Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven op het verzoek van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.A. Jager, tot het afgeven van een bevelschrift als bedoeld in artikel 57 van de Onteigeningswet. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank van 18 januari 2023, waarbij de gemeente onteigening van bepaalde onroerende zaken ten behoeve van het bestemmingsplan 'Hillesluis' was toegestaan. De gemeente heeft aangetoond dat het onteigeningsvonnis in kracht van gewijsde is gegaan en dat de bijbehorende schadeloosstelling aan de betrokkenen is betaald.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente op 1 maart 2023 eigenaar is geworden van de onroerende zaken, waaronder een woning die momenteel bewoond wordt door [naam04]. De gemeente heeft [naam04] verzocht om de woning uiterlijk op 1 mei 2023 te verlaten, maar [naam04] heeft dit verzoek niet bevestigd en om uitstel gevraagd. De rechtbank oordeelt dat het gevraagde bevelschrift kan worden afgegeven zonder mondelinge behandeling, aangezien de procedure voldoet aan de eisen van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De voorzitter van de rechtbank heeft besloten dat de gemeente zeven dagen na betekening van de beschikking in het bezit wordt gesteld van de woning, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie. De rechtbank heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Welter-Dekkers, griffier.