ECLI:NL:RBROT:2023:3854

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10-257586-22 + 10-234982-22 (gev. ttz) / TUL VV: 21-000239-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijden met zwaar lichamelijk letsel en vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloos rijden, het veroorzaken van een verkeersongeval, en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte reed op 8 oktober 2022 met een snelheid van 62 tot 67 km/u door een rood verkeerslicht, waardoor hij een bromfietser, [slachtoffer03], aanreed en haar zwaar lichamelijk letsel toebracht, waaronder tien gebroken ribben en een gebroken neus. Na het ongeval verliet de verdachte de plaats van het ongeval zonder hulp te bieden aan het slachtoffer. Daarnaast was de verdachte onder invloed van alcohol en drugs en had hij geen rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, wat leidde tot een gevangenisstraf van 42 maanden, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier jaar, en twee weken hechtenis voor het rijden zonder rijbewijs. De verdachte werd vrijgesproken van de bedreiging van twee personen, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht, maar ook een ernstig risico had gecreëerd door het bezit van een vuurwapen, wat in de maatschappij onaanvaardbaar is. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en het onaanvaardbare risico van vuurwapenbezit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10-257586-22 + 10-234982-22 (gev. ttz)
Rolnummer vordering TUL VV: 21-000239-21
Datum uitspraak: 4 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] ( [postcode01] ) te [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2023.

2.Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Vollebregt, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10-234982-22 ten laste gelegde, te weten de bedreiging door het tonen en het laden van een vuurwapen;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10-257586-22 onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, te weten het voorhanden hebben van een vuurwapen, het roekeloos en te hard, onder invloed van een middel door rood licht rijden en daarbij een bromfietser zwaar lichamelijk letsel toebrengen, het verlaten van de plaats van het ongeval, het weigeren van een bloedonderzoek en het rijden zonder rijbewijs;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaar (ten aanzien van het onder parketnummer 10-234982-22 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10-257586-22 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde);
  • veroordeling van de verdachte tot 2 weken hechtenis (ten aanzien van het onder parketnummer 10-257586-22 onder 5 ten laste gelegde);
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met rolnummer 21-000239-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak t.a.v. het onder parketnummer 10-234982-22 ten laste gelegde feit
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de ten laste gelegde bedreiging van zowel
[slachtoffer01] als [slachtoffer02] .
Volgens de verklaring van de aangever [slachtoffer01] (hierna: de aangever) heeft de verdachte een vuurwapen getrokken, het vuurwapen doorgeladen en het vuurwapen op de aangever gericht. Dit wordt ondersteund door de verklaring van zijn schoonmoeder, [getuige01] (hierna: [voornaam getuige01] ). [voornaam getuige01] stond het dichtste bij de verdachte en heeft – volgens zowel haar verklaring als de verklaring van de aangever – ingegrepen om erger te voorkomen. Haar verklaring is betrouwbaar, omdat zij heeft verklaard altijd een goede band te hebben gehad met de verdachte en zijn moeder en omdat zij ook kritisch is naar haar schoonzoon (de aangever).
Voorts is de verklaring van [getuige02] (hierna: [voornaam getuige02] ) relevant. Zij is de dochter van [voornaam getuige01] en de vriendin van de aangever. [voornaam getuige02] heeft het vuurwapen zelf niet gezien maar wat zij verklaart over haar eigen waarneming ondersteunt de verklaringen van de aangever en [voornaam getuige01] .
Voorts heeft de getuige [getuige03] (hierna: [voornaam getuige03] ) verklaard dat de verdachte uit de auto stapte en daarna iets vasthield.
Tot slot bevinden zich in het dossier de verklaringen van de broer van de aangever,
[slachtoffer02] (hierna: [voornaam slachtoffer 02] ). Ook hij heeft gezien dat de verdachte het vuurwapen pakte, doorlaadde en dat de verdachte het vuurwapen heeft getoond. Bij de rechter-commissaris heeft [voornaam slachtoffer 02] verklaard dat het vuurwapen niet op hem was gericht maar desondanks kan ook de bedreiging op hem wettig en overtuigend worden bewezen. Het pakken, doorladen en tonen van een vuurwapen levert evident een strafbare bedreiging op.
Dat voornoemde verklaringen uiteenlopen op het punt van waar de verdachte het vuurwapen vandaan heeft gehaald, tast de betrouwbaarheid van de verklaringen niet aan.
4.1.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de verdachte op 22 mei 2022 voor de woning van [voornaam getuige01] onenigheid met de aangever heeft gehad waarna de verdachte is weggegaan. Hierna heeft er op dezelfde dag wederom een confrontatie plaatsgevonden.
Volgens de aangever heeft de verdachte op dat moment de aangever en zijn broer [voornaam slachtoffer 02] bedreigd met een vuurwapen. De verdachte ontkent stellig op dat moment een vuurwapen bij zich te hebben gehad en te hebben gedreigd met woorden.
De rechtbank stelt vast dat de aangever en de getuigen, die allemaal tot de familie van de aangever behoren, over dit incident verschillende verklaringen hebben afgelegd die op diverse belangrijke punten tegenstrijdig zijn. Zo wordt er verschillend verklaard over de locatie waar de bedreiging zou hebben plaatsgevonden, over waar het vuurwapen vandaan zou zijn gepakt en over op wie het vuurwapen gericht zou zijn. De verklaringen van de verschillende getuigen wijken niet alleen onderling van elkaar af, maar ook de diverse door dezelfde persoon afgelegde verklaringen zijn niet consistent en bevatten tegenstrijdigheden.
Het dossier bevat geen ander bewijs, zoals bijvoorbeeld forensisch bewijs, camerabeelden of onafhankelijke getuigenverklaringen, die de verklaringen van de aangever, zijn schoonmoeder, vriendin, broer en schoonzus ondersteunen.
Het ontbreken van voldoende ondersteunend bewijs in combinatie met de afwijkende, inconsistente en tegenstrijdige verklaringen van de aangever en de getuigen maken dat de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft bekomen dat het incident heeft plaatsgevonden zoals ten laste is gelegd.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal daarvan dus worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering t.a.v. feiten 1, 4 en 5 onder parketnummer 10-257586-22
Het onder 1 (vuurwapenbezit), 4 (niet meewerken aan bloedproef) en 5 (rijden zonder rijbewijs) ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering t.a.v. feiten 2 en 3 onder parketnummer 10-257586-22
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 2 (kort gezegd: het veroorzaken van het ongeval) en 3 (het verlaten van de plaats van het ongeval) vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is kort gezegd aangevoerd dat de verdachte niet degene is geweest die zich op het moment van het ongeval achter het stuur bevond van de personenauto die het ongeval heeft veroorzaakt. Hij lag op dat moment te slapen op de achterbank van de betreffende auto en was zwaar onder invloed van verdovende middelen.
4.3.2.
Beoordeling
Vaststaat dat op 8 oktober 2022 omstreeks 06:00 uur op de Aveling te Hoogvliet een verkeersongeval heeft plaatsgevonden tussen een personenauto, een Hyundai Kona met kenteken [kenteken01] , en een bromfiets ten gevolge waarvan de bestuurder van de bromfiets, [slachtoffer03] , zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het letsel bestond onder meer uit een gebroken neus, tien gebroken ribben, een scheur in de nier en lever en een abces in de rechterknie, waarvoor een operatie noodzakelijk was.
De bestuurder van de personenauto is na dit verkeersongeval doorgereden. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte de bestuurder is geweest van de personenauto die dit verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank verder de volgende feiten en omstandigheden vast.
Omstreeks 6:25 uur komen de politieagenten ter plaatse. Zij zien op het wegdek de bromfiets liggen met zeer forse schade. Ook zien zij meerdere onderdelen rondom de bromfiets liggen waaronder een kentekenplaat afkomstig van een personenauto. Het betreft de kentekenplaat van een Hyundai Kona met kentekennummer [kenteken01] .
Ter plaatse verklaart de getuige [getuige04] (hierna: [getuige04] ) dat hij op de [voornaam getuige04] stond te wachten voor het rode verkeerslicht, dat een scooter de rijbaan kruiste en dat hij op dat moment een enorme klap hoorde waarna de scooter over het wegdek tolde.
Uit forensisch onderzoek van het ongeval blijkt dat de personenauto op de [voornaam getuige04] richting de Groene Kruisweg heeft gereden en dat de bromfiets op de bromfietsoversteekplaats de [voornaam getuige04] in westelijke richting is overgestoken. De personenauto heeft voorafgaand aan het verkeersongeval het kruispunt genaderd met een indicatiesnelheid van minimaal 62 kilometer en maximaal 67 kilometer per uur, terwijl de toegestane maximumsnelheid daar 50 kilometer per uur was. De bestuurder van de personenauto heeft bij het oprijden van het kruispunt de stopstreep gepasseerd, terwijl de voor hem geldende stoplichten reeds minimaal 34,8 seconden op rood stonden. De bestuurder van de bromfiets heeft bij het oprijden van het kruispunt de stopstreep gepasseerd, terwijl het voor haar geldende stoplicht minimaal 5,5 seconden op groen stond.
Het kentekennummer van de kentekenplaat die is aangetroffen op de plaats van het ongeval wordt ingevoerd in het ANPR-systeem. Tijdens het vervoer van de betreffende Hyundai Kona door een autoambulance wordt deze door het ANPR-systeem gesignaleerd. De politie doet onderzoek naar de bestuurder van de betreffende autoambulance en verzoekt de betreffende bestuurder, [getuige05] (hierna: [getuige05] ), om te stoppen. Hieraan wordt voldaan, waarna de verdachte als bijrijder in de autoambulance wordt aangetroffen. Uit een afgenomen ademonderzoek en speekseltest blijkt dat de verdachte onder invloed is van alcohol en cannabis.
[getuige05] verklaart dat hij is gebeld door een vrouw om de personenauto op te halen op de Texasweg te Hoogvliet. Ook verklaart [getuige05] dat de man, die bij de betreffende personenauto stond, vroeg om de auto ergens anders dan op de Texasweg op te laden. Dit vond hij vreemd omdat de auto veel schade had en er eigenlijk niet mee gereden kon worden. Vervolgens stapte de man in de auto en reed weg naar de Wilhelm Tellplaats in Hoogvliet. [getuige05] kon de auto niet bijhouden en wilde weer terugrijden naar zijn garage. Hij werd echter weer gebeld met de nieuwe locatie. Voorts verklaart [getuige05] dat hij de man vroeg om de personenauto zelf op de autoambulance te rijden omdat de ruit gebroken was en hij geen zin had om in het glas te zitten. Tot slot verklaart hij dat de man hem vroeg om niet langs de plek van het ongeval te rijden.
Uit digitaal onderzoek naar de in beslag genomen iPhone 8 van de verdachte komt naar voren dat de verdachte na het verkeersongeval via Snapchat contact heeft gehad met zijn vriendin. Zo heeft zijn vriendin om 07:34 uur naar de verdachte gestuurd: “
Je bent tegen een paal gereden, vergeet dat niet he.”, om 07:50 uur: “
Wauw aanrijding en je laat kentekenplaat achter.” Om 09:37 uur werd er door de verdachte aan zijn vriendin gestuurd “
als iets is haal me tas bij die turk, laat bij hem id auto”.
Verder valt op dat op 8 oktober 2022 tussen 06:03 uur en 10:00 uur ten minste 87 succes- en onsuccesvolle belpogingen zijn ondernomen.
De rechtbank destilleert de volgende chronologische gebeurtenissen uit het dossier.
Om 06:01 uur heeft de getuige [getuige04] het alarmnummer gebeld in verband met voornoemd verkeersongeval. Om 06:01:26 uur wordt een roodlichtnegatie gedetecteerd op de kruising [voornaam getuige04] - Oudelandseweg/Bonairepad te Hoogvliet. Om 06:02:04 uur wordt op camerabeelden vastgelegd dat een lichtkleurige personenauto over de Oude Wal in de richting van de Texasweg rijdt. Om 06:02:39 uur heeft de telefoon van de verdachte geregistreerd dat het scherm van de telefoon aan ging en dat het scherm om 06:02:44 weer uit was. Uit gegevens van de personenauto blijkt dat de motor daarvan om 06:02:46 uur werd uitgeschakeld op de Bahreinstraat te Hoogvliet. Vlak daarna, namelijk om 06:03:20 uur heeft de telefoon van de verdachte geregistreerd dat het scherm aan was en om 06:03:26 uur dat de telefoon ontgrendeld is. Om 06:03:34 uur wordt een uitgaand videogesprek via WhatsApp naar de vriendin van de verdachte geregistreerd. De motor van de personenauto wordt pas om 07:58:33 uur weer gestart vanaf de Bahreinstraat en wordt om 08:02:31 uur op de Wilhelm Tellplaats uitgeschakeld. Tussen 09.35 uur en 10.00 uur trof de politie [getuige05] , de Hyundai en de verdachte aan op de autoambulance aan op de Oude Haagseweg te Amsterdam.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat zijn vriendin de betreffende personenauto had gehuurd en dat hij op 7 oktober 2022 de auto van zijn vriendin heeft geleend. De verdachte is daarmee vanuit Amsterdam naar Hoogvliet gereden om in Rotterdam zijn verjaardag te vieren.
Hij heeft de personenauto
nietbestuurd op het moment van het verkeersongeval, aldus de verdachte. Volgens de verklaring van de verdachte is hij na het uitgaan in Rotterdam in de auto gestapt met drie anderen waarvan hij de namen niet kan of wil vertellen. Hij is toen op de achterbank in slaap gevallen en is pas wakker geworden op het moment dat hij de deuren van de personenauto hoorde dichtgaan nadat de auto op de Texasweg/in de Bahreinstraat is geparkeerd. Hij was zwaar onder invloed van verdovende middelen en is daarom niet eerder wakker geworden, ook niet op het moment van de aanrijding. Gelet op de schade dacht hij dat de auto tegen een paal aan was gereden. Dit heeft hij tegen zijn vriendin gezegd die vervolgens een autoambulance heeft geregeld om de personenauto terug naar Amsterdam te brengen. De verdachte heeft de personenauto na het ongeval zelf de autoambulance op gereden.
De rechtbank oordeelt op basis van voorgaande chronologische gebeurtenissen als volgt. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samen bezien, kan het niet anders zijn dan dat het de verdachte is geweest die als bestuurder het verkeersongeval heeft veroorzaakt en vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij ten tijde van het ongeval op de achterbank lag te slapen en pas wakker werd nadat de rest van de inzittenden van de personenauto zijn uitgestapt, in het licht van al het voorgaande, ongeloofwaardig. Gelet op de aan de bromfiets en de personenauto veroorzaakte schade en de enorme klap waarover getuige [getuige04] heeft verklaard, kan het niet anders zijn dan dat een inzittende van de personenauto deze enorme klap moet hebben opgemerkt. Hier komt bij dat vrijwel direct na het ongeval en 7 seconden vóórdat de motor van de personenauto op de Bahreinstraat werd uitgeschakeld, het scherm van de telefoon van de verdachte aan was en dat de telefoon slechts 40 seconden nadat de motor werd uitgeschakeld, ontgrendeld is geweest. Deze omstandigheden wijzen erop dat de verdachte op die momenten – anders dan hij verklaart – niet lag te slapen. Bovendien bevatten de Snapchatberichten van de vriendin van de verdachte een duidelijke instructie over hetgeen verdachte over de aanrijding moet onthouden, namelijk dat hij tegen een paal is gereden. Dat is in strijd met de verklaring van de verdachte dat hij tegen zijn vriendin heeft gezegd dat hij tegen een paal is gereden. Immers, dan zou de vriendin van de verdachte hem niet op het hart hebben hoeven drukken dat hij tegen een paal is gereden. De rechtbank hecht ook waarde aan de verklaring van [getuige05] dat hij op grond van de omvang van de schade eraan twijfelde of de verdachte de auto “tegen een paal had gezet” en dat de verdachte hem heeft verzocht om niet langs de plaats van het ongeval, waar inmiddels politie aanwezig was, te rijden.
Van het door de verdachte gepresenteerde alternatieve scenario, dat niet hij maar een ander achter het stuur heeft gezeten terwijl hij achter in de auto lag te slapen, is niets gebleken. Uit geen van de bewijsmiddelen blijkt dat er, naast de verdachte, rond 06.01.20 uur een of meer anderen in de auto zat(en). De verdachte heeft geen namen willen noemen. Dat de verdachte achterin lag te slapen, is ook ongeloofwaardig omdat is gebleken dat zijn telefoon alleen tussen 05:58:19 uur en 06:02:39 uur, dus slechts 3 minuten, niet is aangeraakt.
Schuldgradatie
Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties – van licht naar zwaar – opklimmend van aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend tot roekeloos. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik ervan in de rechtspraak willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. In artikel 5a WVW is – kort gezegd – strafbaar gesteld het zich opzettelijk in het verkeer zodanig gedragen dat de verkeersregels in die mate worden geschonden dat daarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is te duchten. De rechtbank moet beoordelen of de verkeersgedragingen van de verdachte een veroordeling op grond van artikel 5a WVW zouden opleveren.
De verdachte heeft de personenauto bestuurd zonder in het bezit te zijn van een daartoe vereist rijbewijs, terwijl hij onder invloed was van verschillende verdovende middelen (in ieder geval alcohol en cannabis) en is met een te harde snelheid door rood licht gereden. Een en ander brengt de rechtbank tot het oordeel dat de concrete verkeersgedragingen van de verdachte die tot het ongeval hebben geleid, zijn aan te merken als een overtreding van artikel 5a WVW en dat deze een veroordeling op grond van dit artikel zonder meer zouden rechtvaardigen indien er geen ongeval had plaatsgevonden. Daarmee is sprake van roekeloosheid, wat de zwaarste vorm van schuld is.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-257586-22 onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-257586-22 onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 8 oktober 2022 te Amsterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Glock, model 17 Gen 4, kaliber 9mm,
en
(daarbij) voor dat wapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 48 kogelpatronen (kaliber 9mm)
voorhanden heeft gehad;
2.
primair
hij op 8 oktober 2022 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de [voornaam getuige04] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos rijdende met een snelheid gelegen tussen (ongeveer) 62 en 67 kilometer per uur, het door verkeerslichten geregeld kruispunt met de Oudelandseweg en het Bonairepad te naderen en aldus rijdend een rood verkeerslicht te negeren terwijl op dat moment een bromfietsster die groen licht had, doende was via de aldaar gelegen fiets/bromfietsoversteekplaats de rijbaan van de [voornaam getuige04] (gezien vanuit verdachtes rijrichting) van links naar rechts over te steken en vervolgens tegende zijkant van de bromfiets aan te botsen,
waardoor de bestuurster van die bromfiets (genaamd [slachtoffer03] ) zwaar lichamelijk letsel, (te weten tien gebroken ribben, een gebroken neus, een scheur in de lever en een nier en schaafwonden en blauwe plekken over heel haar lichaam) werd toegebracht,,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, zesde lid van genoemde wet;
3.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Hoogvliet-Rotterdam op de kruising van de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de [voornaam getuige04] en de Oudelandseweg
en het Bonairepad, op 8 oktober 2022
de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, een ander (te weten de bestuurster van een bromfiets genaamd [slachtoffer03] ), letsel was toegebracht, en daardoor die voornoemde ander in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
4.
hij op 8 oktober 2022 in Nederland,
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
5.
hij op 8 oktober 2022 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [voornaam getuige04] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
de eendaadse samenloop van
feit 2:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet en terwijl de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel, gegeven krachtens artikel 163, zesde, lid van deze wet
en
feit 4:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en c van de Wegenverkeerswet 1994,
feit 5:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich roekeloos te gedragen in het verkeer. Hij heeft, terwijl hij onder invloed was van verschillende verdovende middelen en zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs, op een kruispunt met een te hoge snelheid door een rood licht gereden. Ten gevolge hiervan heeft hij [slachtoffer03] op haar bromfiets aangereden waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de namens het slachtoffer voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog steeds kampt met zowel lichamelijke als psychische klachten. Het slachtoffer kan nog steeds niet volledig aan het werk en het is maar de vraag of volledig herstel zal optreden.
Hier komt bij dat de verdachte na het ongeval is doorgereden. Dat de verdachte het plaats van het ongeval en het slachtoffer in hulpeloze toestand heeft achtergelaten zonder zich te bekommeren om haar toestand, neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk. Hij is doorgereden in een zwaar beschadigde auto waarvan de voorruit dusdanig versplinterd was dat hij er geen goed zicht meer door gehad kan hebben. Hij heeft de auto geparkeerd en later verplaatst, ogenschijnlijk met het doel om zich te onttrekken aan ontdekking door de politie. Ook heeft de verdachte tijdens het onderzoek geweigerd om mee te werken aan een bloedonderzoek.
Dit zijn ernstige feiten, omdat deze een ernstige inbreuk maken op de verkeersveiligheid en geen respect tonen voor andermans lijf en goed.
Voorts heeft de verdachte op de openbare weg een geladen vuurwapen voorhanden gehad dat geschikt is om automatisch te vuren met daarbij bijna vijftig kogelpatronen die geschikt waren om met voornoemd vuurwapen te verschieten. Ook dat zijn zeer ernstige feiten. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie levert in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op. Het bezit van een vuurwapen leidt immers maar al te gemakkelijk en te vaak tot het daadwerkelijk gebruik ervan, met alle kwalijke gevolgen van dien.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zowel voor diverse verkeersfeiten als voor vuurwapenbezit.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
9 januari 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De onder parketnummer 10-257586-22 onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten betreffen misdrijven en het onder 5 ten laste gelegde feit betreft een overtreding. Dit brengt mee dat hiervoor aparte straffen moeten worden opgelegd.
Gezien de ernst van de onder parketnummer 10-257586-22 onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – de verdachte zal vrijspreken van de onder parketnummer 10234982-22 ten laste gelegde bedreiging.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Hiervoor bestaat echter geen enkele aanleiding, gelet op de ernst van de feiten.
Ten aanzien van de onder parketnummer 10-257586-22 onder 5 ten laste gelegde overtreding acht de rechtbank hechtenis op zijn plaats.
Voorts acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor een forse periode passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering tenuitvoerlegging (rolnummer 21-000239-21)

8.1.
Uitspraak waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 september 2022 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 6 oktober 2022 en loopt tot 6 oktober 2024.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden toegewezen.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze uitspraak en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de uitspraak verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij die uitspraak aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 6, 7, 107, 163, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-234982-22 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10-257586-22 onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder parketnummer 10-257586-22 onder 1, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde in de strafzaak onder parketnummer
10-257586-22 voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 10-257586-22 onder 2 primair bewezen verklaarde feit
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
4 (vier) jaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 10-257586-22 onder 5 bewezen verklaarde feit tot
2 (twee) weken hechtenis;
gelast de tenuitvoerlegging van de bij uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 september 2022 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Teksten tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
onder parketnummer 10-257586-22
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Amsterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Glock, model 17 Gen 4, kaliber 9mm,
en/of (daarbij)
voor dat wapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 48 kogelpatronen (kaliber 9mm)
voorhanden heeft gehad;
2.
primair
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de [voornaam getuige04] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdende met een snelheid gelegen tussen (ongeveer) 62 en 67 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur,
het door verkeerslichten geregeld kruispunt met de Oudelandseweg en/of het Bonairepad te naderen en/of (aldus rijdend) een rood verkeerslicht te negeren terwijl op dat moment een bromfietsster die groen licht had, doende was via de aldaar gelegen fiets/bromfietsoversteekplaats de rijbaan van de [voornaam getuige04] (gezien vanuit verdachtes rijrichting) van links naar rechts over te steken en/of (vervolgens) tegen (de zijkant van) die bromfietsster en/of de door haar bestuurde bromfiets aan te botsen of aan te rijden,
waardoor de bestuurster van die bromfiets (genaamd [slachtoffer03] ) zwaar lichamelijk letsel, (te weten tien althans een of meer gebroken ribben, een gebroken neus, een scheur in de lever en /of een nier en/of schaafwonden en/of blauwe plekken over/op heel haar lichaam en/of hoofd) werd toegebracht, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [voornaam getuige04] ,
met een snelheid gelegen tussen (ongeveer) 62 en 67 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, het door verkeerslichten geregeld kruispunt met de Oudelandseweg en/of het Bonairepad is genaderd en/of (aldus rijdend) een rood verkeerslicht heeft genegeerd terwijl op dat moment een bromfietsster die groen licht had, doende was via de aldaar gelegen fiets/bromfietsoversteekplaats de rijbaan van de [voornaam getuige04] (gezien vanuit verdachtes rijrichting) van links naar rechts over te steken en/of (vervolgens) tegen (de zijkant van) die bromfietsster en/of de door haar bestuurde bromfiets is aangebotst of aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
3.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Hoogvliet-Rotterdam op/aan de (kruising van) de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de [voornaam getuige04] en/of de Oudelandseweg
en/of het Bonairepad,
op of omstreeks 8 oktober 2022
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten de bestuurster van een bromfiets genaamd [slachtoffer03] ), letsel was toegebracht, en/of daardoor die voornoemde ander voornoemd in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
4.
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, in elk geval in Nederland,
als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
5.
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [voornaam getuige04] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
onder parketnummer 10-234982-22
hij op of omstreeks 22 mei 2022 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
[slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en/of
- ( vervolgens) in de richting van die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te tonen en/of te richten en/of
- daarbij de woorden toe te voegen: "jullie gaan wel zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.