ECLI:NL:RBROT:2023:3954

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
654650 / HA RK 23-272
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker met betrekking tot de rechterlijke onpartijdigheid

Op 19 april 2023 heeft de rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die in een strafzaak werd vervolgd. Het verzoek was gericht tegen mr. D.F. Smulders, de voorzitter van de meervoudige kamer. De verzoeker stelde dat de rechter tijdens de zitting op 16 maart 2023 de indruk had gewekt vooringenomen te zijn door de gebruiker van een iPhone gelijk te stellen aan de deelnemer aan chats, terwijl dit nog ter discussie stond. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter aan het begin van de zitting had aangegeven dat hij soms in zijn eigen woorden samenvat en dat de verdediging hem moest corrigeren als iets niet klopte. De verzoeker had echter pas na meerdere keren de indruk te hebben gekregen dat de rechter onjuist voorhield, de rechter onderbroken. De wrakingskamer concludeerde dat de woorden van de rechter geen aanwijzing voor partijdigheid opleverden en dat de verzoeker niet had aangetoond dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank oordeelde dat het verzoek ongegrond was en wees het af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/654650 / HA ZA 23-272
Beslissing van 19 april 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
niet ingeschreven in de Basisregistratie personen,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. V.H. Hammerstein, hierna te noemen: de raadsvrouw,
strekkende tot de wraking van
mr. D.F. Smulders,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek was oorspronkelijk gericht tegen de drie rechters van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen verzoeker. Deze strafzaak heeft het parketnummer 10/073629-22. Het dossier van deze strafzaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is de wraking tegen mr. P. Putters en mr. E.C. Harting ingetrokken en alleen de wraking tegen de rechter die optrad als voorzitter gehandhaafd.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoeker van 16 maart 2023;
  • het proces-verbaal van 16 maart 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 29 maart 2023;
  • de schriftelijke reactie van mr. P. Putters van 30 maart 2023;
  • de schriftelijke reactie van mr. E.C. Harting van 30 maart 2023.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn verschenen:
  • verzoeker en de raadsvrouw;
  • de rechter;
  • mr. P. Putters en mr. E.C. Harting;
  • de officier van justitie mr. E. Blanken.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft kort gezegd het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
2.1.1.
Verzoeker is door de politie aangehouden tijdens de doorzoeking van een woning in Rotterdam. Tijdens die doorzoeking is - onder meer - een iPhone 13 mini in beslag genomen, die door het onderzoeksteam van de politie aan verzoeker wordt toegeschreven. Op de iPhone werden foto’s van woningen waarop of in de omgeving waarvan aanslagen zijn gepleegd en (foto’s van) screenshots van chatgesprekken die in verband gebracht konden worden met een aantal aanslagen in TGO Luyk aangetroffen. De inhoud van de iPhone is reden geweest om verzoeker te vervolgen voor drie ten laste gelegde feiten.
2.1.2.
Op de pro forma-zitting van 3 november 2022 heeft de raadsvrouw door middel van pleitaantekeningen uitgebreid betoogd dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de op de iPhone aangetroffen screenshots door de gebruiker van de iPhone zijn gemaakt en dat daarmee dus zeer zeker niet kan worden vastgesteld dat de gebruiker van de iPhone ook een deelnemer aan de chat op de screenshots, dan wel de maker van de betreffende foto is. Dit laatste moet nog worden vastgesteld door de rechtbank en dat is een belangrijke stap in de bewijsvoering.
2.1.3.
Tijdens de terechtzitting van 16 maart 2023 hield de rechter stukken voor uit het dossier. De rechter las voor uit een samenvatting/zittingsvoorbereidingsformulier. Tijdens het voorhouden van het dossier en de desbetreffende in de iPhone aangetroffen screenshots heeft de voorzitter elf keer voorgehouden dat
de gebruiker vande iPhone iets zegt in de aangetroffen chats. Dit heeft bij verzoeker de indruk gewekt dat de rechtbank de gebruiker van de iPhone al gelijkstelt met de deelnemer aan de chats en/of maker van de betreffende foto/screenshot, terwijl dit nog ter discussie staat. De rechter heeft vervolgens desgevraagd opgemerkt dat het klopt dat dit nog ter discussie staat en dat hij het anders zal formuleren, maar toch heeft dit bij verzoeker de indruk gewekt dat de rechtbank al voorbij was gegaan aan de al gevoerde en nog te voeren verweren en daarmee al een voorschot had genomen op de bewijsvoering. Door op deze wijze de stukken voor te houden heeft de rechter dan ook de schijn gewekt vooringenomen te zijn en daarmee is de vrees voor partijdigheid van de rechter bij verzoeker objectief gerechtvaardigd.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
2.3.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1.
In artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering staat dat het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Als een wrakingsverzoek is gegrond op een klacht over de uitlating(en) van een rechter tijdens een zitting is een korte periode van bezinning op de gewraakte uitlating(en) en overleg tussen de raadsvrouw en de verdachte over indiening van het verzoek geoorloofd.
3.2.
Ter discussie is gesteld of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. De raadsvrouw deed het wrakingsverzoek direct na de lunchpauze. Die lunchpauze vond plaats niet lang na een interruptie van de raadsvrouw met betrekking tot de uitlatingen van de rechter die aanleiding hebben gegeven voor het wrakingsverzoek. Ook heeft de raadsvrouw tijdens de lunchpauze voor het eerst overleg met verzoeker kunnen voeren en gaf dat overleg aanleiding om het wrakingsverzoek te doen. Gelet op deze omstandigheden is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker het wrakingsverzoek tijdig heeft gedaan. Daarom zal de wrakingskamer het verzoek inhoudelijk beoordelen.
3.3.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in het geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren.
3.4.
De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.5.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter tegenover hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.6.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is.
3.7.
Het dossier in de strafzaak tegen verzoeker is zeer uitgebreid (ruim 3.000 pagina’s). De rechter heeft hierin kennelijk aanleiding gezien om aan het begin van de op 16 maart 2023 gehouden terechtzitting aan de aanwezigen mede te delen “
Soms vat ik dingen samen in mijn eigen woorden. Als dat volgens u niet klopt dan hoor ik dat graag van u.”. De rechter heeft ervoor gekozen om het dossier tijdens de terechtzitting voor te houden aan de hand van een vooraf door hem gemaakt(e) samenvatting/uittreksel van het dossier.
3.8.
Bij het opstellen van de samenvatting/het uittreksel heeft de rechter, zo heeft hij in zijn reactie op het wrakingsverzoek verklaard, delen uit het dossier gekopieerd. De raadsvrouw heeft dit betwist, maar de wrakingskamer volgt haar daar niet in. De wrakingskamer constateert namelijk dat in de processen-verbaal van het strafdossier door de politie/het onderzoeksteam vrij regelmatig “
de gebruiker van de iPhone ( [naam verzoeker] )” wordt gerelateerd in relatie tot de chats. Het standpunt van de raadsvrouw dat de politie/het onderzoeksteam dit consequent genuanceerder verbaliseert met de zinsneden “
op basis
van uiterlijk voorkomen en wijze van opslaan binnen de inhoud van de iPhone lijkt deze afbeelding zeer waarschijnlijk gemaakt door een toestel van het merk Apple, type iPhone, en mogelijk deze iPhone. Vermoedelijk werden de berichten weergegeven in de afbeelding dus uitgewisseld door de gebruiker van de iPhone en vermoedelijk (contact)”, klopt niet. Als overigens al sprake was geweest van een dergelijke (consequente) nuancering door de politie/het onderzoeksteam en de rechter had die nuancering niet voorgehouden, had het de verdediging vrijgestaan om de rechter tijdens of direct na het voorhouden te verzoeken die nuancering ook voor te houden. Daar heeft zij echter kennelijk geen aanleiding voor gezien.
3.9.
Tegen deze achtergrond acht de wrakingskamer het niet onlogisch dat de rechter, zoals hij tijdens de terechtzitting heeft gedaan, tijdens het voorhouden van het dossier meermaals “
de gebruiker van de telefoon” heeft gezegd in relatie tot de chats. Dit is immers bijna letterlijk wat in de processen-verbaal wordt gerelateerd.
3.10.
De rechter merkte aan het begin van de terechtzitting op dat hij soms dingen samenvat en dat de aanwezigen het daarom moeten zeggen als iets volgens hen niet zou kloppen. Daarmee heeft de rechter de verdediging uitdrukkelijk de mogelijkheid geboden om hem te onderbreken als hij een gedeelte van het dossier niet juist zou voorhouden. De raadsvrouw heeft kennelijk pas aanleiding gezien om de rechter te onderbreken nadat hij het dossier, in de visie van verzoeker, al elf keer verkeerd had voorgehouden. De raadsvrouw heeft de rechter hier immers pas expliciet op gewezen ná het uitspreken van de elf zinsneden die de raadsvrouw ter onderbouwing van het wrakingsverzoek heeft aangehaald. De wrakingskamer constateert ook dat de rechter de verdediging na die onderbreking (nogmaals) heeft uitgelegd dat hij bedoelde te zeggen “
de gebruiker waarvan de politie zegt dat het de gebruiker van de iPhone is” en vervolgens heeft de rechter, zo leidt de wrakingskamer uit het proces-verbaal van de op 16 maart 2023 gehouden terechtzitting af, consequent “
de deelnemer aan de chat” gezegd.
3.11.
Alles overwegende is de wrakingskamer van oordeel dat uit de omstandigheid dat de rechter aanvankelijk tijdens het voorhouden van het dossier in relatie tot de chats meerdere malen “de gebruiker van de telefoon” heeft gezegd, geenszins partijdigheid van de rechter valt af te leiden. De rechter heeft - na de tweede onderbreking op de terechtzitting door de verdediging - expliciet gezegd (pagina 12 van het proces-verbaal van de terechtzitting) dat de aanwezigen hem moeten verbeteren als hij het dossier niet juist voorhoudt, dat de rechtbank weet dat er wordt gechat en dat de rechtbank nog niet heeft vastgesteld dat het met die telefoon is geweest en dat het de telefoon van de verdachte is geweest. De woorden van de rechter, voor zover die naar de mening van de verzoeker een onjuiste weergave zijn, werpen dus geen schaduw vooruit op een nog te nemen (bewijs)beslissing; alle mogelijke beslissingen lagen nog open. De woorden van de rechter kunnen in redelijkheid niet zo worden begrepen dat deze enkel door vooringenomenheid van de rechter kunnen zijn ingegeven.
3.12.
De slotsom luidt dat het verzoek ongegrond is en moet worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. M. Fiege, voorzitter, mr. M. de Geus en mr. A. Verweij, rechters, in tegenwoordigheid van de mr. R.W.H. van Rijkom, griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.