ECLI:NL:RBROT:2023:3815

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
FT EA 22/1100 en FT EA 22/1101
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek dwangakkoord in faillissementsprocedure met betrekking tot schuldregeling

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarin verzoekster, die momenteel een Ziektewet-uitkering ontvangt, een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord heeft ingediend. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 4,95% aan de preferente schuldeisers en 2,47% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. Van de achtentwintig schuldeisers hebben zevenentwintig ingestemd met de regeling, maar één schuldeiser, [naam01], heeft geweigerd. Deze schuldeiser heeft een vordering van € 8.764,75, wat 4,4% van de totale schuldenlast van € 200.760,40 vertegenwoordigt.

Tijdens de zitting op 18 januari 2023 is de weigerende schuldeiser niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de belangen van de schuldeiser afgewogen tegen die van verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank concludeert dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar huidige financiële situatie en de verwachting dat zij in de toekomst weer kan gaan werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de regeling goed gedocumenteerd is en dat de meerderheid van de schuldeisers ermee heeft ingestemd.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om het verzoek van verzoekster toe te wijzen en heeft [naam01] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is [naam01] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] en [nummer02]
uitspraakdatum: 25 januari 2023
in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [plaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 7 december 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Mevrouw [naam01] , in behandeling bij Rijnland Gerechtsdeurwaarders & Incasso (hierna: [naam01] );
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 18 januari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [naam02] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift achtentwintig schuldeisers, waarvan één preferente en zevenentwintig concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 200.760,40 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 13 september 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,95% aan de preferente schuldeisers en 2,47% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Ziektewet-uitkering. Daarnaast heeft verzoekster de afgelopen 1,5 jaar een bedrag van ruim € 5.100,00 gespaard als extra inleg voor de schuldregeling. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij versleten schouders heeft. Ze wordt hier wel voor behandeld en loopt ook bij de fysiotherapeut. Verzoekster wil graag weer aan het werk. Zodra dit mogelijk is, zal een hoger inkomen leiden tot een hogere afloscapaciteit. De aangeboden regeling voorziet namelijk in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Zevenentwintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [naam01] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 8.764,75 op verzoekster, welke 4,4% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [naam01] te kennen gegeven niet akkoord te gaan met de aangeboden regeling. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [naam01] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam01] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam01] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [naam01] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 4,4%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk zevenentwintig van de achtentwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster ontvangt een Ziektewet-uitkering. Verzoekster heeft versleten schouders en wordt hiervoor behandeld. Zij loopt ook bij een fysiotherapeut. Zodra zij hiertoe in staat is, zal verzoekster weer op zoek gaan naar een baan. Namens verzoekster is een prognose akkoord aangeboden. Dit houdt in dat, indien verzoekster meer inkomen zal genereren, dit ten goede zal komen aan de schuldeisers.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [naam01] , die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [naam01] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[naam01] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [naam01] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [naam01] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.