In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 23 maart 2023, is de procedure gestart door verzoeker en verzoekster, die gezamenlijk gezag hebben over hun minderjarige kind. De moeder verzoekt om eenhoofdig gezag over de minderjarige, terwijl de vader, die in Groot-Brittannië woont, niet op de mondelinge behandeling is verschenen en zich niet verzet tegen het verzoek. De rechtbank oordeelt dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland ligt, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. De rechtbank concludeert dat het gezamenlijk gezag beëindigd kan worden, omdat de vader niet betrokken is bij de opvoeding en verzorging van de minderjarige. De rechtbank wijst het verzoek voor eenhoofdig gezag toe aan de moeder, met het oog op de stiefouderadoptie door verzoeker.
Daarnaast wordt het verzoek tot stiefouderadoptie toegewezen, omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan. De moeder heeft toestemming gegeven voor de adoptie, en de minderjarige is op de hoogte van de situatie. De rechtbank stelt vast dat de adoptie in het belang van de minderjarige is, aangezien verzoeker de rol van vader vervult en de biologische vader geen actieve rol speelt in het leven van de minderjarige. De rechtbank gelast ook de ambtenaar van de burgerlijke stand om een latere vermelding van de stiefouderadoptie aan de geboorteakte van de minderjarige toe te voegen.
De beschikking eindigt met de beslissing dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd, het gezag voortaan aan de moeder toekomt, en de adoptie van de minderjarige door verzoeker wordt uitgesproken. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.