ECLI:NL:RBROT:2023:3992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
83/095593-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijk onderzoek naar omkoping en fraude bij de gemeente Rotterdam

In de zaak tegen [verdachte01] heeft de rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak die betrekking heeft op omkoping en fraude bij de gemeente Rotterdam. De verdachte, die als feitelijk leidinggevende wordt beschouwd, zou betrokken zijn geweest bij de actieve omkoping van een ambtenaar en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de ambtenaar een tegenprestatie heeft geleverd voor de betalingen die zijn gedaan door de rechtspersoon waar de verdachte bestuurder was. Ook is niet bewezen dat de rechtspersoon op de hoogte was van de omkoping door een onderaannemer. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet schuldig is aan de ten laste gelegde feiten en spreekt hem vrij. De zaak is voortgekomen uit een onderzoek van de Belastingdienst in 2017 naar BTW-vrijstellingen die door een aan [naam01] gelieerd bedrijf waren aangevraagd. Dit leidde tot verdenkingen van omkoping en fraude, waarbij verschillende bedrijven en ambtenaren betrokken waren. De rechtbank heeft de bewijsvoering kritisch beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als schuldig aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/095593-22
Datum uitspraak: 11 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadslieden mrs. A.H.T. de Haas en F.H. Batavier, beiden advocaat te Harderwijk.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 maart, 20 maart en 27 maart 2023. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 11 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. R.E.I. Steen en A.C. Schaafsma (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.

4..Algemene inleiding

Het strafrechtelijk onderzoek “Abaris” is gestart naar aanleiding van een onderzoek van de Belastingdienst in 2017 naar de BTW-vrijstelling die een aan [naam01] (hierna: [naam01] ) gelieerd bedrijf had gevraagd voor facturen met de omschrijving “sponsoring”. Deze facturen waren afkomstig van de verdachte rechtspersoon [verdachte rechtspersoon01] , die handelt onder de naam [bedrijf01] (hierna ook: [bedrijf01] ), een fietsenwinkel in [plaats02] . Uit nadere informatie van de fietsenwinkel bleek dat [naam02] (hierna: [naam02] ), een ambtenaar van de gemeente Rotterdam, sinds 2009 spullen uit de winkel kon meenemen die door middel van een sponsorfactuur werden betaald door verschillende bedrijven. De filiaalhouder van [bedrijf01] [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) had deze sponsorfacturen op aanwijzing van [naam02] opgemaakt en naar deze bedrijven gestuurd. Het vermoeden ontstond dat het aan [naam01] gelieerde bedrijf [bedrijf02] (hierna: [bedrijf02] ) zich schuldig had gemaakt aan omkoping.
In het onderzoek naar [naam02] en [naam01] ontstond een verdenking van omkoping tegen [naam03] (hierna: [naam03] ) en het bedrijf [bedrijf03] (hierna: [bedrijf03] ), voorheen [bedrijf04] . Ook de bedrijven van [naam03] bleken facturen van [bedrijf01] te hebben betaald.
Uit nader onderzoek naar de bankrekeningen van [bedrijf01] bleek dat ook het bedrijf [bedrijf05] (hierna: [bedrijf05] ) betalingen aan de fietsenwinkel had gedaan. Dit leidde tot een verdenking tegen [bedrijf05] en [verdachte01] (hierna: [verdachte01] ), de directeur van dit bedrijf.
[bedrijf02] voerde tot 2018 bestratingswerkzaamheden uit in de gemeente Rotterdam op basis van een raamovereenkomst. Ook [bedrijf05] had een dergelijke overeenkomst met de gemeente Rotterdam voor belijningswerkzaamheden. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden konden deze bedrijven gebruik maken van onderaannemers. De werkzaamheden van deze onderaannemers werden via [bedrijf02] en [bedrijf05] bij de gemeente Rotterdam in rekening gebracht. [bedrijf03] was als onderaannemer werkzaam in de gemeente Rotterdam voor zowel [bedrijf02] als [bedrijf05] .
Om de verrichtte werkzaamheden te declareren, registreerde een aannemer de door hem en eventuele onderaannemers verrichte werkzaamheden in een productieverantwoordingsstaat (hierna: pv). Daarin stond ook welke prijs volgens het bestek voor de verrichte werkzaamheden was overeengekomen. De pv werd naar de directievoerder van de werkzaamheden bij de gemeente Rotterdam gestuurd. De directievoerder controleerde of de werkzaamheden waren uitgevoerd en of de bestekposten juist waren ingevuld. Hij ondertekende de pv als dit akkoord was. Vervolgens tekende de projectleider voor “gezien”, waarna de pv in het systeem van de gemeente werd opgenomen en werd teruggestuurd naar de aannemer. De aannemer maakte op basis van de geaccordeerde pv een factuur op die bij de gemeente Rotterdam werd ingediend. De factuur werd betaalbaar gesteld als het bedrag op de factuur overeenkwam met het bedrag op de pv, waarna er automatisch betaald werd.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak feiten 1 en 2
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
Er is voldoende bewijs dat [bedrijf05] samen met anderen [naam02] heeft omgekocht. Vanaf 2009 heeft [bedrijf05] sponsorfacturen van [bedrijf01] (totaal
€ 65.290,25) betaald en vanaf 2013 werden facturen van [bedrijf01] (totaal
€ 100.231,80) betaald via de onderaannemer van [bedrijf05] : [bedrijf03] . Deze betalingen kon zij doen doordat de pv’s van [bedrijf05] werden opgehoogd. De fietsen en toebehoren die via deze facturen zijn betaald, kwamen terecht bij [naam02] . Deze betalingen kunnen, ook als inderdaad sprake was van sponsoring, worden aangemerkt als giften. Als tegenprestatie hiervoor heeft [naam02] de pv’s van [bedrijf05] opgehoogd, heeft hij vertrouwelijke informatie verstrekt aan [verdachte01] , en heeft hij het ISO-register geraadpleegd om informatie te vergaren voor [bedrijf05] . Dit alles met als doel dat [bedrijf05] een voorkeurspositie en (daardoor) een bestek zou krijgen.
[bedrijf05] heeft daarnaast samen met anderen pv’s en kostenramingen valselijk opgemaakt en vervolgens gebruikgemaakt van deze valse geschriften. [naam02] kon de stukken valselijk opmaken doordat [verdachte01] zijn digitale handtekening aan hem had verstrekt. In 2012 wist [verdachte01] in ieder geval dat er valse pv’s werden opgemaakt omdat [naam02] hem toen heeft gevraagd een gat in de sponsoring te dichten, waarbij de kosten werden doorgeschoven naar de gemeente Rotterdam doordat opgehoogde pv’s werden ingediend. Door desondanks zijn digitale handtekening aan [naam02] te geven, heeft hij samen met hem en anderen de valse pv’s opgemaakt.
Ten aanzien van beide feiten geldt dat [verdachte01] kan worden aangemerkt als feitelijke leidinggever aan de strafbare gedragingen van [bedrijf05] .
5.1.2.
Beoordeling
Van 2009 tot en met 2018 voerde [bedrijf05] belijningswerkzaamheden uit voor de gemeente Rotterdam, waarbij [naam02] verantwoordelijk was voor het accorderen van de pv’s van [bedrijf05] . Vanaf 2012 was [bedrijf03] in de gemeente Rotterdam als onderaannemer werkzaam voor [bedrijf05] .
Betalingen door [bedrijf05]
Het staat vast dat [bedrijf05] in de periode 2009 – 2013 betalingen heeft gedaan aan [bedrijf01] en dat [naam02] fietsen en toebehoren heeft ontvangen ter hoogte van die betalingen. [verdachte01] heeft verklaard dat [naam02] hem had gevraagd om zijn wielerteam te sponsoren en dat de betalingen hiervoor waren bedoeld. Hij wist niet dat de door [bedrijf05] betaalde facturen werden aangewend voor de aanschaf van goederen die bij [naam02] zelf terecht kwamen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de betalingen door [bedrijf05] zijn aan te merken als giften, ongeacht of deze waren bedoeld voor sponsoring of voor goederen voor [naam02] privé. Ook bij sponsoring is namelijk sprake van een overdracht die waarde heeft voor de verkrijger.
De vraag is vervolgens of er iets tegenover deze giften heeft gestaan. Volgens [naam02] heeft hij pv’s opgehoogd waardoor [bedrijf05] meer uitbetaald heeft gekregen dan waar zij recht op had. [verdachte01] heeft dit ontkend en de rechtbank stelt vast dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt ter ondersteuning van de stelling van [naam02] . Over de ten laste gelegde periode zijn geen pv’s beschikbaar, zodat niet kan worden vastgesteld of [naam02] vóór 2013 pv’s van [bedrijf05] heeft opgehoogd in relatie tot de betalingen aan [bedrijf01] . Het eerste gedachtestreepje onder feit 1 primair kan dan ook niet worden bewezen. Dit geldt ook voor het eerste gedachtestreepje onder het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
[naam02] en [verdachte01] hebben in 2016 en 2017 informatie uitgewisseld, met als kennelijk doel een concurrerend belijningsbedrijf buiten spel te zetten, zodat [bedrijf05] een voorkeurspositie en (daardoor) een markeringsbestek zou krijgen. Hoewel deze gang van zaken bijzonder laakbaar te noemen is, vond dit alles plaats in 2016, ruim drie jaar na de laatste betaling van [bedrijf05] aan [bedrijf01] . Gelet op het aanzienlijke tijdsverloop tussen de betalingen enerzijds en het verstrekken van de vertrouwelijke informatie anderzijds kan hiertussen geen verband worden vastgesteld. Met andere woorden: het verstrekken van de vertrouwelijke informatie door [naam02] kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een tegenprestatie voor de door [bedrijf05] gedane betalingen aan [bedrijf01] . Ditzelfde geldt voor het raadplegen van het ISO-register door [naam02] , hetgeen pas plaatsvond in 2017.
Betalingen door [bedrijf03]
heeft betalingen gedaan aan [bedrijf01] , in de periode dat zij als onderaannemer werkzaam was voor [bedrijf05] . [bedrijf03] kreeg haar opdrachten rechtstreeks van [naam02] . [bedrijf05] wist niet welke werkzaamheden door [bedrijf03] waren uitgevoerd. [naam02] maakte voor [bedrijf05] de pv’s voor de werkzaamheden van [bedrijf03] . [bedrijf05] diende deze pv’s vervolgens in bij de gemeente Rotterdam waar [naam02] de pv’s accordeerde. Nadat de pv’s door [naam02] waren geaccordeerd, werden deze door [bedrijf05] bij de gemeente gefactureerd. [bedrijf03] factureerde haar werkzaamheden vervolgens aan [bedrijf05] . Aannemelijk is dat [bedrijf03] de betalingen aan [bedrijf01] heeft kunnen doen doordat zijn facturen door [bedrijf05] werden betaald.
[verdachte01] heeft verklaard dat hij erop vertrouwde dat de pv’s van de werkzaamheden van [bedrijf03] naar waarheid waren opgesteld. [bedrijf05] kon hier geen controle op uitoefenen doordat [naam02] de opdrachten rechtstreeks aan [naam03] gaf en [bedrijf05] hierin niet meenam.
Voor zover de verklaring van [naam02] inhoudt dat [verdachte01] wist dat de pv’s van [bedrijf03] frauduleus waren, vindt deze verklaring geen steun in het dossier. Over de periode voordat [bedrijf03] als onderaannemer werkzaam was voor [bedrijf05] ontbreken pv’s, zodat niet kan worden vastgesteld of [naam02] vóór 2012 pv’s van [bedrijf05] heeft opgehoogd. Een vergelijking van de facturen die [bedrijf05] declareerde bij de gemeente en de facturen van [bedrijf03] aan [bedrijf05] laat zien dat [bedrijf05] ongeveer 10% van het aan de gemeente gefactureerde bedrag overhield. Dit is het percentage dat een bestekhouder in rekening mag brengen bij de inzet van een onderaannemer. Hieruit blijkt niet dat [bedrijf05] meer ontving dan waar zij op basis van de facturen van [bedrijf03] recht op zou hebben. Uit niets blijkt dat [bedrijf05] wist dat de facturen van [bedrijf03] te hoog waren en dat hierdoor betalingen aan aan [bedrijf01] gedaan werden.
Dit leidt tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat [bedrijf05] [naam02] giften zou hebben gedaan omdat hij pv’s van [bedrijf05] heeft opgehoogd dan wel anderszins in strijd met zijn ambtsplicht heeft gehandeld. Evenmin kan worden bewezen dat [verdachte01] [naam02] heeft omgekocht.
De kostenramingen en pv’s van [bedrijf05]
Uit mailwisselingen en chats tussen [naam03] en [naam02] blijkt dat zij in 2017 de ten laste gelegde kostenramingen en pv’s op naam van [bedrijf05] hebben opgemaakt en daarin onjuiste gegevens hebben opgenomen. [verdachte01] noch een andere medewerker van [bedrijf05] heeft deelgenomen aan deze communicatie en ook anderszins blijkt uit niets dat [bedrijf05] betrokken was bij het opmaken van deze documenten of hiervan wist. Het feit dat [verdachte01] in 2009 zijn digitale handtekening heeft verstrekt aan [naam02] voor het opmaken van pv’s en hij in 2012 eenmalig heeft ingestemd met het opmaken van een vals pv is onvoldoende voor de conclusie dat [bedrijf05] dan wel [verdachte01] in 2017 betrokken was bij het opmaken van de kostenramingen en de pv’s. Ten aanzien van [bedrijf05] kan het samen met anderen vervalsen van de tenlastegelegde documenten niet worden bewezen.
5.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[bedrijf05] op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 23 juli 2009 tot en met 23 mei 2018 te Leerdam en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Brakel en/of Rotterdam en/of in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, meermalen, althans eenmaal, een ambtenaar, te weten [naam02] , werkzaam in de functie van uitvoerder op de afdeling Onderhoud wegen van Gemeentewerken Rotterdam en/of uitvoerder, vakspecialist A op de afdeling Specialistische Teams van de Gemeente Rotterdam,
(telkens) (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten
- een totaalbedrag van (circa) 65.290,25 euro (betaling van fietsen en accessoires aan/door tussenkomst van [bedrijf01], [proces-verbaalnummer01], p.
175 en [proces-verbaalnummer02] p. 197), en/of
- een totaalbedrag van (circa) 100.231,80 euro (betaling van fietsen en accessoires
door tussenkomst van [naam03] en/of [bedrijf04] en/of [bedrijf03] en/of [bedrijf01] [proces-verbaalnummer03] , p. 125),
althans één of meer geldbedrag(en), althans enige gift en/of belofte en/of dienst heeft gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
1° (telkens) met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening, al dan
niet in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten, en/of
2° (telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn
huidige of vroegere bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of
nagelaten,
te weten het (telkens)
  • aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen die ambtenaar en [bedrijf05] en/of [verdachte01] en/of [naam03] en/of [bedrijf03] en/of [bedrijf04] teneinde (aldus) een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen voor [verdachte01] en/of [bedrijf05] en/of [naam03] en/of [bedrijf03] en/of [bedrijf04] en/of
  • ophogen van bedragen in productieverantwoordingsstaten van [bedrijf05], en/of
  • (aldus) opstellen van productieverantwoordingsstaten die een onjuiste weergave vormden van daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden, gemaakte uren en/of gebruikte materialen/middelen, en/of
  • accorderen en ter verdere goedkeuring doorsturen van productieverantwoordingsstaten, en/of
  • (vervolgens) accorderen van de facturen van [bedrijf05] zodat deze betaalbaar gesteld worden, en/of
  • raadplegen van systemen, waaronder het ISO-register van de Gemeente Rotterdam met een ander doel dan waarvoor deze bestemd zijn, en/of
  • (vervolgens) verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne en/of (in ieder geval op het moment van delen) niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie aan/met [verdachte01] en/of [naam03] en/of [bedrijf05] en/of [bedrijf03] en/of [bedrijf04] met betrekking tot aanbestedingen/bestekken (aangaande (markeer)werkzaamheden) bij de Gemeente Rotterdam,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 23 juli 2009 tot en met 23 mei 2018 te Leerdam en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Brakel en/of Rotterdam en/of in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
meermalen, althans eenmaal, een ambtenaar, te weten [naam02] , werkzaam in de functie van uitvoerder op de afdeling Onderhoud wegen van Gemeentewerken Rotterdam en/of uitvoerder, vakspecialist A op de afdeling Specialistische Teams van de Gemeente Rotterdam,
(telkens) (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten
  • een totaalbedrag van (circa) 65.290,25 euro (betaling van fietsen en accessoires aan/door tussenkomst van [bedrijf01], [proces-verbaalnummer01], p. 175 en [proces-verbaalnummer02] p. 197), en/of
  • een totaalbedrag van (circa) 100.231,80 euro (betaling van fietsen en accessoires door tussenkomst van [naam03] en/of [bedrijf04] en/of [bedrijf03] en/of [bedrijf01] [proces-verbaalnummer03] , p. 125),
althans één of meer geldbedrag(en), althans enige gift en/of belofte en/of dienst heeft gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
1° (telkens) met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten, en/of
2° (telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn
huidige of vroegere bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten,
te weten het (telkens)
  • aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen die ambtenaar en hij, verdachte, en/of [bedrijf05] en/of [naam03] en/of [bedrijf03] en/of [bedrijf04] teneinde (aldus) een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen voor hem, verdachte, en/of [bedrijf05] en/of [naam03] en/of [bedrijf03] en/of [bedrijf04] en/of
  • ophogen van bedragen in productieverantwoordingsstaten van [bedrijf05], en/of
  • (aldus) opstellen van productieverantwoordingsstaten die een onjuiste weergave vormden van daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden, gemaakte uren en/of gebruikte materialen/middelen, en/of
  • accorderen en ter verdere goedkeuring doorsturen van productieverantwoordingsstaten, en/of
  • (vervolgens) accorderen van de facturen van [bedrijf05] zodat deze betaalbaar gesteld worden, en/of
  • raadplegen van systemen, waaronder het ISO-register van de Gemeente Rotterdam met een ander doel dan waarvoor deze bestemd zijn, en/of
  • (vervolgens) verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne en/of (in ieder geval op het moment van delen) niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie aan/met [verdachte01] en/of [naam03] en/of [bedrijf05] en/of [bedrijf03] en/of [bedrijf04] met betrekking tot aanbestedingen/bestekken (aangaande (markeer)werkzaamheden) bij de Gemeente Rotterdam;
2.
[bedrijf05] in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 21 november 2017 te Leerdam en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Brakel en/of Rotterdam, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, één of meerdere geschrift(en), te weten:
a) een kostenraming d.d. 23-04-2016, offertenummer 2016-DS-019, (1812111119.DOC, p. 947), en/of
b) een productieverantwoordingsstaat [bedrijf05] week 28 2016, d.d. 15-07-2016,(1901091525.DOC, p.965), en/of
c) een kostenraming d.d. 08-04-2017, Offertenummer 2017-DS-024 (1901091530.DOC, p.994), en/of
d) een Productieverantwoordingsstaat [bedrijf05] week 46 d.d. 17 november 2017,
(1902182118.DOC, p. 1015),
-(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst en/of doen opmaken en/of doen
vervalsen,
immers heeft/hebben [bedrijf05] en/of haar mededader(s) toen en daar valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven- op die/dat productieverantwoordingsstaten en/of kostenramingen (bestek)werkzaamheden (al dan niet in combinatie met gebruikte materialen en arbeidstijd) en/of kosten opgevoerd/opgenomen en/of laten opvoeren en/of laten opnemen die in werkelijkheid niet waren uitgevoerd en/of gemaakt en/of niet waren uitgevoerd in die omvang, hoeveelheid en/of tijdsduur als uiteindelijk opgenomen,
en/of
een hogere dan de werkelijke verrekenprijs meer/minder per m2 vermeld en/of doen vermelden,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en/of
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van hiervoor genoemd(e) geschrift(en) als ware(n) het/zij echt en onvervalst door dit/deze valse geschrift(en) te (doen) overleggen en/of (doen) toesturen aan [naam04] en/of [naam05] en/of de Gemeente Rotterdam,
hebbende hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijk leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 21 november 2017 te Leerdam en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Brakel en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, één of meerdere geschrift(en), te weten:
a) een kostenraming d.d. 23-04-2016, offertenummer 2016-DS-019,
(1812111119.DOC, p. 947), en/of
b) een productieverantwoordingsstaat [bedrijf05] week 28 2016, d.d. 15-07-2016,(1901091525.DOC, p.965), en/of
c) een kostenraming d.d. 08-04-2017, Offertenummer 2017-DS-024
(1901091530.DOC, p.994), en/of
d) een Productieverantwoordingsstaat [bedrijf05] week 46 d.d. 17 november 2017,
(1902182118.DOC, p. 1015),
-(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst en/of doen opmaken en/of doen
vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven- op die/dat productieverantwoordingsstaten en/of kostenramingen (bestek)werkzaamheden (al dan niet in combinatie met gebruikte materialen en arbeidstijd) en/of kosten opgevoerd/opgenomen en/of laten opvoeren en/of laten opnemen die in werkelijkheid niet waren uitgevoerd en/of gemaakt en/of niet waren uitgevoerd in die omvang, hoeveelheid en/of tijdsduur als uiteindelijk opgenomen,
en/of
een hogere dan de werkelijke verrekenprijs meer/minder per m2 vermeld en/of doen vermelden,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en/of
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van hiervoor genoemd(e) geschrift(en) als ware(n) het/zij echt en onvervalst door dit/deze valse geschrift(en) te (doen) overleggen en/of (doen) toesturen aan [naam04] en/of [naam05] en/of de Gemeente Rotterdam.