ECLI:NL:RBROT:2023:3816

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
FT EA 22/943 en FT EA 22/944
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord en saneringskrediet in faillissementsprocedure

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarin verzoekster een verzoek tot dwangakkoord heeft ingediend. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 28 oktober 2022 een verzoek ingediend om een drietal schuldeisers, waaronder Zalando en Otto, te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. Deze regeling houdt in dat verzoekster 7,25% van haar totale schuldenlast van € 23.234,36 aan haar schuldeisers zal betalen. Tijdens de zitting op 18 januari 2023 is vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, negentien van de twintig, akkoord ging met de regeling, met uitzondering van Sarenza, die een vordering van € 142,81 had en niet op de zitting verscheen.

De rechtbank heeft beoordeeld of Sarenza in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Sarenza slechts 0,6% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. Bovendien is het voorstel goed gedocumenteerd en getoetst door een onafhankelijke partij, de Gemeente Nissewaard. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van Sarenza.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en Sarenza bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Sarenza werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoekster niet door een advocaat werd bijgestaan. De rechtbank heeft tevens bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] en [nummer02]
uitspraakdatum: 25 januari 2023
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 28 oktober 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • Otto B.V., in behandeling bij LAVG (hierna: Otto);
  • Zalando, in behandeling bij Van Lith Gerechtsdeurwaarders (hierna: Zalando);
  • Sarenza;
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Zalando heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 6 december 2022, aan schuldhulpverlening te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Schuldhulpverlening heeft de rechtbank hiervan op de hoogte gesteld per
e-mail van 29 december 2022. Daarbij is gebleken dat de vordering van de Otto dubbel in de schuldenlijst stond. LAVG was al voor één dossiernummer akkoord, maar de andere niet. Bij navraag bleek dat het om dezelfde vordering gaat. De Otto is in het verzoekschrift derhalve ten onrechte aangemerkt als weigerende schuldeiser. Het verzoek ten aanzien van Otto en Zalando wordt daarom als ingetrokken beschouwd.
Ter zitting van 18 januari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam01] , mevrouw [naam02] en mevrouw [naam03] , allen werkzaam bij de Gemeente Nissewaard (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw A. van de Zijde, werkzaam bij Bilancio Budget (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift twintig schuldeisers, met vijfentwintig concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van
€ 23.234,36 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 9 december 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,25% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft ter zitting een verklaring van de psycholoog van 16 januari 2023 overgelegd waaruit volgt dat zij vanaf 27 oktober 2020 tot heden in behandeling is. Daarnaast heeft verzoekster verklaard dat zij op 17 januari jl. een gesprek heeft gehad met de werkadviseur. Hij heeft vervolgens een verzoek ingediend voor tijdelijke ontheffing van de sollicitatieplicht voor de periode
2 januari 2023 t/m 1 januari 2024. Dit is onderbouwd met een e-mail van de werkadviseur waarin dit vermeld wordt. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Negentien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Sarenza stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 142,81 op verzoekster, welke 0,6% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Sarenza heeft gedurende het minnelijk traject niet gereageerd op de aangeboden regeling.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Sarenza ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Sarenza bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Sarenza in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Sarenza een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 0,6%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negentien van de twintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Gemeente Nissewaard. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster staat sinds 27 oktober 2020 tot heden onder behandeling bij Antes. Daarnaast heeft de werkadviseur geadviseerd om verzoekster vrij te stellen van de inspanningsplicht tot en met 1 januari 2024 op basis van medische gronden. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat het verlenen van de vrijstelling na het advies slechts een formaliteit betreft. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verzoekster tot 1 januari 2024 vrijgesteld zal worden van de inspanningsplicht. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Sarenza, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Sarenza te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Sarenza zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Sarenza om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Sarenza in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.