4.2.1.Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 ten laste gelegde (het al dan niet samen met de medeverdachte aanwezig hebben van harddrugs en softdrugs).
Daartoe is aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) niet betrouwbaar is en daarom niet bruikbaar is voor het bewijs. Zonder zijn verklaring is sprake van onvoldoende bewijs.
Subsidiair is aangevoerd dat de processen-verbaal van doorzoeking van de garagebox onduidelijk zijn, waardoor niet met zekerheid gesteld kan worden welke verdovende middelen waar zijn aangetroffen. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
4.2.2.Beoordeling door de rechtbank
Op 8 december 2022 heeft de medeverdachte [medeverdachte01] met zijn auto een verkeersongeluk gehad. In de afwikkeling daarvan heeft de politie onder zijn omgevallen auto XTC-pillen (MDMA) en in zijn auto ketamine gevonden.
[medeverdachte01] huurde een garagebox. Hij verklaart hierover dat wat daar ligt – hij noemt hasj en ketamine – van een andere jongen is. Hij zegt dat hij niet precies weet wat er verder ligt van die jongen: “
Meestal doet hij altijd zijn ding”. De jongen kon de spullen niet meer bij hem thuis bewaren en heeft daarom [medeverdachte01] gevraagd of hij zijn garagebox mocht gebruiken. Ze zijn daar in de afgelopen maanden regelmatig samen naartoe gegaan. Een deel van de spullen zou in een kluis liggen. Als de politie hem voorhoudt dat er ook kogelpatronen zijn gevonden, noemt hij de naam van die jongen: [verdachte01] , wat ook de naam is van de verdachte.
Nadat de politie de garagebox heeft doorzocht en naast hasj en ketamine ook verschillende harddrugs heeft aangetroffen, blijft [medeverdachte01] volhouden dat dat niet van hem is, maar van de verdachte. Die heeft bovendien een sleutel van de kluis.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wel een aantal keer in de garagebox is geweest, maar nooit alleen, en dat hij daar wat heeft opgeruimd. Hij heeft de drugs, die in zijn woning zijn gevonden, gekocht voor eigen gebruik bij [medeverdachte01] .
De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van de verschillende soorten drugs die zijn gevonden in de garagebox, de auto van [medeverdachte01] , en de onderbroek van [medeverdachte01] .
Vast staat dat de verklaringen van de verdachte en [medeverdachte01] bij de politie strijdig zijn met elkaar en dat de verdachten elkaar over en weer beschuldigen van het voorhanden hebben van de harddrugs in de garagebox. De vraag is dan ook of de verklaring van [medeverdachte01] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs is. Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend omdat de verklaring van [medeverdachte01] wordt ondersteund door de overige feiten en omstandigheden in het dossier.
Ten eerste is gebleken dat de verdachte inderdaad een sleutel had van de kluis in de garagebox. Ten tweede heeft de verdachte bevestigd dat hij regelmatig samen met [medeverdachte01] naar de garagebox toe ging. Ten derde heeft de broer van de verdachte op 9 december 2022, kort nadat [medeverdachte01] werd aangehouden, berichten gestuurd naar het broertje van [medeverdachte01] , waarin hij vroeg of die een sleutel had van de garagebox van [medeverdachte01] . Als hij geen sleutel kreeg, zou [medeverdachte01] in de problemen komen met de politie. Het is ongeloofwaardig dat, zoals de verdachte verklaarde, hij niet wist waarom zijn broer deze berichten stuurde of waarom zijn broer de sleutel wilde hebben van de garagebox. Het tijdstip waarop de broer van de verdachte deze berichten verstuurde, past verder goed bij de verklaring van de verdachte op de zitting dat hij
meteenafwist van de
crashvan [medeverdachte01] met zijn auto in de nacht van 8 op 9 december 2022, omdat er filmpjes van op social media stonden.
Het kan volgens de rechtbank niet anders zijn geweest dan dat de verdachte, nadat [medeverdachte01] werd aangehouden, zijn broer heeft gevraagd om contact te zoeken met het broertje van [medeverdachte01] om een sleutel van de garagebox te krijgen, om de drugs daar weg te kunnen halen. Gecombineerd met zijn bezit van de kluissleutel en de verklaring van [medeverdachte01] , is duidelijk dat de verdachte niet alleen af wist van de aanwezigheid van de drugs in de garagebox, maar daar ook – samen met [medeverdachte01] – de beschikkingsmacht over had. Wanneer hij iets nodig had, ging hij er samen met [medeverdachte01] naar toe en met zijn sleutel kon hij de harddrugs uit de kluis halen. Dat leidt ertoe dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet relevant is welk deel van de drugs ín en welk deel buiten de kluis lag: beide verdachten konden er samen bij.
Evenwel zal de rechtbank niet alle ten laste gelegde hoeveelheden bewezen verklaren.
Ten aanzien van de hoeveelheid cocaïne lijkt het proces-verbaal omtrent de doorzoeking van de garagebox een onjuist goednummer te bevatten, zoals ook naar voren is gebracht door de verdediging. In dit proces-verbaal staat opgenomen dat ‘
een zak met een blok wit poeder’is aangetroffen met een brutogewicht van 254,9 gram maar het erbij genoemde goednummer behoort (ook) toe aan een aangetroffen bivakmuts. Het brutogewicht wordt in het relaasproces-verbaal gekoppeld aan het SIN [SIN-nummer01] , dat terugkomt in het proces-verbaal omtrent onderzoek verdovende middelen. Daar gaat het echter om ‘
1 gripzak met daarin 2 plastic zakjes met daarin wit poeder en brokjes’. Dat is getest door het NFI als 247,7 gram cocaïne.
Nu noch het goednummer, noch de omschrijving overeenkomt met wat is aangetroffen in de garagebox, kan de door het NFI geteste hoeveelheid van 247,7 gram cocaïne inderdaad niet herleid worden tot drugs die in de garagebox zijn gevonden. Van dit gedeelte zal de verdachte worden vrijgesproken. Na aftrek van genoemde 247,7 gram cocaïne blijft er nog een hoeveelheid cocaïne in de tenlastelegging staan. De rechtbank zal daarom ‘een hoeveelheid’ cocaïne bewezen verklaren.
Tevens zal de rechtbank een gedeelte van de MDMA, aangetroffen in het voertuig van [medeverdachte01] , niet aan de verdachte toerekenen. Niet kan worden bewezen dat de verdachte hier op dat specifieke moment de wetenschap van of beschikkingsmacht over had. Van dit gedeelte zal de verdachte worden vrijgesproken, waardoor ook slechts ‘een hoeveelheid’ MDMA bewezen zal worden verklaard.