdachte rechtspersoon01] , die handelt onder de naam [bedrijf01] (hierna ook: [bedrijf01] ), een fietsenwinkel in [plaats02] . Uit nadere informatie van de fietsenwinkel bleek dat [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ), een ambtenaar van de gemeente Rotterdam, sinds 2009 spullen uit de winkel kon meenemen die door middel van een sponsorfactuur werden betaald door verschillende bedrijven. De filiaalhouder van [bedrijf01] , [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) had deze sponsorfacturen op aanwijzing van [medeverdachte02] opgemaakt en naar deze bedrijven gestuurd. Het vermoeden ontstond dat het aan [naam02] gelieerde bedrijf [bedrijf02] (hierna: [bedrijf02] ) zich schuldig had gemaakt aan omkoping.
In het onderzoek naar [medeverdachte02] en [naam02] ontstond een verdenking van omkoping tegen [naam03] (hierna: [naam03] ) en het bedrijf [bedrijf03] (hierna: [bedrijf03] ), voorheen [bedrijf04]. Ook de bedrijven van [naam03] bleken facturen van [bedrijf01] te hebben betaald.
Uit nader onderzoek naar de bankrekeningen van [bedrijf01] bleek dat ook het bedrijf [bedrijf05] (hierna: [bedrijf05] ) betalingen aan de fietsenwinkel had gedaan. Dit leidde tot een verdenking tegen [bedrijf05] en [medeverdachte03] (hierna: [medeverdachte03] ), de directeur van dit bedrijf.
[bedrijf02] voerde tot 2018 bestratingswerkzaamheden uit in de gemeente Rotterdam op basis van een raamovereenkomst. Ook [bedrijf05] had een dergelijke overeenkomst met de gemeente Rotterdam voor belijningswerkzaamheden. Bij hun werkzaamheden konden zij gebruik maken van onderaannemers. De werkzaamheden van deze onderaannemers werden via [bedrijf02] en [bedrijf05] bij de gemeente Rotterdam in rekening gebracht. [bedrijf03] was als onderaannemer werkzaam in de gemeente Rotterdam voor zowel [bedrijf02] als [bedrijf05] .

6..Waardering van het bewijs

6.1.
Bewijswaardering (feit 1)
6.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, primair omdat de ten laste gelegde facturen niet valselijk zijn opgemaakt. De omschrijving “sponsoring” zag namelijk op fietsen en toebehoren die door [bedrijf01] zijn geleverd ten behoeve van de gesponsorde wielerclubs. Subsidiair is aangevoerd dat [bedrijf01] niet wist dat de facturen vals waren. [medeverdachte02] was betrokken bij wielerclubs, en de geleverde fietsen hadden een gangbare maat die wordt verkocht aan een breed publiek. Het is bovendien niet ongebruikelijk dat de sponsor of leden van het gesponsorde wielerteam niet fysiek in de winkel komen.
6.1.2.
Beoordeling
Valsheid facturen
Op de ten laste gelegde facturen, gericht aan [bedrijf02] , staat telkens de omschrijving “sponsoring”, waarbij onder andere de wielerteams [wielerteam01] en [wielerteam02] worden vermeld. Dat er helemaal geen sprake was van sponsoring volgt onder meer uit de verklaring van [medeverdachte02] , dat hij spullen kon halen op basis van de door [bedrijf02] betaalde facturen van [bedrijf01] . Dat van sponsoring geen sprake was, wordt bovendien bevestigd door het feit dat [medeverdachte02] , [naam03] en [naam02] in maart 2017 contact hebben over het opstellen van een sponsorovereenkomst, gedateerd 14 januari 2014, om naar aanleiding van de controle van de Belastingdienst de betalingen van [bedrijf02] aan [bedrijf01] te kunnen verantwoorden. Gelet op het voorgaande staat vast dat de ten laste gelegde facturen valselijk zijn opgemaakt.
Wetenschap van de valsheid
[medeverdachte01] heeft de ten laste gelegde sponsorfacturen op verzoek van [medeverdachte02] opgemaakt. Hij heeft naar eigen zeggen wel eens een foto en uitslagen van wielerteams voorbij zien komen maar de rechtbank stelt vast dat hij nooit concrete informatie heeft ontvangen over de (leden en/of prestaties van de) wielerteams, noch contact heeft gehad met het bedrijf dat deze teams zou sponsoren. [medeverdachte01] leverde telkens maar één fiets tegelijk in steeds dezelfde maat, terwijl een wielerteam uit meerdere personen bestaat en het onwaarschijnlijk is dat die allen dezelfde lengte en dus fietsmaat hebben. Bovendien werden niet alleen fietsen geleverd maar ook goederen die evident geen enkel verband houden met wielerteams, zoals bijvoorbeeld een kinderskelter, een kinderzitje en een “mand pet carrier”, kennelijk bedoeld om een huisdier in te vervoeren. Gelet op al deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat [medeverdachte01] wist dat de omschrijving “sponsoring” op de facturen niet klopte.
Daderschap rechtspersoonEen rechtspersoon kan als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien een gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. De strafbare handelingen werden verricht door [medeverdachte01] , medevennoot van [bedrijf01] en filiaalhouder van de vestiging in [plaats02] . Deze handelingen pasten in de normale bedrijfsvoering van het bedrijf en er werd over een langere periode met regelmaat op deze wijze gehandeld. De handelingen zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en de rechtspersoon kan als dader van de tenlastegelegde feiten worden aangemerkt. Dit is verder ook niet betwist.
6.1.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte rechtspersoon de onder 1 ten laste gelegde facturen samen met een ander valselijk heeft opgemaakt.
6.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 ten laste gelegde is namens de verdachte rechtspersoon bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
6.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte rechtspersoon heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
zij in de periode van 16 juni 2010 tot en met 11 december 2015 te Hardinxveld-Giessendam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
facturen gericht aan [bedrijf02] , te weten
a) een factuur ad 2558,50 euro d.d. 16-06-2010, en
b) een factuur ad 3800,00 euro d.d. 12-04-2011, en
c) een factuur ad 2000,00 euro d.d. 13-09-2011, en
d) een factuur ad 3630,00 euro d.d. 03-12-2013, en
e) een factuur ad 8651,00 euro d.d. 18-10-2014, en
f) een factuur ad 5324,00 euro d.d. 16-12-2014, en
g) een factuur ad 6655,00 euro d.d. 29-10-2015, en
h) een factuur ad 3285,00 euro d.d. 11-12-2015,
valselijk heeft opgemaakt ,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen en daar valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die facturen telkens omschreven dat het (een levering die verband houdt met de) sponsoring van [wielerteam01] en/of sponsoring van [wielerteam03] en/of [naam04] en/of sponsoring van een wielerteam betreft, terwijl in werkelijkheid de geleverde goederen geen verband houden met de sponsoring van [wielerteam01] en/of sponsoring van [wielerteam03] en/of [naam04] en/of sponsoring van een wielerteam en telkens sprake is van levering van goederen aan [medeverdachte02] in privé,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
2.
zij in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 13 juli 2017 te Hardinxveld-Giessendam tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
facturen gericht aan [bedrijf03], te weten
a) een factuur ad 3666,67 euro d.d. 01-10-2013, en
b) een factuur ad 13.642,75 euro d.d. 15-11-2014, en
c) een factuur ad 22.562,00 euro d.d. 05-02-2015, en
d) een factuur ad 4053,50 euro d.d. 14-05-2016, en
e) een factuur ad 4053,50 euro d.d. 13-07-2017,
valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen en daar valselijk en in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die facturen telkens omschreven dat het een levering van (een) fietstrommel(s) betreft, terwijl in werkelijkheid geen fietstrommel
(s
)is
/zijn geleverd en telkens sprake is van een levering van goederen aan [medeverdachte02] in privé,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
en
/of door (een) ander(en) te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte rechtspersoon wordt hierdoor niet in haar verdediging geschaad.

7..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van valsheid in geschrift begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van valsheid in geschrift begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

8..Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit.
De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

9..Motivering straf

9.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte rechtspersoon wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de omstandigheden en de draagkracht van de verdachte rechtspersoon. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
[bedrijf01] heeft zich gedurende een periode van acht jaar samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift door het opstellen van meerdere valse facturen, gericht aan twee aannemingsbedrijven.
Naast de bewezenverklaarde valse facturen die zijn betaald door [bedrijf02] en [bedrijf03] , zijn tussen 2009 en 2013 ook nog valse (sponsor)facturen opgemaakt op naam van [bedrijf05] .
De valse facturen werden opgesteld op verzoek van [medeverdachte02] , een ambtenaar van de gemeente Rotterdam, en hadden geen betrekking op sponsoring van wielerteams, maar op leveringen van fietsen en toebehoren aan [medeverdachte02] die werden betaald door de aannemingsbedrijven waar hij een zakelijke relatie mee had. Hoewel de rechtbank ervan uitgaat dat [bedrijf01] mogelijk niet van de (volledige omvang van de) omkoping door [naam02] (Bestratingen) en [naam03] (Infra) heeft geweten, wist zij wél dat [medeverdachte02] ambtenaar was en dat de facturen met valse omschrijvingen door verschillende aannemingsbedrijven werden betaald. Door het opstellen van de valse facturen heeft [bedrijf01] zich niet alleen laten gebruiken voor de omkoping, maar heeft zij daarin ook een belangrijke rol vervuld. [bedrijf01] heeft daarbij enkel gehandeld vanuit eigen financieel gewin. In totaal heeft zij voor ruim € 260.000,- aan fietsen en toebehoren geleverd aan [medeverdachte02] . Hoewel de rechtbank niet exact kan vaststellen hoeveel [bedrijf01] hieraan heeft verdiend, betreft het een fikse omzetverhoging en kan het niet anders dan dat zij hier voordeel van heeft genoten. De rechtbank rekent dit [bedrijf01] zwaar aan.
9.3.
Omstandigheden van de verdachte rechtspersoon
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 januari 2023, waaruit blijkt dat [bedrijf01] niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de ter zitting naar voren gebrachte financiële omstandigheden van [bedrijf01] , meer in het bijzonder met het feit dat er ook nog een civiele procedure aanhangig is.
9.4.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, is het uitgangspunt dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In deze zaak deed dat moment zich voor op 28 december 2020, toen door het openbaar ministerie aan de verdachte de concept tenlastelegging werd verstrekt en daarbij werd verzocht om eventuele onderzoekswensen kenbaar te maken. Op deze datum is de redelijke termijn dus aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 28 december 2020 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van twee jaar en drieënhalve maand. Omdat in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, moet worden uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er sprake van een overschrijding hiervan drieënhalve maand. Nu deze overschrijding in het licht van de omvang van het onderzoek relatief beperkt is, zal de rechtbank volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en hieraan geen consequenties verbinden.
9.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het passend en geboden om aan [bedrijf01] een geldboete ter hoogte van € 25.000,- op te leggen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend) euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juni 2010 tot en met 11 december 2015 te Hardinxveld-Giessendam en/of Sint Willebrord en/of in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, één of meerdere geschrift(en) (elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
één of meer factu(u)r(en) gericht aan [bedrijf02] , te weten
a) een factuur ad 2558,50 euro d.d. 16-06-2010 (1006160954.DOC, dossierpag. 182), en/of
b) een factuur ad 3800,00 euro d.d. 12-04-2011 (1104121251.DOC dossierpag. 188), en/of
c) een factuur ad 2000,00 euro d.d. 13-09-2011 (1109131600.DOC dossierpag. 191), en/of
d) een factuur ad 3630,00 euro d.d. 03-12-2013 (1312031528a.DOC, dossierpag. 200), en/of
e) een factuur ad 8651,00 euro d.d. 18-10-2014 (1410181051a.DOC, dossierpag. 209), en/of
f) een factuur ad 5324,00 euro d.d. 16-12-2014 (1412161427.DOC, dossierpag. 215), en/of
g) een factuur ad 6655,00 euro d.d. 29-10-2015 (1510291708a.DOC, dossierpag. 277), en/of
h) een factuur ad 3285,00 euro d.d. 11-12-2015 (1512111441a.DOC, dossierpag. 280),
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, en/of valselijk heeft doen opmaken of
heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen en daar valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die factu(u)r(en) (telkens) omschreven dat het (een levering die verband houdt met de)sponsoring van [wielerteam01] en/of sponsoring van [wielerteam03] en/of [naam04] en/of sponsoring van een wielerteam betreft,
(terwijl in werkelijkheid de geleverde goederen geheel of gedeeltelijk geen verband houden met de sponsoring van [wielerteam01] en/of sponsoring van [wielerteam03] en/of [naam04] en/of sponsoring van een wielerteam en/of (telkens) sprake is van levering van goederen aan [medeverdachte02] geheel of gedeeltelijk in privé,)
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
2.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2013 tot en met 13 juli 2017 te Hardinxveld-Giessendam en/of Brakel en/of in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, één of meerdere geschrift(en) (elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
één of meer factu(u)r(en) gericht aan [bedrijf03], te weten
a) een factuur ad 3666,67 euro d.d. 01-10-2013 (1310011606.DOC, dossierpag. 198), en/of
b) een factuur ad 13.642,75 euro d.d. 15-11-2014 (1411151314.DOC, dossierpag. 211), en/of
c) een factuur ad 22.562,00 euro d.d. 05-02-2015 (1502051613.DOC, dossierpag. 268), en/of
d) een factuur ad 4053,50 euro d.d. 14-05-2016 (1605141335.DOC, dossierpag. 283), en/of
e) een factuur ad 4053,50 euro d.d. 13-07-2017 (1707131035.DOC, dossierpag. 289),
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken en/of
heeft doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen en daar valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die factu(u)r(en) (telkens) omschreven dat het een levering van (een) fietstrommel(s) betreft, (terwijl in werkelijkheid geen fietstrommels zijn geleverd en/of (telkens) sprake is van een levering van goederen aan [medeverdachte02] geheel of gedeeltelijk in privé,)
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
of door (een) ander(en) te doen gebruiken.