In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door twee verzoekers. De verzoekers hebben een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, waarbij zij een betaling van 5,06% aan de preferente schuldeisers en 2,53% aan de concurrente schuldeisers hebben voorgesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 januari 2023, waarbij één van de schuldeisers, [schuldeiser 2], niet akkoord ging met de aangeboden regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in totaal € 64.575,82 aan schulden hebben, waarvan een aanzienlijk deel in handen is van [schuldeiser 2].
De rechtbank heeft overwogen dat de verzoekers onvoldoende hebben aangetoond dat zij niet in staat zijn om een hogere uitkering aan hun schuldeisers te bieden. Verzoekster heeft geen inkomen uit arbeid en heeft medische klachten, maar er zijn geen medische stukken overgelegd die haar arbeidsongeschiktheid bevestigen. De rechtbank concludeert dat de belangen van [schuldeiser 2] zwaarder wegen dan die van de verzoekers, omdat de aangeboden regeling niet in overeenstemming is met de belangen van alle schuldeisers. De rechtbank heeft daarom het verzoek om [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.