ECLI:NL:RBROT:2023:3941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
10-014177-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met een samoeraizwaard

Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte, geboren in Kaapverdië in 1976, werd ervan beschuldigd met een samoeraizwaard een ander in de buik te hebben gestoken, wat leidde tot ernstig letsel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan zware mishandeling, omdat hij met het zwaard een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De rechtbank verwierp het verweer van noodweer(exces) van de verdachte, omdat er geen feiten waren die een noodweersituatie aannemelijk maakten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht maanden op, met aftrek van voorarrest, en veroordeelde de verdachte tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zowel materiële als immateriële schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat het in beslag genomen zwaard niet aan het verkeer werd onttrokken, maar wel verbeurd werd verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-014177-23
Datum uitspraak: 9 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] (Kaapverdië) op [geboortedatum01] 1976,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. R.F.H. Tamboenan, advocaat te Rotterdam,
ter terechtzitting waargenomen door mr. H. Asal.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij met een samoeraizwaard [slachtoffer01] in de buik heeft gestoken, waardoor deze (ernstig) gewond is geraakt.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met de aangever voor 2 jaar. Bij overtreding van dat verbod dient er (telkens) 2 weken hechtenis te worden toegepast, met een maximum van 6 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat bewezen kan worden dat de verdachte met een zwaard in de buik van het slachtoffer heeft gestoken. Daarbij heeft hij tenminste voorwaardelijk opzet gehad op de dood van het slachtoffer omdat de kans op dodelijk letsel – gelet op alle organen die zich in de buik bevinden – aanmerkelijk is.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde omdat het niet mogelijk is om vast te stellen dat het opzet van de verdachte was gericht op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin.
Uit het dossier wordt duidelijk dat de verdachte in een kleine ruimte (een slaapkamer) met een zwaard heeft gezwaaid terwijl getuige [getuige01] en het slachtoffer [slachtoffer02] (hierna: het slachtoffer) zich daar ook bevonden. Het slachtoffer is door het zwaard in zijn buik geraakt en heeft daarbij letsel opgelopen dat – getuige de medische informatie in het dossier – als potentieel dodelijk letsel kan worden aangeduid.
Hoewel [getuige01] en het slachtoffer beiden verklaren dat de verdachte met het zwaard [slachtoffer02] stak, is de overige informatie in het dossier over de feitelijke toedracht van het incident beperkt. In feite betreft het hier de verklaringen van [getuige01] en [slachtoffer02] tegenover die van de verdachte, nu er verder geen getuigen bij aanwezig waren en er ook anderszins geen bewijs van de feitelijke gang van zaken zich in het dossier bevindt. In de woning heeft ook geen forensisch onderzoek plaatsgevonden waaraan de verklaringen van de getuigen getoetst kunnen worden.
Uit die genoemde verklaringen kan slechts met zekerheid worden opgemaakt dat de verdachte met een samoeraizwaard een enkele keer heeft gezwaaid of gestoken in de richting van het slachtoffer. Het een enkele keer zwaaien/steken met een zwaard in iemands richting is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte willens en weten bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van die gedraging. Dat het ontstane letsel blijkens de zich in het dossier bevindende medische verklaring wel potentieel dodelijk had kunnen zijn, doet daaraan niet af, nu ook dit geen bewijs oplevert voor het opzet daarop van de verdachte.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde (poging tot doodslag) is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. In het door de verdediging geschetste alternatieve scenario heeft de verdachte niet gestoken met het zwaard, maar heeft het slachtoffer zich richting of tegen het getrokken zwaard bewogen.
4.2.2.
Beoordeling
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. Het alternatieve scenario vindt geen steun in het dossier. Daar tegenover is er reden om aan te nemen dat de door [getuige01] en het slachtoffer afgelegde verklaringen authentiek zijn. [getuige01] en het slachtoffer hebben los van elkaar, in de ochtend na het incident, zonder dat zij de gelegenheid lijken te hebben gehad om hun verklaringen op elkaar af te stemmen, op hoofdlijnen gelijkluidend verklaard over de toedracht.
Op basis van die verklaringen kan vastgesteld worden dat de verdachte het slachtoffer heeft geraakt toen hij zijn zwaard bewoog in de richting van het slachtoffer. Uit het proces-verbaal waarin het zwaard wordt beschreven blijkt dat het om een katana met een lengte van ongeveer tachtig centimeter gaat; een zwaard dat in de volksmond vooral als ‘samoeraizwaard’ bekend staat. Door met een dergelijk wapen te bewegen in de richting van een persoon heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen.
4.2.3.
Conclusie
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 januari 2023 te Rotterdam aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig letsel aan zijn darmen, heeft toegebracht door met een samoeraizwaard, een stekende beweging in de richting van die [slachtoffer01] te maken, waarbij die [slachtoffer01] in zijn buik is geraakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit en dader

5.1.
Kwalificatie
Het bewezen feit levert op:
subsidiair:
zware mishandeling.
5.2.
Noodweer(exces)
5.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich mocht verdedigen en er sprake was van noodweer(exces). De verdachte bevond zich samen met [getuige01] en het slachtoffer in een slaapkamer. In die slaapkamer gaf het slachtoffer hem kopstoten en werd hij met een bierflesje op zijn schouder geslagen. Omdat [getuige01] en het slachtoffer voor hem stonden kon hij zich ook niet aan de situatie onttrekken.
5.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden voor de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waaruit kan worden afgeleid dat er een dergelijke noodweersituatie bestond voor de verdachte.
De verklaring van de verdachte dat het slachtoffer al agressief was toen hij de woning binnenkwam, vindt weerlegging in de verklaring van de getuige [getuige02] . Toen zij [getuige01] en het slachtoffer naar de woning bracht was er eigenlijk niets aan de hand; zij waren niet agressief en zij hadden op een energiedrankje na ook geen drank mee genomen, uit de auto de woning in.
Ook de verklaring van de verdachte dat hij werd mishandeld en dat hij niet uit de slaapkamer kon komen omdat hij door [getuige01] en het slachtoffer in het nauw werd gedreven is mede gelet op de wisselende verklaringen die de verdachte heeft afgelegd over de plaats in de woning waar het incident zich heeft afgespeeld, onvoldoende aannemelijk geworden.
Het beroep op noodweer(exces) wordt daarom verworpen.
5.2.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.
De verdachte is dus strafbaar.
6 Motivering straf
6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte was werkzaam in de binnenvaart en verbleef in de weken dat hij aan wal was, bij zijn neef. De verdachte had [getuige01] kort in die woning laten verblijven. Op de dag voor het incident had hij aan [getuige01] gevraagd om zijn spullen op te halen en de sleutel in te leveren. Op zitting heeft de verdachte verklaard dat hij geïrriteerd was omdat [getuige01] al de hele dag had moeten bellen.
Toen [getuige01] samen met zijn neef [slachtoffer02] zijn spullen kwam ophalen is het uit de hand gelopen. Hoewel het tijdstip waarop [getuige01] en [slachtoffer02] bij de woning aankwamen (in de nacht, kort na 02.00 uur) minder gelukkig was, had de verdachte uitdrukkelijk een andere keuze moeten maken dan het in de buik steken van [slachtoffer02] met een katana, ook wel een samoeraizwaard genoemd. Het slachtoffer heeft daarbij potentieel dodelijk letsel opgelopen. Dat hij het letsel heeft overleefd is een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is. De verdachte heeft door aldus te handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
6.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 april 2023. Dit rapport houdt – onder meer en voor zover van belang en kort samengevat – het volgende in:
“Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij vinden interventies of toezicht niet geïndiceerd. Er zijn op de diverse leefgebieden geen problemen gezien waarvoor inzet vanuit de reclassering nodig is. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.”
De rechtbank heeft acht geslagen op de informatie van de reclassering.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank legt een lagere straf of dan door de officier van justitie is geëist omdat de verdachte van het primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
De officier van justitie heeft gevorderd om aan de verdachte ook de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod met de aangever, op te leggen.
Omdat uit de informatie van de reclassering blijkt dat het recidiverisico en daarnaast ook het risico op letselschade als laag worden ingeschat, is de rechtbank niet overtuigd van de noodzaak om die maatregel op te leggen. Niet is gebleken dat de verdachte, ondanks het bewezen verklaarde feit, opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen zwaard te onttrekken aan het verkeer.
7.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
7.3.
Beoordeling
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd zal het in beslag genomen zwaard niet worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van dit zwaard is niet in strijd met de wet of met het algemeen belang. Wel zal het zwaard worden verbeurd verklaard. Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.136,43 aan materiële schade en een vergoeding van € 13.500,- aan immateriële schade. De vordering bestaat voor wat betreft de materiële schade uit de volgende posten:
  • € 854,43 ambulancezorg;
  • € 400,- (door bloedvlekken) beschadigde kleding;
  • € 882,- zes weken huishoudelijke hulp.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot het integraal toewijzen van de vordering en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Omdat er vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging is bepleit zou de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging de vordering integraal betwist.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Omdat de vordering genoegzaam is onderbouwd en door de verdediging onvoldoende gemotiveerd is betwist, zal deze worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft voorts een vergoeding gevorderd van € 13.500,- in verband met immateriële schade. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. In het artikel wordt onder lid 1 sub b genoemd aantasting in de persoon:
1) door het oplopen van lichamelijk letsel;
2) door schade in zijn eer of goede naam; of
3) op andere wijze.
De benadeelde partij heeft lichamelijke letsel opgelopen doordat hij met een zwaard in zijn buik is gestoken. Uit de onderbouwing van de benadeelde partij blijkt dat hij is geopereerd waarna hij meerdere weken heeft moeten herstellen, dat hij nog steeds littekens heeft en dat het incident een nadelige invloed op zijn psyche heeft gehad. Het onverhoeds aangevallen en potentieel dodelijk verwond worden door een samoeraizwaard brengt met zich dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Er is derhalve zowel sprake van het oplopen van lichamelijk letsel als een aantasting in de persoon op andere wijze. Ook deze vordering is onvoldoende gemotiveerd betwist.
Op basis daarvan kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 10.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 12.136,43, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het subsidiaire feit: het zwaard met goednummer [beslagnummer01] ;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 12.136,43 (zegge: twaalfduizend honderdzesendertig euro en drieënveertig cent), bestaande uit € 2.136,43 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 12.136,43(hoofdsom,
zegge: twaalfduizend honderdzesendertig euro en drieënveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 12.136,43 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
95 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. L. Daum en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 januari 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een (samoerai)zwaard, althans een scherp/puntig voorwerp stekende bewegingen heeft gemaakt naar die [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] in zijn buik, in elk geval het lichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden (302):hij op of omstreeks 15 januari 2023 te Rotterdam aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig) letsel aan zijn darmen, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal met een (samoerai)zwaard, althans een scherp /puntig voorwerp stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer01] te maken, waarbij die [slachtoffer01] in zijn buik, in elk geval het lichaam is geraakt;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden (45/302):hij op of omstreeks 15 januari 2023 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal met een (samoerai)zwaard, althans een scherp/puntig voorwerp stekende bewegingen heeft gemaakt naar die [slachtoffer01] , waarbij die [slachtoffer01] in zijn buik, in elk geval het lichaam is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.