ECLI:NL:RBROT:2023:3967

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
ROT 22/4168
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inzage persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening na politie-inval

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister van Financiën. De eiser had een inzageverzoek ingediend op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) om zijn persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) in te zien. Dit verzoek volgde op een politie-inval in zijn woning door de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) eind 2020, waarbij geen contant geld werd aangetroffen, maar wel executoriaal beslag werd gelegd. De eiser wilde meer informatie over de aanleiding van de inval en de gegevens die over hem waren vastgelegd in de FSV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Minister van Financiën het inzageverzoek gedeeltelijk heeft afgewezen, waarbij de weigering is gebaseerd op de uitzonderingsgronden van artikel 23, eerste lid, van de AVG en artikel 41, eerste lid, onderdelen d, e, h en i van de Uitvoeringswet AVG (UAVG). De rechtbank oordeelde dat het privacybelang van de eiser niet opweegt tegen de toezichts- en opsporingstaken van de overheid en de bescherming van de privacy van derden. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van de eiser, maar concludeert dat de Minister op goede gronden de verdere inzage heeft geweigerd.

De rechtbank verklaart het beroep van de eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4168

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. D. Coskun,
en

de Minister van Financiën, verweerder,

gemachtigden: mr. A. van der Linden en J. Lam.

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) inzage te geven in zijn persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening afgewezen.
Bij besluit van 26 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en daarbij de gevraagde informatie gedeeltelijk wel en gedeeltelijk niet verstrekt.
Eiser heeft op 5 september 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 7 november 2022 en 16 januari 2023 verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is verschenen de tolk [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eind 2020 is de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) onder begeleiding van de politie de woning van eiser op de [adres] binnengetreden. De FIOD heeft gezocht naar een mogelijk grote hoeveelheid aan contant geld, bij eiser is – los van leefgeld – echter niets aangetroffen. Op de woning is executoriaal beslag gelegd. Eiser heeft op 31 januari 2022 een inzageverzoek ingediend: hij wil een overzicht van zijn persoonsgegevens in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). Eiser wil namelijk meer informatie over waarom de FIOD bij hem is binnengevallen.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat zijn persoonsgegevens in de FSV zijn opgenomen en daarvan een overzicht verschaft. Verder bevat de FSV-registratie namen van belastingdienstmedewerkers en een aantekening. Verweerder kan de concrete aanleiding of bron voor deze aantekening niet geven en verwijst hierbij naar artikel 23, eerste lid van de AVG en artikel 41, eerste lid, onderdelen d, e, h en i van de Uitvoeringswet AVG (UAVG). Het privacybelang van eiser als betrokkene weegt niet op tegen de toezichts-, opsporings- en controletaken van de overheid en de bescherming van privacy van derden.
Juridisch kader
3. Het voor deze zaak relevante juridisch kader is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
4. Eiser betoogt dat verweerder hem ten onrechte niet volledig is tegemoetgekomen. Verweerder is ook gehouden om hem inzage te geven in de aanleiding van of reden voor de in de FSV over eiser opgenomen aantekening. Eiser wil weten hoe verweerder is omgegaan met de anonieme tip in zijn geval, welke stappen zijn gezet en aan welke instanties welke inlichtingen en/of welke instructies zijn gegeven.
5. De rechtbank heeft begrip voor de reden van het verzoek van eiser. Eiser heeft toegelicht dat de inval in zijn woning niet alleen gevolgen heeft gehad voor hem, maar ook voor zijn familie. Eiser wil daarom graag weten wat de aanleiding voor die inval is geweest. Toch bestaat volgens de rechtbank in dit geval geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder ten onrechte geen inzage heeft gegeven over de bron en/of aanleiding van de over eiser in de FSV opgenomen aantekening. Vooropgesteld dient te worden dat eiser het niet delen van gegevens op grond van de privacy van anderen niet betwist. Over dergelijke gegevens hoeft dan ook geen inzage aan eiser te worden verschaft. Daar komt bij dat wat eiser in beroep aanvoert niet ziet op de overige weigeringsgronden van het door hem gedane inzageverzoek van zijn persoonsgegevens in de FSV. Verweerder heeft ook overigens nog toegelicht dat het bij het bestreden besluit aan eiser verstrekte overzicht niet met andere overheidsinstanties is gedeeld en dat deze informatie daarom niet de aanleiding kan zijn geweest voor de doorzoeking in de woning door de FIOD. Op 27 februari 2020 is de FSV in de digitale kluis geplaatst en niet meer benaderbaar voor medewerkers van de Belastingdienst, terwijl de door de FIOD verrichtte doorzoeking eind 2020 plaatsvond. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de uitzonderingsgronden van artikel 23, eerste lid, van de AVG en artikel 41, eerste lid, onderdelen d, e, h en i van de UAVG kunnen toepassen en de verdere inzage op goede gronden geweigerd.
Conclusie
6. Het beroep is dus ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar gedaan op 25 april 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE
Algemene verordening gegevensbescherming
Op grond van artikel 15, eerste lid, heeft de betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
Op grond van artikel 23, eerste lid, kan de reikwijdte van de verplichtingen en rechten als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34, alsmede in artikel 5, voor zover de bepalingen van die artikelen overeenstemmen met de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 20, worden beperkt door middel van Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen die op de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker van toepassing zijn, op voorwaarde dat die beperking de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laat en in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel is ter waarborging van:
a. a) de nationale veiligheid;
b) de landsverdediging;
c) de openbare veiligheid;
d) de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
e) andere belangrijke doelstellingen van algemeen belang van de Unie of van een lidstaat, met name een belangrijk economisch of financieel belang van de Unie of van een lidstaat, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden, volksgezondheid en sociale zekerheid;
f) de bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures;
g) de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen;
h) een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag in de in de punten a), tot en met e) en punt g) bedoelde gevallen;
i. i) de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen;
j) de inning van civielrechtelijke vorderingen.
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
Op grond van artikel 41, eerste lid, kan de verwerkingsverantwoordelijke de verplichtingen en rechten, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 21 en artikel 34 van de verordening, buiten toepassing laten voor zover zulks noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van:
a. de nationale veiligheid;
b. landsverdediging;
c. de openbare veiligheid;
d. de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
e. andere belangrijke doelstellingen van algemeen belang van de Europese Unie of van Nederland, met name een belangrijk economisch of financieel belang van de Europese Unie of van Nederland, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden, volksgezondheid en sociale zekerheid;
f) de bescherming van de onafhankelijkheid van de rechter en gerechtelijke procedures;
g) de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen;
h) een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag in de in de punten a), tot en met e) en punt g) bedoelde gevallen;
i. i) de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen;
j) de inning van civielrechtelijke vorderingen.