ECLI:NL:RBROT:2023:3935

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
10/322699-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van diverse harddrugs en ketamine zonder registratie

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001, die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van verschillende soorten drugs, waaronder cocaïne, amfetamine, MDMA, hasjiesj, hennep en ketamine. De verdachte huurde een garagebox waarin deze drugs werden aangetroffen. Tijdens de zitting op 21 maart 2023 werd vastgesteld dat niet alle ten laste gelegde hoeveelheden bewezen konden worden, maar dat de verdachte wel verantwoordelijk was voor een grote hoeveelheid ketamine. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, de beschikkingsmacht had over de drugs in de garagebox. De verdachte bekende een deel van de tenlastelegging, maar ontkende kennis te hebben van alle drugs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van het in voorraad hebben van ketamine, maar verklaarde de aanwezigheid van andere drugs wel bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 100 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een taakstraf van 200 uur. De in beslag genomen auto werd teruggegeven aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/322699-22
Datum uitspraak: 4 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
raadsman mr. J. van der Stel, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde feit, te weten het medeplegen van het in voorraad hebben of verhandelen van ketamine;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde, te weten het aanwezig hebben van cocaïne, MDMA, amfetamine, ketamine en hasjiesj;
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 107 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, zich zal melden bij de reclassering, een ambulante behandeling zal volgen bij Homerun Forensische Zorg, zal meewerken aan middelencontrole en geen contact zal zoeken met de medeverdachte, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van feit 3 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring van feit 2 en 3 subsidiair
Het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Het onder 3 subsidiair ten laste gelegde is ook door de verdachte bekend. Hij had bijna twee kilo ketamine in de auto liggen ten tijde van het ongeval en hij had een kleine hoeveelheid ketamine in zijn onderbroek, terwijl hij wist van de ketamine in zijn garagebox. De rechtbank heeft op grond van het dossier vastgesteld dat alleen de ketamine uit de auto door het NFI is getest. De overige poeders zijn alleen indicatief door de politie getest als ketamine. Er is in dit geval onvoldoende verband tussen de geteste hoeveelheden en de enkel indicatief geteste hoeveelheden. De poeders zijn op verschillende plekken aangetroffen en niet gesteld of gebleken is dat zij uit dezelfde voorraad kwamen. De rechtbank zal daarom ‘een grote hoeveelheid’ ketamine bewezen verklaren. Bovendien zal de verdachte bij dit feit worden vrijgesproken van het medeplegen, omdat niet gebleken is dat de medeverdachte een dergelijke rol had bij de aanwezigheid van deze ketamine in de auto.
4.3.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde (het al dan niet samen met de medeverdachte aanwezig hebben van harddrugs). Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen beschikkingsmacht had over de inhoud van de kluis.
4.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 8 december 2022 heeft de verdachte met zijn auto een verkeersongeluk gehad. In de afwikkeling daarvan heeft de politie onder zijn omgevallen auto XTC-pillen (MDMA) en in zijn auto ketamine gevonden.
De verdachte huurde een garagebox. In de garagebox is vervolgens hasj en ketamine aangetroffen en ook (deels in een kluis) cocaïne, amfetamine en MDMA.
De verdachte heeft vrijwel vanaf het eerste moment verklaard dat de ‘spullen’ in de garagebox, waaronder ketamine en hasj, van de medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) waren. Die had een sleutel van de kluis. Ze gingen steeds samen naar de garagebox toe en de verdachte opende met zijn tag en sleutels het hek en de garagebox. Hij heeft verklaard dat hij wel wist van de hasj en ketamine, maar niet van de harddrugs. Op zitting heeft hij erkend dat hij óók wel wist dat hij MDMA bij zich had: de zak XTC-pillen in de auto moest hij namelijk naar de garagebox brengen.
De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van de verschillende soorten drugs die zijn gevonden in zijn garagebox, zijn auto en zijn onderbroek.
Vast staat dat de verklaringen van [medeverdachte01] en de verdachte bij de politie strijdig zijn met elkaar en dat de verdachten elkaar over en weer beschuldigen van het voorhanden hebben van de harddrugs in de garagebox. De vraag is dan ook of de verklaring van de verdachte betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs is. Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend omdat de verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de overige feiten en omstandigheden in het dossier.
Ten eerste geldt dat de verdachte de huurder was van de garagebox en daar in beginsel als enige met zijn tag en sleutels toegang toe had. Er mag van uit worden gegaan dat hij wist wat zich in de garagebox bevond. Dat bevestigt hij grotendeels ook: hij wist dat er hasj en ketamine lag en heeft zelfs twee tot drie maanden voor zijn aanhouding een deel van de ketamine verplaatst naar zijn auto, omdat hij vond dat er ‘te veel’ lag in de garagebox. Hij ontkent geweten te hebben dat er verder nog iets lag, maar heeft uiteindelijk wel bekend dat hij wist dat de pillen XTC waren, die ook naar de garagebox moesten. De rechtbank vindt dan ook niet geloofwaardig dat de verdachte niet wist van de cocaïne en amfetamine, ook al lagen deze in een kluis waartoe hij geen toegang zou hebben gehad.
Uit zijn verklaring, gecombineerd met het feit dat hij de huurder was van de garagebox en het feit dat medeverdachte [medeverdachte01] een sleutel had van de kluis, concludeert de rechtbank dat de verdachte niet alleen wist van de drugs in zijn garagebox, maar daar ook – samen met [medeverdachte01] – de beschikkingsmacht over had. Wanneer ze iets nodig hadden, gingen ze er immers samen naar toe. De verdachte opende dan de garagebox en [medeverdachte01] de kluis. Dat leidt ertoe dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet relevant is welk deel van de drugs in en welk deel buiten de kluis lag: de verdachten konden er (enkel) samen bij. Dit vindt ook steun in het feit dat de broer van [medeverdachte01] op 9 december 2022, kort nadat de verdachte werd aangehouden, berichten heeft gestuurd naar het broertje van de verdachte, waarin hij vroeg of die een sleutel had van de garagebox van de verdachte. Als hij geen sleutel kreeg, zou de verdachte in de problemen komen met de politie. Het kan volgens de rechtbank niet anders zijn geweest dat [medeverdachte01] , nadat de verdachte werd aangehouden, zijn broer heeft gevraagd om contact te zoeken met het broertje van de verdachte om een sleutel van de garagebox te krijgen, om de drugs daar weg te kunnen halen.
Evenwel zal de rechtbank niet alle ten laste gelegde hoeveelheden bewezen verklaren.
Ten aanzien van de hoeveelheid cocaïne lijkt het proces-verbaal van de doorzoeking van de garagebox een onjuist goednummer te bevatten. In dit proces-verbaal staat opgenomen dat ‘
een zak met een blok wit poeder’is aangetroffen met een brutogewicht van 254,9 gram, maar het erbij genoemde goednummer behoort (ook) toe aan een aangetroffen bivakmuts. Het brutogewicht wordt in het relaasproces-verbaal gekoppeld aan het SIN [SIN-nummer01] , dat terugkomt in het proces-verbaal omtrent onderzoek verdovende middelen. Daar gaat het echter om een ander goednummer en de omschrijving is ‘
1 gripzak met daarin 2 plastic zakjes met daarin wit poeder en brokjes’. Dat is getest door het NFI als 247,7 gram cocaïne. Nu noch het goednummer, noch de omschrijving overeenkomt met wat is aangetroffen in de garagebox, kan de door het NFI geteste hoeveelheid van 247,7 gram cocaïne niet herleid worden tot drugs die in de garagebox zijn gevonden. Van dit gedeelte zal de verdachte worden vrijgesproken. Na aftrek van genoemde 247,7 gram cocaïne blijft er nog een hoeveelheid cocaïne in de tenlastelegging staan. De rechtbank zal daarom ‘een hoeveelheid’ cocaïne bewezen verklaren.
Tot slot zal de rechtbank onder feit 2 bewezen verklaren dat de verdachte tezamen en in vereniging, althans alleen, MDMA aanwezig heeft gehad. De verdachte heeft een deel van de MDMA samen met [medeverdachte01] aanwezig gehad (in de garagebox) en een deel alleen (in de auto).
4.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte:
  • onder feit 1 tezamen en in vereniging althans alleen een hoeveelheid cocaïne, 116,2 gram amfetamine en 96,8 gram MDMA aanwezig heeft gehad;
  • onder feit 2 tezamen en in vereniging ongeveer 6,1 kilo hasjiesj en 113,3 gram hennep aanwezig heeft gehad, en
  • onder feit 3 subsidiair een grote hoeveelheid ketamine in voorraad heeft gehad.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 8 december 2022 tot en met 9 december 2022 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 116,2 gram)van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
- ongeveer 96,8 gram van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 8 december 2022 tot en met 9 december 2022 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,1 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en ongeveer 113,3 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 8 december 2022 tot en met 9 december 2022 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard opzettelijk zonder registratie een grote hoeveelheid ketamine in voorraad heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs (cocaïne, amfetamine en MDMA) en ruim 6 kilo hasjiesj en/of hennep in zijn garagebox bewaard. Daarnaast lag er in zijn auto nog meer MDMA en ook bijna 2 kilo ketamine. Dit zijn ernstige feiten. Het mag voor zich spreken dat drugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat met de handel in en het gebruik van drugs veel andere vormen van criminaliteit gepaard gaan. Voor het plegen deze feiten worden doorgaans dan ook flinke gevangenisstraffen opgelegd. Gelukkig lijkt de verdachte de ernst van harddrugsgebruik ook in te zien, aangezien hij na zijn aanhouding volledig is gestopt met het gebruik ervan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 maart 2023. De reclassering komt in het kort tot de volgende conclusies.
De reclassering ziet geen directe risicoverhogende factoren aanwezig. De verdachte beschikt over huisvesting en als zelfstandige zonder personeel met veel werkopdrachten heeft hij een gestructureerde dagbesteding. Hij heeft zijn negatieve contacten verbroken en beschikt met een opdrachtgever, tevens vriend, over een steunend netwerk.
De reclassering meent wel dat het middelengebruik van de verdachte en zijn psychosociaal
functioneren aandacht behoeven. Hij is sinds zijn schorsing abstinent, maar geeft aan soms nog trekgevoelens te hebben. Ten aanzien van deze zorgpunten is de verdachte aangemeld bij Homerun Forensische Zorg. Dat verloopt tot nu toe naar wens.
De reclassering denkt dat met inzet van reclasseringstoezicht en forensische zorg het risico op recidive sterk verminderd wordt en adviseert voortzetting van de bijzondere voorwaarden zoals die golden tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze houden in:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een ambulante behandeling bij Homerun Forensische Zorg;
  • het meewerken aan middelencontrole (via urineonderzoek), en
  • een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte01] .
De reclassering vindt een gevangenisstraf niet wenselijk. Daarbij houdt de reclassering rekening met zijn relatief jonge leeftijd, zijn blanco strafblad en zijn werk als ZZP’er. Wel wordt hij in staat geacht een taakstraf uit te kunnen voeren.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De omstandigheden die de reclassering noemt, maar ook de strafeis van de officier, spelen daarin een belangrijke rol. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt daarbij tot een iets lagere straf dan geëist, nu zij minder bewezen acht.
De reclassering acht begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk, dus ook om die reden zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen auto (kenteken [kenteken01] ) primair verbeurd te verklaren en subsidiair te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de in beslag genomen auto (kenteken [kenteken01] ) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De auto is onderzocht door de douane, die heeft meegedeeld dat er geen verborgen ruimte in is aangetroffen. De rechtbank zal daarom de teruggave van de auto gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen, 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat
van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 87 (zevenentachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor), op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als de reclassering noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Homerun Forensisch Zorg of een soortgelijke zorgverlener (te bepalen door de reclassering), gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd meewerken aan de controle van het gebruik van drugs om zijn middelengebruik te beheersen. De reclassering kan voor de controle urineonderzoek gebruiken en bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte01] (geboren op [geboortedatum02] 2003 te [geboorteplaats02] ), gedurende de proeftijd of zoveel korter als het Openbaar Ministerie verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: 1 STK Personenauto [kenteken01] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 4 april 2023.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2022 tot en met 9 december 2022 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 268,3 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 116,2 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
- ongeveer 96,8 gram (bruto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2022 tot en met 9 december 2022 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,1 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 113,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2022 tot en met 9 december 2022 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, en/of te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten ongeveer 2.324,8 gram (bruto) ketamine, opzettelijk in voorraad heeft gehad en/of verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of uitgevoerd en/of verhandeld;
subsidiair, indien het primair tenlastegelegde feit niet tot een bewezenverklaring kan leiden:
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2022 tot en met 09 december 2022 te Heinenoord, gemeente Hoeksche Waard, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zonder registratie een (grote) hoeveelheid ketamine (ongeveer 2.324,8 gram), in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad.