ECLI:NL:RBROT:2023:3852

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
C/10/643079 / JE RK 22-1914 en C/10/655074 / JE RK 23-682
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in verband met schoolverzuim

Op 25 april 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, niet in staat is gebleken om de opvoedsituatie van [naam kind01] te verbeteren, ondanks de inzet van hulpverlening. De minderjarige heeft te maken met structureel schoolverzuim en een aanzienlijke leerachterstand. De kinderrechter heeft eerder verzoeken tot uithuisplaatsing aangehouden, maar gezien de aanhoudende zorgen over de ontwikkeling van [naam kind01] en het gebrek aan medewerking van de moeder, is besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 23 mei 2024 en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van een maand.

De kinderrechter heeft in de beschikking benadrukt dat de moeder meerdere kansen heeft gekregen om de situatie te verbeteren, maar dat zij niet in staat is gebleken om de nodige stappen te zetten. De betrokken gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, heeft herhaaldelijk aangegeven dat er geen vooruitgang is geboekt en dat de moeder onvoldoende openheid van zaken geeft over haar situatie en haar netwerk. De kinderrechter heeft ook de rol van de bijzondere curator benadrukt, die is benoemd om de belangen van [naam kind01] te behartigen. De kinderrechter heeft de bijzondere curator herbenoemd voor de duur van de ondertoezichtstelling en verzocht om een update over zijn onderzoek.

De beslissing van de kinderrechter is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind01], waarbij de noodzaak van een uithuisplaatsing is onderbouwd door de aanhoudende zorgen over het schoolverzuim en de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om te zorgen voor een pleeggezin in de regio, zodat [naam kind01] naar zijn huidige school kan blijven gaan en er frequent contact met de moeder kan plaatsvinden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/643079 / JE RK 22-1914 en C/10/655074 / JE RK 23-682
datum uitspraak: 25 april 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen [naam kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

[naam02] ,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [plaats01] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 30 maart 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 27 maart 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de e-mail van de moeder van 21 april 2023;
- de rapportage van de bijzondere curator van 24 april 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 25 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de advocaat van de moeder, mr. M.S. Krol,
- de bijzondere curator,
- [naam03] , hulpverlener vanuit Enver, als informant,
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam04] en [naam05] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind01] woont bij moeder.
Bij beschikking van 23 mei 2022 is [naam kind01] onder toezicht gesteld tot 23 mei 2023.
Op 15 augustus 2022 heeft de GI met spoed verzocht om [naam kind01] uit huis te plaatsen.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 augustus 2022 de behandeling van het
verzoek aangehouden tot de zitting van 19 augustus 2022. De kinderrechter heeft bij
beschikking van 19 augustus 2022 de behandeling van het verzoek aangehouden tot de
zitting van 8 november 2022. Ter zitting van 8 november 2022 is de behandeling van de
zaak wederom aangehouden. Bij beschikking van 17 november 2022 is het verzoek opnieuw
aangehouden, ditmaal tot de zitting van 10 januari 2023. Bij beschikking van 10 januari 2023 is het verzoek aangehouden tot de zitting van 21 maart 2023. Bij beschikking van 30 maart 2023 is de behandeling van het verzoek aangehouden tot 25 april 2023.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 30 maart 2023 een bijzondere curator over [naam kind01] benoemd voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De (aangehouden) verzoeken

Het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/643079:
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een accommodatie van
een jeugdhulpaanbieder, te weten in de crisisopvang, voor de duur van drie maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting op 10 januari 2023 gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om een uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg, te weten een crisispleeggezin, te verlenen.
Het verzoek met zaaknummer C/10/655074:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft beide verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er loopt nu bijna een jaar lang een ondertoezichtstelling, maar qua ontwikkelingsbedreiging van [naam kind01] is er geen vooruitgang geboekt, ondanks dat daar door de GI wel alles aan is gedaan. Aan de moeder is van alles aangereikt, maar het lukt de moeder niet om ook maar kleine stappen te zetten. Het blijft onduidelijk waarom dat niet lukt. De moeder heeft geen concrete hulpvragen en kan ook niet aangeven wat er precies aan de hand is. Mogelijk heeft de moeder nog last van negatieve invloeden van mensen uit haar verleden, maar of dat nu nog een rol speelt, en in welke mate, is onduidelijk. Ook is het onduidelijk in hoeverre [naam kind01] daarmee belast wordt. Omdat de moeder geen openheid van zaken geeft, is het bieden van passende hulp erg lastig. Ook is er daardoor onvoldoende zicht op de opvoedingssituatie van [naam kind01] . De GI is verbaasd over een aantal uitspraken die [naam kind01] gedaan zou hebben bij de bijzondere curator, onder andere over het contact met zijn vader. De vorige keer is besproken dat er een netwerkoverleg moest plaatsvinden, maar dat is niet gelukt. De moeder geeft geen openheid over haar netwerk. De moeder komt telkens met nieuwe excuses waarom zij afspraken niet na kan komen. Bij [naam kind01] is inmiddels sprake van een grote leerachterstand. Er is nog steeds sprake van veel ongeoorloofd schoolverzuim. De juf is erg betrokken. Zij geeft aan dat de achterstand van [naam kind01] inmiddels dusdanig is dat hij eigenlijk een-op-een- begeleiding nodig heeft, maar die kan school niet bieden. De bijzondere curator oppert een gezinsopname. De GI heeft daarom contact opgenomen met Horizon, maar een gezinsopname lijkt niet passend omdat de moeder afspraken niet nakomt en haar deur vaak niet opendoet voor hulpverlening. Een gezinsdagbehandeling lijkt passender, maar ook dan zal de moeder haar volledige medewerking moeten verlenen en dat is hard werken. Ze krijgt daarmee geen adempauze. Daarnaast is er een wachtlijst van drie tot zes maanden. Het is nog onbekend naar welk pleeggezin [naam kind01] kan gaan wanneer het verzoek wordt toegewezen. Dit kan pas worden bezien zodra de machtiging verleend is, omdat het een crisisaanvraag betreft. Er kan dus ook niet van de GI worden verwacht dat hiervoor een concreet plan wordt opgesteld, zoals al meermalen is verzocht. Het streven zal altijd zijn om een pleeggezin te vinden waarbij hij zo dicht mogelijk bij school en de moeder zal verblijven.

De standpunten van de belanghebbenden

Mr. Krol heeft allereerst verzocht de behandeling van het verzoek betreffende de uithuisplaatsing aan te houden, omdat de moeder niet ter zitting is verschenen. De moeder heeft aangegeven graag bij de zitting aanwezig te willen zijn, maar het is haar niet gelukt om oppas te regelen. In geval van afwijzing van dit verzoek heeft mr. Krol verzocht het verzoek af te wijzen dan wel de beslissing op het verzoek aan te houden. De moeder staat open voor de betrokkenheid van de bijzondere curator. Zij heeft vertrouwen in hem en wil het gesprek met hem aangaan. Ook kan hij fungeren als vertrouwenspersoon voor [naam kind01] . De bijzondere curator is pas net betrokken, maar kan wel wat betekenen. De bijzondere curator oppert een gezinsopname en wil ook graag het gesprek met het netwerk aangaan. Het is zonde om tot een uithuisplaatsing over te gaan, als dit niet geprobeerd is. Omdat de bijzondere curator nog mogelijkheden ziet, is het noodzakelijk dat er een goed plan opgesteld gaat worden, voordat overgegaan wordt tot een uithuisplaatsing. Het is onduidelijk waar [naam kind01] bij een uithuisplaatsing geplaatst zal worden en naar welke school hij dan gaat. Ook is nog niet nagedacht over hoe er vervolgens gewerkt gaat worden aan een terugplaatsing en aan welke doelen de moeder dan moet werken. Een uithuisplaatsing kan, gelet op de goede band tussen de moeder en [naam kind01] , veel schade met zich brengen. De moeder verdient nog een kans. De moeder geeft aan dat zij wel stappen heeft gezet sinds het indienen van het verzoek. [naam kind01] gaat vaker naar school. Ook is het zo dat de moeder wel contact heeft met de hulpverlener van Enver. De hulpverlener staat niet altijd voor een dichte deur. De moeder staat open voor een gezinsopname. Ook moeten de mogelijkheden van het netwerk nog verder onderzocht worden.
De bijzondere curator heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De bijzondere curator heeft pas zeer recent een gesprek met de moeder en [naam kind01] gehad, waardoor het nog niet is gelukt om andere betrokkenen te spreken, zoals school en het netwerk. Er is duidelijk een warme band tussen de moeder en [naam kind01] . De oudere zus van [naam kind01] was ook aanwezig bij het gesprek. Zij gaf aan zich ook in te willen zetten voor [naam kind01] . Het lijkt alsof het allemaal te veel is voor de moeder. De moeder geeft aan geen energie te hebben. Het lukt haar niet om [naam kind01] structureel naar school te krijgen. Er is geen sprake van onwil, maar onmacht. De moeder kwam zelf met het idee van een gezinsopname als adempauze. De moeder lijkt zich te realiseren dat zij [naam kind01] op dit moment niet kan bieden wat hij nodig heeft, namelijk consequent gedrag. Een uithuisplaatsing is erg ingrijpend, gelet op de warme band tussen [naam kind01] en de moeder. Wellicht dat er vanuit school extra hulp ingezet kan worden. Ook het netwerk kan wellicht worden verstevigd, zodat zij ondersteuning kunnen bieden. Het is belangrijk dat alle betrokkenen met elkaar om de tafel gaan om tot een oplossing te komen. Tegelijkertijd is dit lastig, omdat de moeder het heel moeilijk vindt om hulp en steun te accepteren.

De verklaring van de informant

Mw. ’t Hart heeft, als hulpverlener van Enver, het volgende verklaard. Zij is sinds december 2022 betrokken. Zij zou twee keer per week bij de moeder op huisbezoek komen, maar is tot op heden slechts 13 keer geweest. Dit komt met name doordat de moeder afspraken afzegt en vervolgens slecht bereikbaar is. De moeder geeft telkens aan dat zij het zwaar heeft, maar waarmee blijft onduidelijk. Ze geeft geen openheid van zaken. De moeder lijkt weinig energie hebben, waardoor het lastig om ’s ochtends op tijd op te staan. Het lukt haar niet om [naam kind01] naar school te krijgen, terwijl zij slechts op een paar minuten lopen van school woont. Ook afspraken met de huisarts, tandarts en het CJG zijn erg moeilijk voor haar. Over het netwerk heeft de moeder eerder aangegeven dat de band met haar familie erg minimaal is en dat zij geen steun wil van haar broer of zus. Een ander netwerk is er niet. Een gezinsopname is vooral gericht op de interactie tussen moeder en kind. Daar zijn geen zorgen over. De relatie tussen [naam kind01] en de moeder oogt goed. De moeder heeft vooral hulpverlening voor zichzelf nodig. De moeder lijkt met veel onverwerkte zaken te zitten. De hulpverlening vanuit Enver verloopt dusdanig moeizaam, dat het de vraag is of deze wel door kan blijven gaan.

De beoordeling

Met betrekking tot het verzoek om de behandeling van de verzoeken aan te houden:
Het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen is inmiddels zes keer aangehouden, meerdere malen naar aanleiding van een verzoek van de moeder omdat zij om praktische redenen niet ter zitting kon verschijnen. De kinderrechter heeft in de beschikking van 30 maart 2023 aangegeven dat gezien de ernstige zorgen over de ontwikkeling van [naam kind01] een nieuw verzoek tot uitstel niet gehonoreerd zal worden. Daarbij komt dat de moeder al langer op de hoogte was van de zittingsdatumdatum en ruim de tijd heeft gehad om oppas te regelen. De kinderrechter zal het verzoek tot aanhouding dan ook niet (nogmaals) honoreren.
Met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling:
De kinderrechter is op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals gesteld in art. 1:255 BW nog aanwezig zijn.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat er het afgelopen jaar niet of nauwelijks stappen vooruit zijn gezet. Er is nog steeds sprake van structureel fors (ongeoorloofd) schoolverzuim. [naam kind01] had een jaar geleden al een leerachterstand van ruim een jaar. Er was sprake van forse leerachterstanden op alle gebieden. Nu het schoolverzuim niet substantieel is verminderd, is deze achterstand verder opgelopen. Volgens school is de achterstand van [naam kind01] zorgwekkend te noemen. Daarnaast is er ondanks de inzet van hulpverlening van Enver tot op heden onvoldoende zicht gekomen op de opvoedsituatie van [naam kind01] en de veroorzakende en in stand houdende factoren van het forse schoolverzuim. De moeder is ambivalent in haar houding ten aanzien van de hulpverlening van Enver en werkt slechts in beperkte mate mee. Ter zitting is door Enver verklaard dat meerdere afspraken door de moeder afgezegd zijn, dat de moeder onvoldoende openheid van zaken geeft en dat het Enver daardoor niet lukt om iets te bereiken. De hulpverlening zal daarom mogelijk afgesloten worden. Ook de samenwerking met de GI verloopt moeizaam. De ontwikkelingsbedreiging van [naam kind01] is daarom nog onverminderd aanwezig. Regie vanuit de GI is noodzakelijk.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind01] verlengen voor de duur van een jaar.
Met betrekking tot de uithuisplaatsing:
De kinderrechter is op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting ook van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapport van 28 april 2022 aangegeven dat een uithuisplaatsing overwogen dient te worden indien de impasse van het schoolverzuim voortduurt en de onbereikbaarheid en gebrek aan hulpvraag bij de moeder voortduren.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is dat het geval. Het lukt de moeder om onduidelijke redenen niet om de situatie structureel te verbeteren. Volgens de moeder is sprake is van eigen problematiek, waardoor zij wordt belemmerd in haar handelen en beperkt is in haar energie. Zij geeft in het contact met Enver en de GI daarover echter geen openheid van zaken. De moeder kan of wil niet aangeven wat er precies speelt of heeft gespeeld, waardoor het haar niet lukt om [naam kind01] (op tijd) naar school te laten gaan, afspraken na te komen en aan te geven hoe haar netwerk er uitziet. De moeder kan daardoor ook geen concrete hulpvragen formuleren, waardoor passende hulpverlening voor de moeder niet van de grond komt. De hulpverlening vanuit Enver stagneert. De moeder zegt vaak afspraken af en wanneer de afspraken wel doorgaan, lijkt de hulp niet aan te slaan.
Sinds het indienen van het verzoek van de GI, in augustus 2022, zijn meerdere pogingen gedaan om de moeder in beweging te brengen, echter zonder resultaat. Zo zijn er tijdens de mondelinge behandeling van 17 november 2022 een aantal concrete voorwaarden gesteld, maar de moeder is het merendeel daarvan niet nagekomen. Ook heeft de kinderrechter de GI verzocht onderzoek te doen naar het netwerk, maar omdat de moeder hier geen inzicht in heeft gegeven, is dit niet van de grond gekomen. Geconcludeerd kan worden dat aan de moeder meerdere kansen zijn geboden, maar dat zij, ondanks de inzet van hulpverlening van Enver, tot op heden niet in staat is gebleken om de situatie veranderen. De moeder blijft zich hulp en zorg mijdend opstellen. Dat waarschijnlijk sprake is van onmacht en niet van onwil, maakt dit niet anders. Een gezinsopname lijkt, in ieder geval op dit moment, niet passend. Een gezinsopname ziet volgens Enver met name op de interactie tussen moeder en kind en daar zijn in het geval van [naam kind01] en de moeder geen zorgen over. Daarnaast is sprake van een wachtlijst daarvoor. De mogelijkheden voor een gezinsopname zullen door de GI nog verder onderzocht worden, maar een gezinsopname (of een gezinsdagbehandeling) zal in ieder geval op korte termijn niet tot verandering leiden.
Nu alle mogelijkheden in de thuissituatie vanwege een gebrek aan voldoende medewerking door de moeder zijn uitgeput, ziet de kinderrechter zich genoodzaakt om een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing vooralsnog verlenen voor de duur van een maand. De kinderrechter zal de beslissing op het overige verzochte aanhouden tot de hierna te noemen datum. De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk drie werkdagen voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
De kinderrechter acht het van zeer groot belang dat [naam kind01] bij een pleeggezin in de regio geplaatst wordt, zodat hij naar zijn huidige school kan blijven gaan. Daarnaast dient er zo frequent en zo ruim mogelijk omgang met de moeder plaats te vinden. Nu de zorgen vooralsnog vooral zijn gelegen zijn in het structurele forse schoolverzuim van [naam kind01] , valt bijvoorbeeld te denken aan omgang bij de moeder in het weekend. Aangezien het op dit moment meivakantie is, heeft de GI ruimte om zorgvuldig naar deze zaken te kijken, voordat [naam kind01] feitelijk uit huis geplaatst wordt. Het is aan de GI om dit verder vorm te geven.
De kinderrechter acht het van belang dat de komende periode nogmaals een poging gedaan wordt om het netwerk concreet in kaart te brengen en dat er een groot overleg met alle betrokkenen plaatsvindt om te bekijken wat er nog bereikt kan worden en of in dit verband of een gezinsopname (of een gezinsdagbehandeling) zinvol zou kunnen zijn. Van de moeder wordt verwacht dat zij in beweging komt en in het belang van [naam kind01] meewerkt aan hulpverlening voor zichzelf, zodat er zicht kan komen op wat er nodig is om hem weer terug te kunnen plaatsen.
Met betrekking tot de bijzondere curator:
De kinderrechter acht het voortzetten van de betrokkenheid van de bijzondere curator nog noodzakelijk. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat de bijzondere curator het komende jaar betrokken blijft en zijn taak blijft voortzetten in het belang van [naam kind01] .
Gelet hierop zal de kinderrechter [naam02] , die zich bereid heeft verklaard een nieuwe benoeming te aanvaarden, herbenoemen tot bijzondere curator van [naam kind01] voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 23 mei 2024.
Nu de bijzondere curator heeft aangegeven slechts gedeeltelijk antwoord te hebben kunnen geven op de aan hem gestelde vragen bij beschikking van 30 maart 2023, acht de kinderrechter het van belang dat de bijzondere curator de komende tijd zijn onderzoek voortzet, waarbij hij verder in gesprek gaat met de betrokkenen. De kinderrechter verzoekt de bijzondere curator om uiterlijk drie werkdagen voor de hierna te noemen datum een update te geven over zijn onderzoek.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind01] tot 23 mei 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 25 april 2023 tot 25 mei 2023;
herbenoemt tot bijzondere curator teneinde [naam kind01] in en buiten rechte te vertegenwoordigen: [naam02] , kantoorhoudende te [adres01] , [postcode01] [plaats01] , voor de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte in zaaknummer C/10/643079 aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de bijzondere curator, de moeder en mr. M.S. Krol in deze zaak zal plaatsvinden op
23 mei 2023 te 15.30 uurin het
gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. G.M. Paling, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de bijzondere curator, de moeder en mr. M.S. Krol;
gelast de oproeping van de betrokken hulpverlener van Enver, [naam03] , als informant, tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI en de bijzondere curator uiterlijk drie werkdagen voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. M.S. Krol) de verzochte rapportages te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.