ECLI:NL:RBROT:2023:3948

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
10/048321-23; 10/218774-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor bedreiging met de dood, verboden wapenbezit en beschadiging auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980, die werd beschuldigd van bedreiging met de dood, verboden wapenbezit en beschadiging van een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. De zaak betreft twee parketnummers: 10/048321-23 en 10/218774-22, waarbij de verdachte op 26 augustus 2022 een vuurwapen heeft getoond aan het slachtoffer en meerdere keren in zijn richting heeft geschoten. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging met de dood niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, het voorhanden hebben van een alarmpistool en de beschadiging van de auto van het slachtoffer werden wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen. De verdachte had een verleden met justitie en verkeerde in een kwetsbare positie, wat de rechtbank in haar strafmaat heeft meegenomen. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/048321-23; 10/218774-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 9 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1980,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/218774-22 onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/048321-23 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/218774-22 onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder parketnummer 10/218774-22 onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/218774-22 onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een alarmpistool is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak parketnummer 10/048321-23
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/048321-23 ten laste gelegde verboden wapenbezit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte op 19 maart 2022 in het voertuig heeft gezeten waarin het vuurwapen is aangetroffen en dat zijn DNA is aangetroffen op het vuurwapen.
4.3.2.
Beoordeling
Op 19 maart 2022 kwamen verbalisanten ter plaatse aan de Kruiskade te Rotterdam naar aanleiding van een melding dat daar een persoon aanwezig zou zijn die een mes in zijn bezit zou hebben. Zij zagen een groep personen staan bij een grijze Opel met kenteken
[kenteken01] . Een van die personen, die later medeverdachte [medeverdachte01] bleek te zijn, keek naar de verbalisanten. De verbalisanten zagen dat hij het portier van de auto opende, voorover boog om iets in de auto te leggen en weer omhoog kwam, terwijl hij naar de verbalisanten bleef kijken. Kort daarop troffen verbalisanten in die auto een vuurwapen aan. Uit onderzoek van The Maastricht Forensic Institute bleek dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op het vuurwapen. De verdachte heeft verklaard dat hij op 19 maart 2022 met [medeverdachte01] in de grijze Opel heeft gezeten om naar de stad te gaan, maar dat hij niets weet van het vuurwapen.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op 19 maart 2022 het vuurwapen voorhanden heeft gehad. De verbalisanten omschrijven in het proces-verbaal dat zij het vermoeden hebben dat [medeverdachte01] iets in de auto legt. Als een van de verbalisanten daarop in de auto kijkt, ziet hij een vuurwapen uitsteken tussen de bestuurdersstoel en de bijrijdersstoel. Uit de processen-verbaal van bevindingen en van het bekijken van de camerabeelden volgt niet dat de verdachte op die avond is gezien of is herkend in de groep personen die zich ophield rondom de grijze Opel. Hoewel het DNA van de verdachte onder meer is aangetroffen op de ruwe delen en de trekker van het wapen, wat bij uitstek de gebruikersplekken zijn voor het aantreffen van DNA, kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte het vuurwapen op de ten laste gelegde datum van 19 maart 2022 voorhanden heeft gehad. De verdachte zal daar derhalve van worden vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/048321-23 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewijswaardering parketnummer 10/218774-22 feiten 1 subsidiair (bedreiging) en 3 (vernieling)
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 10/218774-22 onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat er een gebrek is aan objectief bewijs in het dossier. De verklaringen van getuigen [getuige01] en [getuige02] zijn wisselend en sluiten de lezing van de verdachte, dat hij op de plaats van het incident aanwezig was maar niet heeft geschoten, niet uit. Het staat niet vast dat de verdachte een wapen heeft getoond aan aangever [slachtoffer01] .
4.4.2.
Beoordeling
Op 26 augustus 2022 omstreeks 19:32 uur kregen verbalisanten het verzoek om naar de [straatnaam01] te Rotterdam te gaan omdat daar twee harde knallen zouden zijn gehoord. Ter plaatse spraken zij met aangever [slachtoffer02] . De aangever verklaarde dat hij twee harde knallen hoorde. Vervolgens trof hij buiten zijn auto aan met kogelgaten. De verbalisanten zagen dat er ter hoogte van de rechter achterzijde en het dak van het voertuig kogelinslagen zaten. Ook troffen zij op het trottoir ter hoogte van de auto van [slachtoffer02] twee hulzen aan. Aangever [slachtoffer01] heeft bij de politie verklaard dat ‘ [bijnaam verdachte01] ’ twee keer op hem heeft geschoten in de [straatnaam01] . De aangever heeft de verdachte herkend als ‘ [bijnaam verdachte01] ’ nadat de verbalisant hem een foto van de verdachte toonde.
Getuige [getuige02] heeft verklaard dat zij een man zag die een pistool uit zijn broek haalde, richtte en tweemaal schoot. De man was getint, had zwart haar en droeg een wit Tshirt, een lichte spijkerbroek en witte schoenen. Getuige [getuige01] heeft verklaard dat hij uit het raam keek nadat hij het eerste schot hoorde. Hij zag een man staan met een vuurwapen. Getuige [getuige01] zag deze man schieten op andere man, in de richting van de [straatnaam03] . De man die schoot liep vervolgens weg in de richting van de [straatnaam02] . Hij was getint, had zwart haar en droeg een deels wit T-shirt en een lichte, lange broek
De verdachte heeft verklaard dat hij op de avond van 26 augustus 2022 op de [straatnaam01] aanwezig was met een vuurwapen, maar dat hij daar niet mee heeft geschoten. Hij heeft aangever [slachtoffer01] die avond niet gezien. De persoon genaamd [naam01] is degene die op [slachtoffer01] heeft geschoten. Nadat de schoten waren gelost hebben diverse getuigen gekeken wat er aan de hand was en hebben zij de verdachte zien staan met een vuurwapen in zijn hand. Zij hebben daarop de verkeerde conclusie getrokken dat de verdachte zou hebben geschoten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
In de avond van 26 augustus 2022 zijn aan de [straatnaam01] twee schoten gelost. Zowel aangever [slachtoffer01] als de getuigen [getuige02] en [getuige01] verklaren dat. Uit de uitgekeken camerabeelden volgt dat aangever [slachtoffer01] om 19:29 uur vanuit de [straatnaam03] in de richting van de [straatnaam01] rijdt. Om 19:30 uur en 19:31 uur is er een knal te horen. Om 19:33 uur rijdt aangever [slachtoffer01] uit de richting van de [straatnaam01] de [straatnaam03] in. Voorts wordt op camerabeelden van de [straatnaam02] gezien dat om 19:31 uur een man met een wit shirt en lichtkleurige schoenen uit de richting van het incident komt gelopen. Twee minuten later rijdt er een personenauto voorbij gelijkend op de auto waarvan de verdachte gebruik maakt. Op camerabeelden van de Maastunnel wordt gezien dat om 19:43 uur de grijze Opel met kenteken [kenteken01] vanaf de zuidkant de tunnel inrijdt. Op de bijrijdersstoel zit een getinte man met kort zwart haar en een wit T-shirt. Op basis van de camerabeelden en de door de getuigen gegeven signalementen stelt de rechtbank vast dat verdachte de persoon met het witte T-shirt is die op de camerabeelden is te zien.
Aangever [slachtoffer01] en de getuigen [getuige02] en [getuige01] hebben verklaard dat de verdachte in de [straatnaam01] stond, een wapen vasthad en twee schoten heeft gelost. De verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij in de [straatnaam01] stond en dat hij een wapen vast had. Aangever [slachtoffer01] heeft voorts verklaard dat de verdachte op hem schoot. Uit het onderzoek van de forensische opsporing volgt dat aan de hand van de beschadigingen op het dak en aan de zijkant van de Volkswagen Golf van aangever [slachtoffer02] kan worden geconcludeerd dat beide kogels van achter naar voren over de auto zijn afgevuurd. De schutter stond dus achter het voertuig. De Volkswagen stond met de voorzijde in de richting van de [straatnaam03] , de straat uit welke richting aangever [slachtoffer01] kwam gereden om 19:29 uur. In de twee minuten die daarop volgen zijn er twee schoten gelost in die richting. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte zijn wapen aan aangever [slachtoffer01] heeft getoond en in de richting van de aangever heeft geschoten. Daarmee staat tevens vast dat de verdachte de auto van aangever [slachtoffer02] heeft beschadigd.
4.4.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/218774-22 onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/218774-22 onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 26 augustus 2022 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door (dreigend) een vuurwapen te tonen aan die [slachtoffer01] en met dat vuurwapen meermalen te schieten in de richting van het lichaam van die [slachtoffer01] ;
2
hij op 28 augustus 2022 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool van het merk BBM, model GAP, kaliber 8MM P.A.K. en (daarbij) voor dat wapen geschikte munitie, te weten 6 knalpatronen van het kaliber 8mm P.A.K. voorhanden heeft gehad;
3
hij op 26 augustus 2022 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (VW Golf voorzien van kenteken [kenteken02] ), die geheel aan [slachtoffer02] toebehoorde heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd door hem een vuurwapen te tonen en tweemaal op hem te schieten. Dit deed de verdachte op een lichte zomeravond in de nabijheid van een speeltuin, waarin kinderen aan het spelen waren. Daarnaast had de verdachte een alarmpistool voorhanden. Met vuurwapens worden ernstige delicten gepleegd. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met name in de grote steden begint een steeds groter probleem te worden. Niet zelden leidt het bezit van een vuurwapen tot het daadwerkelijke gebruik daarvan. Het aantal schietincidenten met soms dodelijke afloop neemt nog steeds toe. Reden waarom tegen het bezit van vuurwapens hard behoort te worden opgetreden. Door het schieten heeft de verdachte tevens een auto vernield. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 5 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 november 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Sinds 1999 komt de verdachte regelmatig in Nederland in beeld bij justitie en heeft hij meerdere langere detentieperiodes ondergaan voor onder andere geweldsdelicten. Hij geeft aan zijn leven te willen veranderen en daar voor de ten laste gelegde feiten serieus mee bezig te zijn geweest. Er is sprake van een verstandelijke beperking bij de verdachte, maar het is vooralsnog onduidelijk in welke mate dit van invloed is op zijn functioneren. Indien de verdachte wordt veroordeeld zal binnen de detentiefasering onderzocht moeten worden of een klinisch traject beter passend zou zijn om gedragsverandering te bewerkstelligen. De financiële situatie van de verdachte is instabiel. Sinds enkele maanden is hij dakloos en verblijft hij in de nachtopvang van het Leger des Heils, omdat hij de drukte in zijn gezin niet altijd aan kan. Er is een mogelijkheid voor ondersteuning teneinde zelfstandige huisvesting te krijgen, maar hiervoor moet de verdachte meewerken aan financiële bewindvoering, hetgeen hij vooralsnog niet wil. Er is sprake van een negatief sociaal netwerk bij de verdachte. Hij lijkt daardoor gemakkelijk in voor hem verkeerde situaties terecht te komen. Er zijn twijfels over het middelengebruik van de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank legt een lagere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie is geëist nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt van het onder parketnummer 10/048321-23 ten laste gelegde vuurwapenbezit.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] , ter zake van het onder parketnummer 10/218774-22 onder 1 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 485,- aan materiële schade en een vergoeding van € 4.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het gedeelte van de vordering dat ziet op materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing en het gedeelte van de vordering dat ziet op immateriële schade te matigen. De officier van justitie heeft de rechtbank daarbij verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het gedeelte van de vordering dat ziet op materiële schade onvoldoende deugdelijk onderbouwd is. Voorts heeft de verdediging verzocht de immateriële schadevergoeding te matigen.
8.3.
Beoordeling
De gevorderde materiële schadevergoeding is op geen enkele manier onderbouwd. Voorts kan de rechtbank uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding niet vaststellen dat de benadeelde partij psychisch letsel heeft opgelopen door het handelen van de verdachte. De gevorderde immateriële schadevergoeding is daarmee eveneens onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom afwijzen. De benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de proceskosten van de verdachte. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/048321-23 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 10/218774-22 onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 10/218774-22 onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering van de benadeelde partij;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten aan de zijde van de verdachte, tot op deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt in de dagvaarding onder parketnummer 10/048321-23 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 maart 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Ekol Alp, kaliber .32, en/of (bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber .32, voorhanden heeft gehad.
Aan de verdachte wordt in de dagvaarding onder parketnummer 10/218774-22 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen althans eenmaal met een ((semi)automatisch)vuurwapen heeft geschoten op het (boven)lichaam van die [slachtoffer01] , althans in de richting van het (boven)lichaam van die [slachtoffer01] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door (dreigend) een vuurwapen te tonen aan die [slachtoffer01] en/of met dat vuurwapen meermalen althans eenmaal te schieten naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer01] ;
2
hij op of omstreeks 28 augustus 2022 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool van het merk BBM, model GAP, kaliber 8MM P.A.K. en/of (daarbij) voor dat wapen geschikte munitie, te weten 6 knalpatronen van het kaliber 8mm P.A.K. voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 26 augustus 2022 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (VW Golf voorzien van kenteken [kenteken02] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd.