ECLI:NL:RBROT:2023:3990

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
83/097432-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijk onderzoek naar omkoping en fraude bij de gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachte rechtspersoon [bedrijf01] B.V., die zich gedurende drie jaar schuldig heeft gemaakt aan actieve omkoping van een ambtenaar van de gemeente Rotterdam. De verdachte heeft in totaal ongeveer € 260.000,- aan steekpenningen betaald en is daarnaast veroordeeld voor valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 50.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte rechtspersoon betrokken was bij het opmaken van valse productieverantwoordingsstaten en het betalen van steekpenningen aan de ambtenaar [medeverdachte03]. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van oplichting en verduistering, maar heeft de omkoping bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een lagere geldboete. De zaak maakt deel uit van een groter onderzoek naar omkoping en fraude bij de gemeente Rotterdam, waarbij meerdere medewerkers en leveranciers betrokken zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/097432-22
Datum uitspraak: 11 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[bedrijf01] B.V.,
ter terechtzitting vertegenwoordigd door de heer [medeverdachte01] ,
gevestigd: [vestigingsadres01] , [postcode01] te [vestigingsplaats01] ,
raadsvrouw mr. E.P. Vroegh, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 maart, 14 maart, 20 maart, 21 maart en 27 maart 2023. Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 11 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon (hierna ook: [bedrijf01] ) is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mrs. R.E.I. Steen en A.C. Schaafsma (hierna: de officier van justitie) hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 50.000,-.

4.Algemene inleiding

Het strafrechtelijk onderzoek “Abaris” is gestart naar aanleiding van een onderzoek van de Belastingdienst in 2017 naar de BTW-vrijstelling die een aan [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) gelieerd bedrijf had gevraagd voor facturen met de omschrijving “sponsoring”. Deze facturen waren afkomstig van de verdachte rechtspersoon V.O.F. [verdachte V.O.F.01] , die handelt onder de naam [fietswinkel01] (hierna ook: [fietswinkel01] ), een fietsenwinkel in [plaats01] . Uit nadere informatie van de fietsenwinkel bleek dat [medeverdachte03] (hierna: [medeverdachte03] ), een ambtenaar van de gemeente Rotterdam, sinds 2009 spullen uit de winkel kon meenemen die door middel van een sponsorfactuur werden betaald door verschillende bedrijven. De filiaalhouder van [fietswinkel01] [naam01] (hierna: [naam01] ) had deze sponsorfacturen op aanwijzing van [medeverdachte03] opgemaakt en naar deze bedrijven gestuurd. Het vermoeden ontstond dat [medeverdachte rechtspersoon01] zich schuldig had gemaakt aan omkoping.
In het onderzoek naar [medeverdachte03] en [medeverdachte02] ontstond een verdenking van omkoping tegen [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) en het bedrijf [bedrijf01] , voorheen [bedrijf02] . Ook de bedrijven van [medeverdachte01] bleken facturen van [fietswinkel01] te hebben betaald.
Uit nader onderzoek naar de bankrekeningen van [fietswinkel01] bleek dat ook het bedrijf [bedrijf03] B.V. (hierna: [bedrijf03] ) betalingen aan de fietsenwinkel had gedaan. Dit leidde tot een verdenking tegen [bedrijf03] en [naam02] (hierna: [naam02] ), de directeur van dit bedrijf.
[medeverdachte rechtspersoon01] voerde tot 2018 bestratingswerkzaamheden uit in de gemeente Rotterdam op basis van een raamovereenkomst. Ook [bedrijf03] had een dergelijke overeenkomst met de gemeente Rotterdam voor belijningswerkzaamheden. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden konden deze bedrijven gebruik maken van onderaannemers. De werkzaamheden van deze onderaannemers werden via [medeverdachte rechtspersoon01] en [bedrijf03] bij de gemeente Rotterdam in rekening gebracht. [bedrijf01] was als onderaannemer werkzaam in de gemeente Rotterdam voor zowel [medeverdachte rechtspersoon01] als [bedrijf03] .
Om de verrichtte werkzaamheden te declareren, registreerde een aannemer de door hem en eventuele onderaannemers verrichte werkzaamheden in een productieverantwoordingsstaat (hierna: pv). Daarin stond ook welke prijs volgens het bestek voor de verrichte werkzaamheden was overeengekomen. De pv werd naar de directievoerder van de werkzaamheden bij de gemeente Rotterdam gestuurd. De directievoerder controleerde of de werkzaamheden waren uitgevoerd en of de bestekposten juist waren ingevuld. Hij ondertekende de pv als dit akkoord was. Vervolgens tekende de projectleider voor “gezien”, waarna de pv in het systeem van de gemeente werd opgenomen en werd teruggestuurd naar de aannemer. De aannemer maakte op basis van de geaccordeerde pv een factuur op die bij de gemeente Rotterdam werd ingediend. De factuur werd betaalbaar gesteld als het bedrag op de factuur overeenkwam met het bedrag op de pv, waarna er automatisch betaald werd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijsoverweging feiten 1, 2 en 3
Onder 1 wordt [bedrijf01] kort gezegd verweten primair de oplichting van de gemeente Rotterdam, subsidiair verduistering, onder 2 de omkoping van [medeverdachte03] en onder 3 het opstellen van valse pv’s, steeds als medeplegen. Vanwege de onderlinge samenhang zal de rechtbank deze verwijten gezamenlijk behandelen.
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
Deze verwijten kunnen worden bewezen. [bedrijf01] liet haar pv’s door [medeverdachte03] opmaken en heeft steekpenningen aan [medeverdachte03] betaald in de vorm van goederen en door de betaling van facturen van [bedrijf04] , het bedrijf van [medeverdachte03] . [bedrijf01] wist dat de pv’s vals waren en verband hielden met het betalen van de steekpenningen.
5.1.2.
Standpunt verdediging
[bedrijf01] dient van deze verwijten te worden vrijgesproken. [bedrijf01] diende als onderaannemer zelf geen pv’s en facturen in bij de gemeente en wist niet dat de pv’s en facturen die de hoofdaannemers indienden niet klopten. [bedrijf01] deelde ook niet mee in het “meerbedrag” waarover [medeverdachte03] aan [medeverdachte02] mailt. [medeverdachte03] verrichtte werkzaamheden voor [bedrijf01] . De eerste jaren ontving [medeverdachte03] daarvoor goederen, later stuurde hij facturen vanuit zijn eigen bedrijf. [bedrijf01] wist niet dat de facturen met de omschrijving “fietstrommel” betrekking hadden op de levering van goederen uit de fietsenwinkel aan [medeverdachte03] .
5.1.3.
Beoordeling
Vaststellingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde op de terechtzitting, in aanvulling op hetgeen hiervoor in de algemene inleiding is overwogen, het volgende vast.
[medeverdachte01] voerde zijn werkzaamheden als onderaannemer tot 2015 uit als eenmanszaak en vanaf 2015 als besloten vennootschap.
[medeverdachte03] heeft in 2015 (feiten 1 en 3) periodiek vanaf zijn privé e-mailadres e-mails naar [medeverdachte02] gestuurd met daarbij gevoegd pv’s, waaronder pv’s van de werkzaamheden die [bedrijf01] als onderaannemer voor [medeverdachte rechtspersoon01] had uitgevoerd. In deze e-mails werd steeds het totaalbedrag van de desbetreffende pv’s opgenomen en aangekondigd dat [medeverdachte rechtspersoon01] van [bedrijf01] een factuur zou krijgen ter hoogte van een deel van dat bedrag. Daarnaast werd in deze e-mails aangegeven dat het resterende deel van dit bedrag “meer”, “extra” of “teveel geschreven” was. Bij deze e-mails waren Excelbestanden gevoegd waarin deze “meer”-bedragen werden opgeteld en vervolgens door drie werden gedeeld.
[medeverdachte02] diende de pv’s die hij van [medeverdachte03] kreeg vervolgens namens [medeverdachte rechtspersoon01] in bij de gemeente Rotterdam ter attentie van [medeverdachte03] . [medeverdachte03] (alsmede een tweede ambtenaar) accordeerde deze pv’s, waarna [medeverdachte rechtspersoon01] op basis van die geaccordeerde pv’s een factuur indiende bij de gemeente Rotterdam, die vervolgens werd betaald. Het totaal van de “meer”-bedragen in de correspondentie tussen [medeverdachte03] en [medeverdachte02] die uiteindelijk door [medeverdachte rechtspersoon01] zijn gefactureerd en door de gemeente Rotterdam zijn betaald, bedraagt € 25.027,09 over 2015.
[bedrijf01] heeft in de periode van 2 januari 2015 tot en met 23 mei 2018 (feit 2) facturen van [fietswinkel01] betaald. Op deze facturen stond in vrijwel alle gevallen de omschrijving “fietstrommels”. Vast staat dat met deze facturen geen fietstrommels zijn aangeschaft, maar dat daarmee betaald werd voor fietsen en accessoires die [medeverdachte03] in de winkel ophaalde. De totale waarde van deze goederen bedroeg € 53.699,04.
[bedrijf01] heeft in deze periode voor [medeverdachte03] horloges betaald die waren gekocht bij juwelier [juwelier01] , met een totale waarde van € 28.485,-. Tot slot heeft [bedrijf01] in deze periode 103 facturen betaald van [bedrijf04] , de eenmanszaak van [medeverdachte03] , met een totale waarde van € 184.170,49. Op deze facturen stond geen inhoudelijke beschrijving, maar werd verwezen naar een offerte. Op deze offertes stond hoofdzakelijk als omschrijving vermeld “het maken van calculaties, werkvoorbereiding en begeleiding projecten”. De facturen noch de offertes bevatten een nadere specificatie van de werkzaamheden en het aantal te werken of gewerkte uren en ook werd het uurloon niet vermeld.
De totale waarde van de facturen van [fietswinkel01] , de horloges van juwelier [juwelier01] en de facturen van [bedrijf04] bedraagt € 266.354,53.
Verklaringen [medeverdachte03]
heeft over de pv’s van [medeverdachte rechtspersoon01] verklaard dat voor de “meer” gefactureerde bedragen geen werkzaamheden waren verricht en dat [medeverdachte rechtspersoon01] hiermee dus meer uitbetaald kreeg dan waarop zij op grond van de verrichte werkzaamheden en het bestek recht had. Ook heeft hij verklaard dat hij een derde van de “meer” gefactureerde bedragen kreeg en dat hij daarvoor goederen mocht uitzoeken bij winkels. Tot slot heeft hij verklaard dat de constructie met de opgehoogde pv’s ook van toepassing was op de pv’s van [bedrijf03] en dat [medeverdachte01] daarvan wist.
Beoordeling
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de pv’s van [medeverdachte rechtspersoon01] en [bedrijf03] werden opgehoogd door [medeverdachte03] en dat de gemeente Rotterdam met behulp daarvan is opgelicht door onder meer [medeverdachte03] . [bedrijf01] was daarvan op de hoogte en profiteerde daarvan, gelet op de verklaring van [medeverdachte03] en op de grote vergoedingen die hij al dan niet in natura aan [medeverdachte03] betaalde. Dat [bedrijf01] deze betaling kon (en wilde) doen omdat de werkzaamheden van [medeverdachte03] het bedrijf veel geld opleverden is niet aannemelijk geworden, doordat iedere onderbouwing voor deze stelling ontbreekt. De omschrijving in de offertes is zo onbepaald en algemeen dat daaruit niet kan worden afgeleid welke concrete werkzaamheden [medeverdachte03] zou hebben verricht. Omdat er geen andere reden voor de betalingen is gegeven, gaat de rechtbank ervan uit dat deze betalingen mogelijk waren doordat de pv’s werden opgehoogd en [bedrijf01] hierdoor een surplus ontving dat aan [medeverdachte03] werd uitbetaald.
Ondanks het feit dat [bedrijf01] op de hoogte was van de oplichting bevat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen dat [bedrijf01] zelf actief hierbij betrokken was. [bedrijf01] heeft overzichten van haar werkzaamheden aan [medeverdachte03] gegeven, maar dat is onvoldoende om tot medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift te komen, omdat de oplichtingshandelingen, onder meer bestaande uit het opmaken van valse pv’s, daarna hebben plaatsgevonden. Gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken is het bijna niet voor te stellen dat de oplichting en valsheid in geschrift plaatsvonden zonder nauwe en bewuste samenwerking met [bedrijf01] . Dit kan echter op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Dit betekent dat [bedrijf01] zal worden vrijgesproken van de haar onder 1 (primair en subsidiair) en 3 tenlastegelegde feiten.
Wel komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 2 tenlastegelegde omkoping, waarbij [medeverdachte03] door [bedrijf01] werd betaald omdat hij de pv’s opstelde en accordeerde en daarmee uiteindelijk de betaling van de facturen die gebaseerd waren op deze pv’s mogelijk maakte. De rechtbank gaat daarbij uit van het totale omkopingsbedrag zoals hiervoor genoemd van € € 266.354,53.
5.2.
Bewijswaardering feit 4
5.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat de ten laste gelegde offerte en kostenraming niet valselijk zijn opgemaakt. De vierkantemeterprijs is opgehoogd van € 17,- naar
€ 22,-, omdat later schoonmaakkosten in de offerte zijn opgenomen die niet in de oorspronkelijke prijsopgave waren inbegrepen. [bedrijf01] heeft bovendien alle geoffreerde werkzaamheden, inclusief de schoonmaakwerkzaamheden, daadwerkelijk uitgevoerd.
5.2.2.
Vaststelling
Op 6 april 2017 stuurde [naam03] van [bedrijf05] per e-mail een offerte voor werkzaamheden aan de Zoutloods naar [medeverdachte01] . Hierin was een vierkantemeterprijs opgenomen van € 17,-. Uit het hierop volgende mail- en appcontact tussen [medeverdachte01] en [medeverdachte03] blijkt dat [medeverdachte03] aan [medeverdachte01] gevraagd heeft om de offerte door een derde, dus buiten [bedrijf05] om, te laten ophogen naar een bedrag van € 22,- per vierkante meter. Dit is gebeurd, en daarna is dezelfde vierkantemeterprijs ook in een kostenraming van [bedrijf03] opgenomen. De offerte van [bedrijf05] en de kostenraming zijn bij de gemeente Rotterdam ingediend.
[bedrijf03] heeft bij monde van haar directeur betwist de kostenraming te hebben opgemaakt en zegt deze ook helemaal niet te kennen.
5.2.3.
Beoordeling
De offerte van [bedrijf05] is buiten [bedrijf05] om aangepast en dus vervalst. De kostenraming van [bedrijf03] is door [bedrijf01] en [medeverdachte03] valselijk opgemaakt, omdat [bedrijf03] voor de werkzaamheden aan de Zoutloods geen kostenraming heeft gemaakt. [bedrijf01] en [medeverdachte03] hebben daarnaast opzettelijk gebruik gemaakt van de vervalste documenten, door deze naar [naam04] van de gemeente Rotterdam te sturen.
5.3.
Daderschap rechtspersoon
Een rechtspersoon kan als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. De strafbare handelingen werden verricht door de bestuurder van [bedrijf01] . Deze handelingen pasten in de normale bedrijfsvoering van het bedrijf en er werd over een langere periode met regelmaat op deze wijze gehandeld. De handelingen zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon en de rechtspersoon kan als dader van de te bewijzen feiten worden aangemerkt
5.4.
Conclusie
Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 2 en 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
zij in de periode van 2 januari 2015 tot en met 23 mei 2018 te Brakel en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen meermalen, een ambtenaar, te weten [medeverdachte03] , werkzaam in de functie van [functie01] op de afdeling [afdeling01] van Gemeentewerken Rotterdam en/of [functie01] , [functie02] op de afdeling [afdeling02] van de Gemeente Rotterdam,
(telkens) giften, te weten
  • een totaalbedrag van 53.669,04 euro (fietsen en accessoires door tussenkomst van [fietswinkel01] ), en
  • horloges ter waarde van een totaalbedrag van 28.485
  • een bedrag van 184.170,49 euro (facturen [bedrijf04] ),
heeft gedaan ,
2° (telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn
huidige bediening is gedaan of nagelaten,
te weten het (telkens)
  • ophogen van bedragen in productieverantwoordingsstaten afkomstig van [medeverdachte rechtspersoon01] B.V. en/of [bedrijf03] B.V., en
  • aldus opstellen van productieverantwoordingsstaten die een onjuiste weergave vormden van daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden, gemaakte uren en gebruikte middelen, en
  • accorderen en ter verdere goedkeuring doorsturen van productieverantwoordingsstaten, en
4.
zij in de periode van 6 april 2017 tot en met 11 april 2017 te Hardinxveld-Giessendam en/of Brakel en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
  • een offerte ten name van [bedrijf05] B.V. gericht aan [bedrijf02] gedateerd 6 april 2017, en
  • een kostenberaming ten name van [bedrijf03] B.V. gedateerd 8 april 2017,
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of doen vervalsen,
immers hebben zij, verdachte, en/of haar mededader toen en daar valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die offerte en/of kostenberaming een hogere dan de werkelijke verrekenprijs meer/minder per m2 vermeld en/of doen vermelden,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van hiervoor genoemde geschriften als waren zij echt en onvervalst door deze valse geschriften op te sturen en naar [naam04] van de Gemeente Rotterdam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
medeplegen van aan een ambtenaar een gift aanbieden ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn huidige bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan en/of nagelaten, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
4.
medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit.
De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte rechtspersoon wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de omstandigheden en de draagkracht van de verdachte rechtspersoon. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De zaak van de verdachte rechtspersoon maakt deel uit van een groter strafrechtelijk onderzoek naar omkoping en fraude bij de gemeente Rotterdam. Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek heeft de gemeente zelf ook onderzoek laten doen. Daaruit ontstond de indruk dat gedurende een lange periode door meerdere medewerkers, afzonderlijk van elkaar, in verschillende teams vermoedelijk malversaties hebben plaatsgevonden met meerdere leveranciers. Het ging daarbij voornamelijk om financiële fraude door het ophogen van facturen. Daarvan is door zowel de ambtenaren als de leveranciers geprofiteerd. Verschillende ambtenaren bleken nevenfuncties te hebben en nevenwerkzaamheden te hebben verricht die niet bij de gemeente bekend waren.
Uit het onderzoek is gebleken dat de fraude zo lang heeft kunnen doorgaan doordat onvoldoende controle werd uitgeoefend en mogelijk was. De administratie binnen de afdeling [afdeling01] was niet op orde en niet controleerbaar. Er was onvoldoende controle op het naleven van voorwaarden uit bestekken, systemen waren onvoldoende toegankelijk waardoor controle van geaccordeerde pv’s niet kon plaatsvinden en er werd teveel gewerkt vanuit vertrouwen in plaats van controle.
Bovendien lijkt er onvoldoende aandacht te zijn geweest voor het integriteitsbewustzijn van de ambtenaren. Doordat een effectieve controle ontbrak hebben de verdachten in dit onderzoek lang hun gang kunnen gaan. Zij hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de gemeente in haar medewerkers had en mocht hebben op grond van onder meer de ambtseed die zij hadden afgelegd. Ook voor de aannemers geldt dat zij misbruik hebben gemaakt van het gebrek aan controle en het vertrouwen dat de gemeente in haar ambtenaren en haar contractspartijen had.
Dat de cultuur binnen de afdeling [afdeling01] op integriteitsvlak te wensen overliet, doet niets af aan de eigen verantwoordelijkheid van iedere verdachte. Zij hebben ieder voor zich de keuze gemaakt om te profiteren van de cultuur en werkwijze bij de afdeling [afdeling01] .
Specifiek ten aanzien van de verdachte rechtspersoon geldt dat zij zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan de omkoping van een ambtenaar van de gemeente Rotterdam. De verdachte rechtspersoon heeft deze ambtenaar onder andere een aanzienlijke hoeveelheid (dure) fietsen en horloges geschonken, als tegenprestatie voor het ophogen en accorderen van productieverantwoordingsstaten. Na enkele jaren heeft de verdachte rechtspersoon bij de ambtenaar aangedrongen om een eenmanszaak op te richten, zodat de ambtenaar via die eenmanszaak facturen kon versturen naar aannemers (vooral naar de verdachte rechtspersoon) en betaling in natura niet meer nodig was. Daarnaast heeft de verdachte rechtspersoon zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door het vervalsen van een offerte en het valselijk opmaken van een kostenraming.
Op basis van het dossier is een beeld ontstaan van intensief contact tussen de bestuurder van de verdachte rechtspersoon en de ambtenaar, waarbij zij zichzelf het duo “List en Bedrog” noemden. In conversaties wordt onder andere gesproken over het zoeken naar slachtoffers. Gelet op de hoogte van de steekpenningen die zijn betaald, moet het profijt dat de verdachte rechtspersoon van de oplichting van de gemeente Rotterdam heeft gehad behoorlijk zijn geweest. De rechtbank rekent dit de verdachte rechtspersoon zwaar aan.
8.3.
Omstandigheden van de verdachte rechtspersoon
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte rechtspersoon niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.1.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, dient de behandeling van de zaak op de terechtzitting te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. Deze termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank merkt in deze zaak 23 mei 2018, de dag waarop doorzoekingen hebben plaatsgevonden in het bedrijfspand van de verdachte rechtspersoon en in de woning van haar bestuurder, aan als begindatum van de redelijke termijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden, zodat de behandeling van de zaak binnen twee jaar na 23 mei 2018 afgerond had moeten zijn. Deze termijn is met drie jaar overschreden.
Omdat deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte rechtspersoon, dient dit te worden gecompenseerd door vermindering van de op te leggen straf.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een lagere geldboete opleggen dan in het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
8.2.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het passend en geboden om aan [bedrijf01] een geldboete ter hoogte van € 50.000,- op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 47, 51, 57, 177 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte rechtspersoon de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte rechtspersoon de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een
geldboete van € 50.000,00 (vijftigduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 januari 2015 tot en met 31 december 2015 te Rotterdam en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Sint Willebrord en/of Zwijndrecht en/of Brakel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Gemeente Rotterdam (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen (de zogenaamde "meer", "extra" en "teveel geschreven" bedragen), te weten
2015
25.027,09 euro ( [proces-verbaalnummer01] .AMB, dossierpag. 438 en/of [proces-verbaalnummer02] .AMB, dossierpag. 374),
althans van enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) voor [medeverdachte rechtspersoon01] B.V.
- in productieverantwoordingsstaten meer uren opgenomen dan in werkelijkheid
waren gemaakt, en/of
- productieverantwoordingsstaten opgesteld die volledig verzonnen waren en/of in
productieverantwoordingsstaten posten opgenomen die niet in die omvang, duur
of hoeveelheid waren uitgevoerd, en/of
  • in productieverantwoordingsstaten bedragen opgehoogd, en/of
  • (aldus) productieverantwoordingsstaten opgesteld die een onjuiste weergave
vormden van daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden, gemaakte uren en
gebruikte materialen/middelen, en/of
  • deze productieverantwoordingsstaten geaccordeerd, en/of
  • (vervolgens) op basis van de geaccordeerde productieverantwoordingsstaten
facturen opgesteld en/of deze ter voldoening aangeboden aan en/of doen betalen
door/namens de Gemeente Rotterdam, en/of
- ( (telkens) tegenover de Gemeente Rotterdam verzwegen en/of verborgen
gehouden en/of verhuld dat er met betrekking tot de (overeengekomen en/of
gefactureerde) vergoeding(en) voor het verrichten van werkzaamheden en/of
diensten ten behoeve van/voor de Gemeente Rotterdam een (verborgen of
verzwegen) vergoeding en/of betaling aan [medeverdachte03] en/of andere
(rechts)perso(o)n(en), was inbegrepen en/of overeengekomen,
waardoor de Gemeente Rotterdam (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte(n);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 januari 2015 tot en met 31 december 2015 te Rotterdam en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Sint Willebrord en/of Zwijndrecht en/of Brakel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [medeverdachte03] en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één of meerdere geldbedrag(en) van (in totaal)
2015
25.027,09 euro ( [proces-verbaalnummer01] .AMB, dossierpag. 438 en/of [proces-verbaalnummer02] .AMB, dossierpag. 374),
althans een of meer geldbedrag(en), in ieder geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Gemeente Rotterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) die [medeverdachte03] en/of zijn mededader(s), (telkens) uit hoofde van diens persoonlijke dienstbetrekking als [functie01] op de afdeling [afdeling01] van Gemeentewerken Rotterdam en/of [functie01] , [functie02] op de afdeling [afdeling02] van de Gemeente Rotterdam, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 januari 2015 tot en met 23 mei 2018 te Brakel en/of Rotterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een ambtenaar, te weten [medeverdachte03] , werkzaam in de functie van [functie01] op de afdeling [afdeling01] van Gemeentewerken Rotterdam en/of [functie01] , [functie02] op de afdeling [afdeling02] van de Gemeente Rotterdam,
(telkens) (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten
  • een totaalbedrag van (circa) 53.699,04 euro (fietsen en accessoires door tussenkomst van [fietswinkel01] [proces-verbaalnummer03] .AMB dossierpag. 238), en/of
  • een totaalbedrag van (circa) 2.440,11 euro (schoenen door tussenkomst van [schoenenwinkel01] [proces-verbaalnummer04] .AMB dossierpag. 153), en/of
  • 4, althans één of meer horloges te waarde van een totaalbedrag van (circa) 81.583,50 euro (horloges door tussenkomst van Juwelier [juwelier01] [proces-verbaalnummer05] .AMB dossierpag. 344), en/of
  • een bedrag van circa 184.170,49 euro (facturen [bedrijf04] [proces-verbaalnummer06] .AMB dossierpag. 245),
althans één of meer geldbedrag(en), althans enige gift en/of belofte en/of dienst heeft gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
1° (telkens) met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te
doen en/of na te laten, en/of
2° (telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die ambtenaar in zijn
huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,
te weten het (telkens)
  • ophogen van bedragen in productieverantwoordingsstaten afkomstig van [medeverdachte rechtspersoon01] B.V. en/of [bedrijf03] B.V., en/of
  • (aldus) opstellen van productieverantwoordingsstaten die een onjuiste weergave vormden van daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden, gemaakte uren en gebruikte materialen/middelen, en/of
  • accorderen en ter verdere goedkeuring doorsturen van productieverantwoordingsstaten, en/of
  • (vervolgens) accorderen van de facturen van [medeverdachte rechtspersoon01] B.V. en/of [bedrijf03] B.V. zodat deze betaalbaar gesteld worden, en/of
  • raadplegen van systemen, waaronder het ISO-register van de Gemeente Rotterdam met een ander doel dan waarvoor deze bestemd zijn, en/of
  • (vervolgens) aan derde(n) inzicht geven in en informatie verstrekken over de werkwijze van de Gemeente Rotterdam met betrekking tot het verkrijgen van aannemingsopdrachten terwijl dat inzicht en die informatie daarvoor niet zijn bedoeld, te weten informatie over het aanbesteden van markeerwerkzaamheden aan [naam02] en/of [bedrijf03] B.V. en/of informatie met betrekking tot een inschrijving op het bestek 'Reconstructie Linker Rottekade te Rotterdam' aan haar, verdachte, en/of [medeverdachte01] ;
3.
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 2 januari 2015 tot en met 31 december 2015 te Rotterdam en/of Hardinxveld-Giessendam en/of Sint Willebrord en/of Zwijndrecht en/of Brakel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, één of meer productieverantwoordingssta(a)t(en) ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] en/of [medeverdachte01] , te weten over de periode
  • week 13 van 2015 ( [proces-verbaalnummer07] .DOC zaakdossier 140 SR pag. 1258), en/of
  • week 26 en 27 van 2015 ( [proces-verbaalnummer08] .DOC zaakdossier 140 SR pag. 1269), en/of
  • week 44 van 2015 ( [proces-verbaalnummer09] .DOC zaakdossier 140 SR pag. 1087), en/of
  • week 50 van 2015 ( [proces-verbaalnummer10] .DOC dossierpag. 1820),
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, en/of doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen en daar valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op die/dat productieverantwoordingssta(a)t(en) (bestek)werkzaamheden (al dan niet in combinatie met gebruikte materialen en arbeidstijd) opgevoerd/opgenomen die in werkelijkheid niet waren uitgevoerd en/of niet waren uitgevoerd in die omvang, hoeveelheid en/of tijdsduur als uiteindelijk opgenomen ( [proces-verbaalnummer02] .AMB dossierpag. 373 en/of [proces-verbaalnummer01] .AMB dossierpag. 426),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
4.
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 6 april 2017 tot en met 11 april 2017 te Hardinxveld-Giessendam en/of Brakel en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
  • een offerte ten name van [bedrijf05] B.V. gericht aan [bedrijf02] gedateerd 6 april 2017 ( [proces-verbaalnummer11] .DOC, dossierpag. 1891), en/of
  • een kostenberaming ten name van [bedrijf03] B.V. gedateerd 8 april 2017 ( [proces-verbaalnummer12] .DOC, dossierpag. 1828 en/of [proces-verbaalnummer13] .DOC, dossierpag. 1831),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, en/of doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen en daar valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- op die offerte en/of kostenberaming een hogere dan de werkelijke verrekenprijs meer/minder per m2 vermeld en/of doen vermelden ( [proces-verbaalnummer14] .AMB dossierpag. 388),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en/of
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van hiervoor genoemd(e) geschrift(en) als ware(n) het/zij echt en onvervalst door dit/deze valse geschrift(en) op te sturen en/of doen opsturen naar [naam04] van de Gemeente Rotterdam.