ECLI:NL:RBROT:2023:3826

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10.262957.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ontploffing met explosief in Rotterdam

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De zaak betreft een explosie die op 11 oktober 2022 plaatsvond bij een woning in Rotterdam, waarbij flessen wasbenzine en zwaar knalvuurwerk waren gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte betrokken was bij het plaatsen van het explosief, dat levensgevaar en schade aan goederen veroorzaakte. De verdachte had eerder dreigende berichten gestuurd naar een persoon die betrokken was bij een conflict met zijn vriendin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn acties en het bewijs dat tegen hem was verzameld, als medepleger van de ontploffing moest worden aangemerkt. De vordering van de benadeelde partij werd grotendeels toegewezen, en de verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer 10.262957.22
Datum uitspraak 4 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. S. Pershad, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest;
  • toewijzing van de vordering benadeelde partij.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft niets te maken met het geplaatste explosief en weet ook niet wie dat wel heeft gedaan. Hij heeft geen conflict met de zoon van de aangeefster. Ook heeft hij deze zoon geen dreigende berichten gestuurd, en weet hij overigens ook niet wie dat wel heeft gedaan. De telefoon die in de woning van de verdachte is aangetroffen en waarmee de politie een link legt naar deze berichten is niet van hem. Op het moment dat het explosief werd geplaatst was de verdachte was op weg naar Amsterdam. Het kan best zijn dat hij het vuurwerk dat daar is ontploft ooit wel eens in zijn handen heeft gehad, nadat één van zijn vrienden dat ooit had gekocht en hem dat toen heeft laten zien. Dat verklaart dan dat zijn DNA daarop is aangetroffen.
4.1.2.
Beoordeling
Inleiding
Op 8 oktober 2022 vindt er een explosie plaats bij een woning gelegen aan de [adres02] te [plaats01] . Enkele dagen later, op dinsdag 11 oktober 2022, vindt er een explosie plaats bij een woning aan de [adres03] te [plaats01] . In de voortuin van de woning aan de [adres03] worden onder andere twee aan elkaar getapete flessen wasbenzine aangetroffen met aan de tape enkele stukken rond gevormd karton van het vuurwerk.
De bewoonster van de woning aan de [adres03] doet aangifte. De zoon van de aangeefster, [naam01] (hierna: [naam01] ), verklaart bij de politie dat hij een conflict heeft met de nieuwe partner van zijn ex-vriendin, [naam02] (hierna: [naam02] ). [naam01] en [naam02] zijn sinds mei 2022 uit elkaar maar hebben nog een financieel geschil. Volgens [naam01] heeft die nieuwe partner van [naam02] vanaf 7 juli 2022 de communicatie met [naam01] overgenomen. [naam01] ontvangt rond die tijd via Instagram een bericht met de inhoud: “
Broer, je weet precies wie ik ben. [naam02] haar vriend. Blijf doorgaan praten. Kankerkogels gaan je opeten”. [naam01] ontvangt daarna met enige regelmaat dreigende berichten via Instagram en hij wordt anoniem en vanaf het nummer [telefoonnummer01] gebeld, waarbij [naam01] niet opneemt.
Vaststaat dat de verdachte de nieuwe partner is van [naam02] .
Op 7 oktober 2022 vindt er voor de woning van de verdachte en [naam02] een confrontatie plaats tussen [naam01] , [naam02] en de verdachte. [naam02] doet een dag later aangifte wegens mishandeling door [naam01] . Op 7 oktober 2022 ontvangt [naam01] via Instagram berichten met de inhoud: “
Ik ga je doodmaken” en “
Ik kom naar je moeders huis”. Hij wordt die avond meer dan 40 keer anoniem gebeld en ontvangt van het nummer [telefoonnummer01] het bericht: “
je hebt gezien wat er voor je deur is gekomen”. Na de explosie op 11 oktober 2022 zijn de telefoontjes gestopt en heeft [naam01] geen berichten meer ontvangen.
De gevolgen van de explosie
Door de explosie op 11 oktober 2022 is schade aan onder andere de woning van aangeefster ontstaan. In die woning waren op dat moment verschillende mensen aanwezig. Aangever en zijn moeder zaten in de woonkamer en hadden net sushi besteld. De kans is dan ook geenszins denkbeeldig geweest dat zij zich in de hal van die woning hadden kunnen bevinden toen het explosief ontplofte. Uit forensisch onderzoek blijkt dat het explosief dusdanig was geplaatst dat zowel op de openbare weg, de hal en de voortuin van [adres03] en naastgelegen tuinen, gevaar te duchten was voor personen en goederen. De flessen wasbenzine zijn niet tot ontbranding gekomen. Als dat wel het geval zou zijn geweest, dan was de schade hoogstwaarschijnlijk nog vele malen groter geweest. Het zou zelfs desastreus zijn geweest als er in de directe nabijheid bijvoorbeeld iemand was langsgelopen.
Is de verdachte betrokken geweest bij de explosie?
De vraag die voorligt is of de verdachte betrokken is geweest bij de explosie aan de [adres03] en, als dat het geval is, wat zijn rol daarbij is geweest. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en komt tot de conclusie dat de verdachte medepleger is. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte wordt op 26 oktober 2022 aangehouden. De verbalisanten vragen daarbij naar zijn telefoon. De verdachte wijst dan naar twee iPhones die op zijn nachtkastje liggen en bevestigt dat dit zijn telefoons zijn. Naar een van de telefoons is onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat het Apple ID van deze telefoon [accountnaam01] is en dat aan deze telefoon onder andere het telefoonnummer [telefoonnummer01] is gekoppeld. Het telefoonnummer [telefoonnummer01] blijkt een prepaid abonnement te zijn op naam van [accountnaam01] . Het abonnement is opgewaardeerd vanaf een rekening op naam van [naam02] staat met daaraan gekoppeld [accountnaam02] en [accountnaam01] .
In die telefoon is ook een vertaalopdracht op Google Translate (Nederlands-Duits) aangetroffen met de volgende inhoud: “
hallo goedenavond ik ben de broer van [verdachte02] ik was bij hem op bezoek geweest en hij zou u bellen om aan mij te vertellen wat ik allemaal voor hem naar de gevangenis mag brengen en wanneer het het beste is om geld voor hem te sturen omdat hij maar 1 keer per maand mag bestellen”. Het is de verbalisant die de telefoon heeft onderzocht ambtshalve bekend dat de broer van de verdachte, [verdachte02] , op dat moment gedetineerd is in Duitsland. De verdachte heeft dit ook ter zitting bevestigd.
Omdat de telefoon op het nachtkastje van de verdachte lag, hij de telefoon zelf heeft aangewezen als zijn telefoon, hij vervolgens heeft bevestigd dat het zijn telefoon is en ook de inhoud van de telefoon erop wijst dat de verdachte de gebruiker van deze telefoon is, stelt de rechtbank vast dat de telefoon – en daarmee dus ook het telefoonnummer [telefoonnummer01] – werd gebruikt door de verdachte.
Verder zijn in de telefoon een aantal gebruikersnamen aangetroffen, waaronder een gebruikersnaam voor Instagram, te weten [accountnaam03] . De bedreigende berichten aan [naam01] werden onder meer van een Instagramaccount met deze gebruikersnaam gestuurd. Uit onderzoek blijkt dat dit account is gekoppeld aan [accountnaam01] , het Apple ID van de telefoon in gebruik bij de verdachte.
Omdat in de door de verdachte gebruikte telefoon de gebruikersnaam voor het Instagramaccount is gevonden van welk account de dreigende berichten aan [naam01] zijn gestuurd en dit account is gekoppeld aan het Apple ID van de telefoon in gebruik bij de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte ook de gebruiker is van het Instagramaccount [accountnaam03] – en daarmee dus ook de verzender is van de berichten die van dit account aan [naam01] zijn gestuurd. Uit het enkele feit dat de inhoud van de berichten niet door de politie is geverifieerd volgt nog niet dat die berichten of de inhoud daarvan zouden zijn gemanipuleerd. Dit volgt ook niet uit het feit dat mogelijk niet alle berichten bewaard gebleven zijn.
Er zijn immers geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit afgeleid zou kunnen worden dat de aanwezige berichten zijn gemanipuleerd. De rechtbank heeft dan ook geen reden om aan de herkomst en de betrouwbaarheid van die berichten te twijfelen.
Ten slotte is op de telefoon gezien dat er op internet is gezocht naar de term “Cobra” en is er een WhatsApp-gesprek van 8 oktober 2022 aangetroffen tussen de verdachte en “P01”. Hierin is te zien dat de verdachte aan P01 vraagt of hij cobra’s heeft. P01 zegt dat hij alleen FP3 (de afkorting voor FP3 Fenix Nitraat,
toevoeging rechtbank) had. De verdachte vroeg vervolgens aan P01 “
hoe hard dit knalt als er flessen wasbenzine aanzitten” en dat “
iemand ze kanker deur eruit moet.” Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte op 8 oktober 2022 op zoek is geweest naar explosief materiaal omdat er ergens een deur uit moest.
Op het restant van het explosief is DNA aangetroffen, waarnaar het NFI onderzoek heeft gedaan. Uit dit onderzoek blijkt dat de kans dat het DNA-profiel van de verdachte is, meer dan een 1 miljard keer waarschijnlijker is dan dat het van een willekeurig persoon is. Ofwel: het gevonden DNA kan aan de verdachte worden toegeschreven. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn DNA op het restant van het explosief kan zijn gekomen omdat hij mogelijk ooit eerder dat stuk vuurwerk kan hebben vastgehad toen anderen hem dat lieten zien. De rechtbank vindt deze algemene, uitermate vage en geenszins onderbouwde verklaring van de verdachte hoogst onwaarschijnlijk, zeker nu hij die verklaring pas voor het eerst ter terechtzitting opwerpt en deze ook niet verifieerbaar is.
De combinatie van de hiervoor genoemde bevindingen (er is een conflict tussen de verdachte en [naam01] , de verdachte stuurt dreigende berichten naar [naam01] , hij is enkele dagen voor de explosie op zoek naar een manier om “een deur eruit te krijgen” en zijn DNA is aangetroffen op een restant van het explosief) komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het laten ontploffen van het explosief bij de woning aan de [adres03] .
Welke rol verdachte?
Dan resteert de vraag in welke mate de verdachte betrokken is geweest bij de explosie. Uit de door de verdachte aan [naam01] gestuurde berichten blijkt al dat de verdachte [naam01] dreigde iets aan te doen. Aan deze dreiging is ook daadwerkelijk uitvoering gegeven. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen in hoeverre de verdachte het plan heeft bedacht en in welke mate hij op 11 oktober 2022 bij de feitelijke uitvoering daarvan betrokken is geweest, staat wel vast dat hij – in de context van het hiervoor omschreven conflict en de concrete bedreigingen – naspeuringen heeft gedaan naar de wijze waarop “een deur eruit gekregen kon worden”, hoe een dergelijk explosief gebouwd moest worden en vervolgens in ieder geval het explosief heeft geregeld en dat ook daadwerkelijk in handen heeft gehad. Daarmee heeft hij al een zodanig wezenlijke bijdrage aan het feit geleverd dat van medeplegen gesproken kan worden.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op het hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 oktober 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief, te weten zwaar knalvuurwerk met daaraan twee (aan elkaar vastgeplakte) flessen wasbenzine, bij de voordeur van een woning gelegen aan de [adres03] , te bevestigen, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht,
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor die voordeur en de woning en in die woning aanwezige goederen, te duchten was
- terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in die woning, te weten [naam01] en [naam03] te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een explosie teweeggebracht door een cobra vast te tapen aan flessen wasbenzine en die voor een voordeur tot ontploffing te brengen. De reden hiervan lijkt te zijn gelegen in een conflict tussen hem en de ex-vriend van zijn vriendin. De explosie vond midden in een woonwijk in Rotterdam plaats. Er is momenteel een enorme toename te zien in het aantal explosies in woonwijken. Door dit soort explosies worden niet alleen bij de aanwezigen in die woning, en de overige bewoners in de straat en de betreffende woonwijk, maar ook in Rotterdam en Nederland, grote gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. Dit is ook door aangeefster ter zitting indringend naar voren gebracht; de in huis aanwezige jonge kinderen durfden de eerste dagen niet meer in hun eigen huis te slapen en hebben nog steeds last van de explosie. Tegen dergelijk handelen moet daarom streng worden opgetreden. Dat bij deze explosie niemand gewond is geraakt is enkel en alleen te danken aan het feit dat er uiteindelijk (nog) niemand in de hal van de woning aanwezig was en de flessen wasbenzine niet volledig zijn ontploft. Als de explosie had plaatsgevonden zoals kennelijk door de verdachte gewild, zou dat heel anders zijn geweest. Wel heeft de ontploffing schade veroorzaakt aan diverse woningen en auto’s. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen Apple iPhone 12 zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan.

9..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.643,79 aan materiële schade en een vergoeding van € 1.250,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de vordering (na toelichting van de benadeelde partij ter terechtzitting) geheel dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat de benadeelde partij in verband met het beroep op vrijspraak niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In het geval van een veroordeling refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de kosten van de krukken en immateriële schade. Ten aanzien van de ruit, scooter en opvangkosten is aangevoerd dat niet gebleken is dat de gestelde schade is geleden noch dat deze zijn onderbouwd.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht en de vordering – na toelichting ter terechtzitting – genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, grotendeels worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de schade aan scooter, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd omdat uit het dossier noch uit de factuur niet kan worden afgeleid dat sprake is geweest van schade aan de scooter en, zo dit wel het geval was, welke schade dit zou hebben betroffen. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 oktober 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.173,79, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit: Apple IPhone 12;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 2.173,79 (zegge: tweeduizendhonderddrieënzeventig euro en negenenzeventig eurocent), bestaande uit
€ 923,79 aan materiële schade en € 1.250,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 2.173,79 (zegge: tweeduizendhonderddrieënzeventig euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.173,79 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
31 (eenendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van de Klashorst, voorzitter, en mrs. C.G. van de Grampel en K.Th. van Barneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 oktober 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief, te weten zwaar knalvuurwerk met daaraan twee (aan elkaar vastgeplakte) flessen wasbenzine, althans brandbare vloeistof, bij de (voor)deur van een woning gelegen aan de
[adres03] , te bevestigen/te plakken, althans in de dichte nabijheid van/voor die woning te plaatsen en aan te steken, waardoor dit explosief tot ontploffing is gebracht,
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (voor)deur en/of de woning en/of in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was en/of
- terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezigen in die woning, te weten [naam01] en/of [naam03] en/of familieleden van die [naam01] die zich in de woning bevonden, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )