In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Gemeente Rotterdam en [verweerder01]. De Gemeente Rotterdam verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder01] op grond van ernstig verwijtbaar handelen, omdat hij een dienstvoertuig onrechtmatig voor privédoeleinden had gebruikt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder01] in de periode van 1 april 2022 tot en met 9 mei 2022 het dienstvoertuig in zijn bezit had en dit voor privédoeleinden gebruikte, terwijl hij wist dat dit niet was toegestaan. Ondanks dit verwijtbare handelen, concludeerde de kantonrechter dat de feiten en omstandigheden niet van zodanig gewicht waren dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen en dat de lange diensttijd en het goede functioneren van [verweerder01] in overweging moesten worden genomen. De kantonrechter heeft uiteindelijk de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juni 2023, maar heeft bepaald dat [verweerder01] geen recht had op een transitievergoeding, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.