In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en een gedaagde, die als nareiziger met haar minderjarige kinderen in een asielzoekerscentrum (AZC) verbleef. Het COA vorderde ontruiming van de door de gedaagde gebruikte ruimte in het AZC, omdat zij een aangeboden woning had geweigerd. De gedaagde had een afgeleide verblijfsvergunning en was in afwachting van passende huisvesting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet adequaat was geïnformeerd over de huisvestingsprocedure en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar persoonlijke omstandigheden, zoals haar rugklachten en de gezinssamenstelling. De voorzieningenrechter oordeelde dat het COA niet de benodigde zorgvuldigheid had betracht en dat de aangeboden woning niet passend was voor de gedaagde en haar kinderen. Hierdoor werd de vordering van het COA afgewezen en werd het COA veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.